Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/710341-13 (P)
Uitspraakdatum: 19 augustus 2014
Tegenspraak (ex art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Kroatië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd uit anderen hoofde in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard Alkmaar, locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser en van wat verdachte’s raadsman, mr. M. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren heeft gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 8 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmede rijdende over de weg, het fietspad van de Lange Nieuwstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende over genoemde fietspad (in oostelijke richting [rijrichting Plein 1945])
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
- met een snelheid van ongeveer 45 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 25 kilometer per uur en/of
- in of nabij een in dat fietspad gelegen flauwe bocht en/of
- het gedeelte van dat fietspad bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gevolgd en/of niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of
- niet voldoende heeft gelet op en/of niet voldoende rekening heeft gehouden met het overige op dat fietspad rijdende verkeer en/of
- in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op dat fietspad (in westelijke richting [rijrichting Marktplein]) rijdend en hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (snorfiets), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) breuk van haar linkerpols, heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, als bestuurder van een voertuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg, het fietspad van de Lange Nieuwstraat,(in oostelijke richting [rijrichting Plein 1945]),
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
- met een snelheid van ongeveer 45 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 25 kilometer per uur en/of
- in of nabij een in dat fietspad gelegen flauwe bocht en/of
- het gedeelte van dat fietspad bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gevolgd en/of niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of
- niet voldoende heeft gelet op en/of niet voldoende rekening heeft gehouden met het overige op dat fietspad rijdende verkeer en/of
- in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op dat fietspad (in westelijke richting [rijrichting Marktplein]) rijdend en hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (snorfiets), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zeer onvoorzichtige verkeersgedrag.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft algehele vrijspraak van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 8 maart 2013 rijdt verdachte op een snorfiets over het fietspad op de Lange Nieuwstraat te IJmuiden in de richting van de Zeeweg.Verdachte is niet in bezit van een rijbewijs voor deze categorie motorrijtuigen.Achterop de snorfiets zit getuige [getuige 1], die eigenaar is van de snorfiets. Als verdachte in de flauwe bocht ongeveer ter hoogte van Sterk schoenmode rijdt, kijkt hij naar een groepje jongens dat bij Sterk schoenmode staat. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] maken deel uit van dat groepje en hebben vrij zicht op de weg waarop verdachte rijdt. Zij zien dat verdachte op dat moment op de weghelft reed voor het verkeer uit tegenovergestelde richting en schatten dat hij daarbij tussen de 45 en 50 kilometer per uur reed.Verdachte komt vervolgens in frontale aanrijding met benadeelde [slachtoffer], die in de flauwe bocht uit de richting van de Zeeweg reed.De scooters hebben beide schade aan de voorzijde en die van verdachte tevens aan de rechter zijkant en die van benadeelde [slachtoffer] tevens aan de linker zijkant.Benadeelde [slachtoffer] heeft aan de val een gecompliceerde breuk in haar linkerpols overgehouden, waaraan zij in het ziekenhuis is geopereerd en daar een nacht ter observatie heeft moeten verblijven. Na ontslag uit het ziekenhuis heeft zij tien dagen rust moeten houden tot de volgende controle in het ziekenhuis en kon zij niet naar school.Benadeelde [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval fysiotherapie moeten volgen. Zij heeft lichte restklachten overgehouden in de vorm van stijfheid en lichte pijn in haar linkerpols.
3.4. Bewijsoverweging
Door en namens verdachte is bepleit, dat er geen sprake is geweest van roekeloos, dan wel zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag van de zijde van verdachte. Ter onderbouwing heeft de raadsman ter terechtzitting aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte harder reed dan 25 kilometer per uur, nu de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] haaks staan op de verklaringen van verdachte zelf en getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van VerkeersOngevalsAnalyse hierover geen uitsluitsel biedt, omdat de scooter niet meer gestart kon worden. Voorts staat niet vast dat verdachte de verkeerde weghelft heeft gevolgd, maar slechts dat hij er voor een kort ogenblik op is terecht gekomen, op het moment dat hij de flauwe bocht in reed.
De rechtbank overweegt omtrent deze visie nog als volgt.
De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] waren niet zelf betrokken bij het ongeval en hadden ten tijde van de botsing vrij zicht op beide snorfietsen. Hetzelfde heeft niet te gelden voor verdachte en getuige [getuige 1]. Zowel getuige [getuige 2] als getuige [getuige 3] schatten dat verdachte circa 45 à 50 kilometer per uur reed. De rechtbank neemt dienaangaande in aanmerking dat zij weliswaar geen getraind oog hebben om een exacte inschatting van de snelheid te kunnen maken en dus een snelheid kunnen hebben ingeschat die iets boven of onder de werkelijk gereden snelheid ligt, maar nu hun inschatting ongeveer het dubbele bedraagt van de toegestane maximum snelheid voor een snorfiets, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een hogere dan de voor een snorfiets toegestane maximum snelheid van 25 kilometer per uur heeft gereden.
Voor wat betreft het rijden op de weghelft bedoeld voor het verkeer in de tegenovergestelde richting, overweegt de rechtbank dat de term ‘gevolgd’ in het onderdeel van de tenlastelegging “het gedeelte van dat fietspad bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gevolgd”, niet vereist dat dit een geruime tijd voortduurt of dat daarvan reeds sprake was vóórdat verdachte in de flauwe bocht reed. Op basis van de onder 3.3. geschetste redengevende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte in de flauwe bocht naar een groepje jongens keek, niet op de weg lette en in die bocht op de verkeerde weghelft terecht kwam - en derhalve “het gedeelte van dat fietspad bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gevolgd” - waar een frontale aanrijding met de daar rijdende benadeelde [slachtoffer] plaatsvond.
Deze gedragingen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank komt tot de volgende bewezenverklaring.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 8 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), daarmede rijdende over de weg, het fietspad van de Lange Nieuwstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, rijdende over genoemde fietspad (in oostelijke richting [rijrichting Plein 1945])
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en
- met een hogere snelheid dan de voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 25 kilometer per uur en
- in of nabij een in dat fietspad gelegen flauwe bocht en
- het gedeelte van dat fietspad bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gevolgd en niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en
- niet voldoende heeft gelet op en niet voldoende rekening heeft gehouden met het overige op dat fietspad rijdende verkeer en
- in botsing of aanrijding is gekomen met een hem, verdachte, op dat fietspad (in westelijke richting [rijrichting Marktplein]) rijdend en hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (snorfiets), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) breuk van haar linkerpols, heeft bekomen.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
6.3. Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door zijn zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag – zonder rijbewijs een snorfiets besturend en daarmee met een hogere dan de toegestane snelheid de verkeerde weghelft berijdend – een ongeluk veroorzaakt waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Blijkens brieven van een traumatoloog, verzekeringsarts en fysiotherapeut heeft de benadeelde veel last gehad van de gecompliceerde breuk in haar linkerpols: tijdens de operatie is de breuk gezet met een plaatje en na de operatie heeft zij fysiotherapie moeten volgen, waarna zij nog altijd lichte restklachten heeft overgehouden als stijfheid en lichte pijn, bijvoorbeeld tijdens paardrijden, een sport waarin zij voorheen – blijkens het door haar ingevulde voegingsformulier – wedstrijden reed. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of hij het laakbare van zijn handelswijze (inmiddels) inziet.
Ten gunste van verdachte neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 juni 2014, niet eerder ter zake van bij de Wegenverkeerswet strafbaar gestelde feiten is veroordeeld. Daarnaast houdt
de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat hierin, alsmede in hetgeen volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
6.4. Bijkomende straf
Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van negentig (90) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijfenveertig (45) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Beckers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2014.
Mr. Ten Voorde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.