ECLI:NL:RBNHO:2014:8433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
14/117 en 96/233553-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Openbaar Ministerie tot inhouding van rijbewijs op basis van Wegenverkeerswet 1994

Op 22 januari 2014 is er een klaagschrift ingediend door mr. J.M. van Dam, advocaat, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Dit klaagschrift betreft de invordering van het rijbewijs van de klager door de Koninklijke Marechaussee, district Schiphol. De invordering vond plaats op basis van de verdenking dat de klager, als bestuurder van een personenauto, op 20 december 2013 te Schiphol geen gevolg heeft gegeven aan een bevel tot medewerking aan een ademanalyse, zoals voorgeschreven in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank heeft op 30 januari 2014 in raadkamer de zaak behandeld. Klager was aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, was ook aanwezig. De officier van justitie concludeerde tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen ernstig vermoeden bestaat dat klager opnieuw een strafbaar feit zal begaan, en dat de officier van justitie daarom niet bevoegd is om het rijbewijs langer onder zich te houden.

De rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager. De rechtbank merkte op dat de politierechter, die later over de strafzaak oordeelt, alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan opleggen voor een langere duur dan de tijd dat het rijbewijs thans is ingevorderd. Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Grosheide, rechter, in tegenwoordigheid van A.B. van Velzen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 14/117
Parketnummer: 96/233553-13
Uitspraakdatum: 30 januari 2014
beschikking (art. 164 WVW 1994)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 22 januari 2014 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een door mr. J.M. van Dam, advocaat, ingediend klaagschrift, gedateerd 22 januari 2014, van:
[klager], klager,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van mr. Van Dam, voornoemd,
tegen de invordering door de Koninklijke Marechaussee, district Schiphol en het vervolgens onder zich houden door de officier van justitie van het rijbewijs van klager voornoemd.
Op 30 januari 2014 is dit klaagschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.A. Hobbelink.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
De officier van justitie heeft, zakelijk weergegeven, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2. Beoordeling
De invordering heeft plaatsgevonden met inachtneming van de wettelijke voorschriften, nu jegens klager de verdenking bestaat, dat hij – zakelijk weergegeven – als degene tegen wie verdenking was gerezen (als bestuurder van een personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, op 20 december 2013 te Schiphol, geen gevolg heeft gegeven aan een hem gegeven bevel medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (ademanalyse).
Op grond van het bepaalde in artikel 164, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wet) is de officier van justitie bevoegd een op de voet van artikel 163, tweede lid, onder c, van de Wet onder zich te houden, wanneer op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan.
Nu aan het dossier noch de documentatie van klager een ernstig vermoeden kan worden ontleend, dat klager opnieuw een strafbaar feit als bedoeld in artikel 164, tweede en derde lid, van Wet zal begaan, is de rechtbank van oordeel, dat de officier van justitie niet bevoegd is het rijbewijs langer onder zich te houden.
Het klaagschrift dient dan ook gegrond te worden verklaard.
De rechtbank merkt hierbij op, dat de politierechter – later inhoudelijk over de strafzaak oordelend – ondanks deze voorlopige beslissing kan besluiten een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen van langere duur dan de tijd dat het rijbewijs thans ingevorderd en ingehouden is geweest.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, voornoemd.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Grosheide, rechter,
in tegenwoordigheid van A.B. van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.