ECLI:NL:RBNHO:2014:844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
15/801179-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne op Schiphol met bewijsoverwegingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in België en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 14 oktober 2013 op Schiphol aangehouden met een koffer die ongeveer 14.946,2 gram cocaïne bevatte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [koerier 1]. De verdachte had samen met [koerier 1] een reis naar de Dominicaanse Republiek gemaakt, waarbij verdachte de kosten voor de reis en het verblijf had betaald. Tijdens de terugreis op 14 oktober 2013 werd de verdachte samen met [koerier 1] en [koerier 2] op Schiphol aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd en dat hij verantwoordelijk was voor de inhoud van de koffer, aangezien hij deze zelf meebracht.

De rechtbank achtte het medeplegen met [koerier 2] niet bewezen, maar concludeerde dat er wel sprake was van medeplegen met [koerier 1]. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de eerdere veroordeling van de verdachte in België voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte dat de invoer van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte zich opnieuw had schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801179-13 (P)
Uitspraakdatum: 29 januari 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (België);
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van Luyck, advocaat te Haarlem, en gedurende haar afwezigheid mr. T.H. Kapinga, eveneens advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 29.819,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat enkel het medeplegen tussen verdachte en medeverdachte
[koerier 1] (hierna ook: [koerier 1]) bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [koerier 2] (hierna ook: [koerier 2]) gericht op de invoer van cocaïne, derhalve kan verdachte enkel verantwoordelijk worden gehouden voor de invoer van de in verdachtes koffer aangetroffen 14.946,2 gram cocaïne.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [koerier 2] en [koerier 1], zodat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 26 september 2013 gaan verdachte en medeverdachte [koerier 1] samen naar het [reisbureau]. Hier koopt verdachte een vliegticket voor zichzelf en [koerier 1] van Schiphol naar Punta Cana in de Dominicaanse Republiek met als vertrekdatum 29 september 2013 en terugvlucht op 6 oktober 2013. Tevens boekt verdachte de hotelovernachtingen voor [koerier 1] en zichzelf voor hun verblijf in Punta Cana. Hij betaalt voor deze reis in totaal € 3058,50. Dit bedrag rekent hij contant af. [2] Verdachte heeft geen werk of een uitkering. [3] [koerier 1] heeft ongeveer zes maanden geen baan meer, ontvangt geen uitkering en heeft schulden. [4] Dit terwijl verdachte en [koerier 1] in april-mei 2013 ook samen in Peru zijn geweest. [5]
Op 29 september 2013 worden verdachte en [koerier 1] door een vriendin van verdachte naar de luchthaven Schiphol gebracht. De kleding van verdachte bevindt zich in de koffer van [koerier 1]. Samen vliegen zij naar de Dominicaanse Republiek en zij verblijven daar een week in een hotel. Als verdachte en [koerier 1] op 6 oktober 2013 op het vliegveld van Punta Cana zijn om terug te vliegen naar Amsterdam, komen zij medeverdachte [koerier 2] tegen. [koerier 2] heeft problemen met zijn ticket en verdachte vraagt aan [koerier 1] om [koerier 2] te helpen. Hierop helpt [koerier 1] [koerier 2] met het verlengen van zijn ticket. Vervolgens vertelt verdachte aan [koerier 1] dat zij een week langer zullen blijven. Hierop worden de vliegtickets van verdachte en [koerier 1] veranderd, de datum van de retourvlucht naar Schiphol wordt nu 13 oktober 2013. De hierop volgende week verblijven [koerier 2], [koerier 1] en verdachte samen in een hotel. [6] Op 13 oktober 2013 vliegen [koerier 2], [koerier 1] en verdachte vanaf Punta Cana terug naar Amsterdam. Zij zitten naast elkaar in het vliegtuig. De kleding van verdachte zit wederom bij [koerier 1] in de koffer. [7] Op 14 oktober 2013 landen zij omstreeks 9:40 uur met vlucht OR342 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Zowel verdachte, als [koerier 2], is in het bezit van een rolkoffer. Nadat [koerier 1] de controleplaats D53 heeft verlaten, loopt hij middels de loopband richting D49. Hierbij maakt hij kort contact met [koerier 2] en vindt er een kort gesprek plaats tussen [koerier 1] en [koerier 2]. Na dit gesprek loopt [koerier 1] door en blijft [koerier 2] op de rolband staan. Vervolgens voeren verdachte en [koerier 2] een gesprek en lopen door richting D2. Ook [koerier 1] loopt richting de D pier en maakt ondertussen veelvuldig gebruik van zijn telefoon. [koerier 1] loopt de trap af en wordt uiteindelijk bij de paspoortcontrole aangehouden. Verdachte, die zich inmiddels aan de kop van de D pier bevindt, vraagt aan een medewerker waar de Mac Donalds zit. Hierop lopen [koerier 2] en verdachte met een tussenafstand van enkele meters naar de Mac Donalds en nemen plaats, op houten bankjes nabij het terras van Mac Donalds. Verdachte zit op een houten bankje een rij voor [koerier 2]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maken oogcontact met [koerier 2] en verdachte, waarop deze laatste twee opstaan en achter [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanlopen. Verdachte loopt een toiletgroep in, gevolgd door [koerier 2] en vervolgens [medeverdachte 1]. In de toiletgroep maken [medeverdachte 1] en verdachte gebruik van naastgelegen urinoirs en voeren daar een gesprek met elkaar. Vervolgens voeren verdachte en [koerier 2] een gesprek in de toiletruimte. Na dit gesprek verlaten de drie mannen de toiletgroep. Verdachte wordt uiteindelijk in bagagehal 2 aangehouden. [8] De inhoud van de rolkoffer van verdachte is onderzocht. In totaal worden hierin vijftien pakketten aangetroffen. Na verwijdering van de verpakkingslagen treffen verbalisanten in alle pakketten een witte stof aan. Het totale nettogewicht van de aangetroffen stof bedraagt circa 14.946,2 gram. Van de aangetroffen stof zijn vijftien representatieve monsters genomen en deze monsters zijn ter analyse overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam, [9] waar is geconcludeerd dat het ingezonden onderzoeksmateriaal cocaïne bevat. [10] Ook in de rolkoffer van [koerier 2] worden vijftien pakketten met cocaïne aangetroffen. [11]
Na zijn aanhouding zijn bij verdachte vliegtickets aangetroffen voor verdachte zelf en ook voor [koerier 1] voor de vlucht van Amsterdam naar Punta Cana op 29 september 2013 alsmede voor de (oorspronkelijke) terugvlucht op 6 oktober 2013. [12] Daarnaast is onder verdachte een Blackberry telefoon in beslag genomen. [13] Uit nader onderzoek aan deze telefoon is gebleken dat met deze telefoon op 6 oktober 2013 de volgende conversatie is gevoerd met contactpersoon “Leootje”:
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:31 uur: “Bro Holaaaa Sorry voor het storen maatje…maar we moeten nog langer blijven”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:44 uur: “Hey Wat bedoel je?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:49 uur : “Ja heb. Net telefoon geregen voor 1 week langer te blijven”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:45 uur: “Van die mensen?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:49 uur: “Ja maat”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:45 uur: “Ok en hoe gaan ze dat regelen Hotel etc Ticket Geld?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:50 uur: “Ik moet dan straks zien om dat te wisselen maat Zij betalen alles” [14]
Onder [koerier 1] zijn vijf mobiele telefoons in beslag genomen. Uit nader onderzoek van één van deze telefoons, een Samsung GT-I9300, blijkt dat met deze telefoon op 13 oktober 2013 de volgende berichten zijn gewisseld met contactpersoon “Leo Duck”:
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 14:27 uur: “Stuur me je vluchtnr”
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 14:27 uur: “En tijd dat je aankomt”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 16:36 uur: “Vliegnummer …342 en landen maandag om 11.20.”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 18:23 uur: “Hoi maat… Dat ik mijn koffer moet achterlaten is ok. Maar ik laat niet mijn handbagage achter…. Daar was niet over gepraat…Laat dat even weten maat.”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 18:24 uur: “Wij hebben 1 handbagage ik samen met martin.”
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 18:29 uur: “Je moet zeggen dat als ze het zo doen dat ze dan ook eerlijk zijn en die 15 geven zoals bij iedereen he.”
In de hiervoor genoemde Samsung telefoon van [koerier 1] is voorts een foto aangetroffen van [koerier 1] samen met verdachte en een foto met daarop [koerier 2] met twee rolkoffers die door leden van het onderzoeksteam worden herkend als de rolkoffers waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. [15]
Onder medeverdachte [medeverdachte 1] zijn vijf telefoons in beslaggenomen. In de Blackberry 9360 curve die hij bij zich had is een foto aangetroffen van verdachte en een foto van [koerier 1]. [16]
[koerier 1] heeft 120 euro meegenomen en heeft verder niets hoeven te betalen in de Dominicaanse Republiek. [17]
3.4. Bewijsoverweging
Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk ongeveer 14.946,2 gram cocaïne binnen het Nederlands grondgebied heeft gebracht. Verdachte was bij zijn aankomst op Schiphol immers in het bezit van een koffer met genoemde hoeveelheid cocaïne. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een passagier die per vliegtuig een koffer met zich voert, met de inhoud daarvan bekend is en voor die inhoud ook verantwoordelijk is. Van dat uitgangspunt moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt dat die passagier met die inhoud niet bekend was en daarmee niet bekend had behoren te zijn. Verdachte heeft geen informatie willen geven met betrekking tot deze koffer. Zo heeft verdachte niet willen verklaren op welke manier hij aan die koffer is gekomen. Verdachte heeft dan ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij niet bekend was met de inhoud van de koffer, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om van genoemd uitgangspunt af te wijken en zij ervan uitgaat dat verdachte wist dat zich in de koffer genoemde hoeveelheid cocaïne bevond.
Medeplegen verdachte en medeverdachte [koerier 2]
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat het medeplegen van verdachte met medeverdachte [koerier 2] van de opzettelijke invoer van cocaïne niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte kan derhalve niet (mede)verantwoordelijk worden gehouden voor de in de koffer van [koerier 2] aangetroffen hoeveelheid cocaïne.
Medeplegen verdachte en medeverdachte [koerier 1]
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [koerier 1], zodat het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen kan worden. De reden dat medeverdachte [koerier 1] meeging op deze reis, was dat [koerier 1] de Spaanse taal spreekt en hij verdachte kon helpen als deze problemen zou krijgen bij de douane. [koerier 1] was niet op de hoogte van het feit dat verdachte cocaïne in zijn koffer meevoerde, aldus de raadsvrouw. Concluderend heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [koerier 1]. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van de hierna te noemen feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, worden geconcludeerd. Verdachte en [koerier 1] zijn in april-mei 2013 samen in Peru geweest. Een half jaar daarna, eind september 2013, is verdachte samen met [koerier 1] afgereisd naar de Dominicaanse Republiek, waarbij verdachte de kosten van het ticket en de hotelkosten van zichzelf en [koerier 1] contant heeft betaald. [koerier 1] heeft zijn gehele vakantie in Dominicaanse Republiek niets hoeven te betalen, afgezien van een bedrag van 120 euro. Verdachte heeft geen werk of andere inkomsten. [koerier 1] heeft geen werk of andere inkomsten en heeft schulden. Op 6 oktober 2013, de oorspronkelijke datum van de retourvlucht, heeft verdachte op het vliegveld tegen [koerier 1] gezegd dat ze een week langer zouden blijven en is hun verblijf op de Dominicaanse Republiek met een week verlengd. Op 13 oktober 2013 zijn verdachte, [koerier 1] en [koerier 2] samen teruggereisd. Net als op de heenreis bevond de kleding van verdachte zich op de terugreis in de koffer van [koerier 1]. In tegenstelling tot de heenreis beschikte verdachte nu over handbagage, meer in het bijzonder de koffer met cocaïne. In het vliegtuig zaten verdachte, [koerier 1] (en [koerier 2]) naast elkaar. Hoewel [koerier 1] samenreisde met verdachte houdt hij na aankomst op de luchthaven Schiphol enige afstand van verdachte die in het bezit is van de rolkoffer met cocaïne. De rechtbank gaat ervan uit dat de Nederlandstalige berichten die op 13 oktober 2013 met de telefoon van [koerier 1] zijn verstuurd door verdachte zijn verstuurd. In een van deze berichten wordt gesproken over “Wij hebben 1 handbagage ik samen met martin”. Daarnaast is in de telefoon van [koerier 1] een foto aangetroffen met daarop [koerier 2] met de twee rolkoffers waarin de cocaïne is aangetroffen. Tenslotte worden in een telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] een soortgelijke foto van verdachte, als van [koerier 1] aangetroffen. Op grond van al deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat [koerier 1] wist dat verdachte cocaïne in zijn rolkoffer mee naar Nederland vervoerde en dat tussen verdachte en [koerier 1] een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan, die erop gericht is geweest gezamenlijk cocaïne naar Nederland te smokkelen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) maanden met aftrek van het ondergane voorarrest.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 14.946,2 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het Europees Criminal Records Informatie Systeem, op 2 november 2011 door de Correctionele Rechtbank te Tongeren (België) is veroordeeld in verband met verdovende middelen. Verdachte heeft hiervoor een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar gehad. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw bezig te houden met verdovende middelen.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierenvijftig (54) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. M.I. Bloch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2014.
Mr. Bloch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 44 e.v. en het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden van verdachte [verdachte] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 335 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 52.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 98 en 99.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 en proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden verdachte [verdachte], dossierpagina 335.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 e.v en proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden verdachte [koerier 1] d.d. 17 oktober 2013, dossierpagina 403-404 en 414.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 e.v.
8.Het proces-verbaal d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina 306 e.v.
9.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van verdachte [verdachte] d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina 316 e.v.
10.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van verdachte [verdachte] d.d. 23 oktober 2013 met laboratoriumnummer 12795 X 13, los in dossier opgenomen.
11.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen terzake verdachte [koerier 2] d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina’s 372 e.v. en het schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium Amsterdam terzake verdachte [koerier 2] d.d. 23 oktober 2013, met laboratoriumnummer 12796 X 13, los in dossier opgenomen.
12.Het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden van verdachte [verdachte] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 335 e.v.
13.Het proces-verbaal van onderzoek kleding verdachte [verdachte] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 315 e.v.
14.Het proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 742 e.v.
15.Het proces-verbaal analyse telecom verdachte [koerier 1] d.d. 20 oktober 2013, dossierpagina 790 e.v.
16.Het proces-verbaal analyse telecom verdachte [medeverdachte 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 813 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 102.