ECLI:NL:RBNHO:2014:843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
15/801183-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in Duitsland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd samen met medeverdachten aangehouden op Schiphol na een reis naar de Dominicaanse Republiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [koerier 1]. De verdachte had samen met [koerier 1] een reis naar de Dominicaanse Republiek gemaakt, waarbij [koerier 1] de kosten voor de verdachte had betaald. Tijdens de terugreis op 14 oktober 2013 werden de verdachte en zijn medeverdachten aangehouden, waarbij in de bagage van [koerier 1] een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne werd aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de invoer van cocaïne in Nederland, en dat hij wist dat [koerier 1] verdovende middelen vervoerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801183-13 (P)
Uitspraakdatum: 29 januari 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Duitsland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 29.819,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat enkel het medeplegen tussen verdachte en medeverdachte [koerier 1] (hierna ook: [koerier 1]) bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [koerier 2] (hierna ook: [koerier 2]) gericht op de invoer van cocaïne. Verdachte kan derhalve enkel verantwoordelijk worden gehouden voor de in de rolkoffer van [koerier 1] aangetroffen 14.946,2 kilogram cocaïne.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [koerier 2] en [koerier 1], zodat het tenlastegelegde medeplegen van de invoer van cocaïne niet bewezen kan worden.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 26 september 2013 gaan verdachte en [koerier 1] samen naar het [reisbureau]. Hier koopt [koerier 1] een ticket voor zichzelf en voor verdachte naar Punta Cana in de Dominicaanse Republiek met als vertrekdatum 29 september 2013 en terugvlucht op 6 oktober 2013. Tevens boekt [koerier 1] de hotelovernachtingen voor verdachte en zichzelf in Punta Cana. Hij betaalt voor deze reis in totaal € 3058,50. Dit bedrag rekent hij contant af. [2] [koerier 1] heeft geen werk of een uitkering. [3] Verdachte heeft ongeveer zes maanden geen baan meer, ontvangt geen uitkering en heeft schulden. [4] Dit terwijl [koerier 1] en verdachte in april-mei 2013 ook samen in Peru zijn geweest. [5]
Op 29 september 2013 worden [koerier 1] en verdachte door een vriendin van [koerier 1] naar de luchthaven Schiphol gebracht. De kleding van [koerier 1] bevindt zich in de koffer van verdachte. Samen vliegen zij naar de Dominicaanse Republiek en verblijven daar een week in een hotel. Als verdachte en [koerier 1] op 6 oktober 2013 op het vliegveld van Punta Cana zijn om terug te vliegen naar Amsterdam, komen zij medeverdachte [koerier 2] tegen. [koerier 2] heeft problemen met zijn ticket en [koerier 1] vraagt aan verdachte om [koerier 2] te helpen. Hierop helpt verdachte [koerier 2] met het verlengen van zijn ticket. Vervolgens vertelt [koerier 1] aan verdachte dat zij een week langer zullen blijven. Hierop worden de vliegtickets van verdachte en [koerier 1] veranderd, de datum van de retourvlucht naar Schiphol wordt nu 13 oktober 2013. De hierop volgende week verblijven [koerier 2], [koerier 1] en verdachte samen in een hotel. [6] Op 13 oktober 2013 voert [koerier 1] met de Samsung GT-I9300 van verdachte de volgende Whatsapp conversatie met contactpersoon “Leo Duck”:
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 14:27 uur: “Stuur me je vluchtnr”
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 14:27 uur: “En tijd dat je aankomt”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 16:36 uur: “Vliegnummer …342 en landen maandag om 11.20.”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 18:23 uur: “Hoi maat… Dat ik mijn koffer moet achterlaten is ok. Maar ik laat niet mijn handbagage achter…. Daar was niet over gepraat…Laat dat even weten maat.”
Verzonden op 13 oktober 2013 om 18:24 uur: “Wij hebben 1 handbagage ik samen met martin.”
Ontvangen op 13 oktober 2013 om 18:29 uur: “Je moet zeggen dat als ze het zo doen dat ze dan ook eerlijk zijn en die 15 geven zoals bij iedereen he.” [7]
Op 13 oktober 2013 vliegen [koerier 2], [koerier 1] en verdachte vanaf Punta Cana terug naar Amsterdam. Zij zitten naast elkaar in het vliegtuig. Zowel [koerier 1] als [koerier 2] is in het bezit van een rolkoffer. De kleding van [koerier 1] zit wederom bij verdachte in de koffer. [8] Op 14 oktober 2013 landen zij omstreeks 09:40 uur met vlucht OR342 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Nadat verdachte de controleplaats D53 heeft verlaten, loopt hij middels de loopband richting D49. Hierbij maakt hij kort contact met [koerier 2] en vindt er een kort gesprek plaats tussen verdachte en [koerier 2]. Na dit gesprek loopt verdachte door en blijft [koerier 2] op de rolband staan. Vervolgens voeren [koerier 1] en [koerier 2] een gesprek en lopen door richting D2. Ook verdachte loopt richting de D pier en maakt ondertussen veelvuldig gebruik van zijn telefoon. Verdachte loopt de trap af en wordt uiteindelijk bij de paspoortcontrole aangehouden. [koerier 1], die zich inmiddels aan de kop van de D pier bevindt, vraagt aan een medewerker waar de Mac Donalds zit. Hierop lopen [koerier 2] en [koerier 1] met een tussenafstand van enkele meters naar de Mac Donalds en nemen plaats, op houten bankjes nabij het terras van Mac Donalds. [koerier 1] zit op een houten bankje een rij voor [koerier 2]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maken oogcontact met [koerier 2] en [koerier 1], waarop deze laatste twee opstaan en achter [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanlopen. [koerier 1] loopt een toiletgroep in, gevolgd door [koerier 2] en vervolgens [medeverdachte 1]. In de toiletgroep maken [medeverdachte 1] en [koerier 1] gebruik van naastgelegen urinoirs en voeren daar een gesprek met elkaar. Vervolgens voeren [koerier 1] en [koerier 2] een gesprek in de toiletruimte. Na dit gesprek verlaten de drie mannen de toiletgroep. [koerier 1] wordt uiteindelijk in bagagehal 2 aangehouden. [9] De inhoud van de rolkoffer van [koerier 1] is nader onderzocht. In totaal worden hierin vijftien pakketten aangetroffen. Na verwijdering van de verpakkingslagen treffen verbalisanten in alle pakketten een witte stof aan. Het totale nettogewicht van de aangetroffen stof bedraagt circa 14.946,2 gram. Van de aangetroffen stof zijn vijftien representatieve monsters genomen en deze monsters zijn ter analyse overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam [10] , alwaar is geconcludeerd dat het ingezonden onderzoeksmateriaal cocaïne bevat. [11] Ook in de rolkoffer van [koerier 2] worden vijftien pakketten met cocaïne aangetroffen. [12]
Na zijn aanhouding zijn bij [koerier 1] vliegtickets aangetroffen voor [koerier 1] zelf en ook voor verdachte voor de vlucht van Amsterdam naar Punta Cana op 29 september 2013 alsmede voor de (oorspronkelijke) terugvlucht op 6 oktober 2013. [13] Daarnaast is onder [koerier 1] een Blackberry telefoon in beslag genomen. [14] Uit nader onderzoek aan deze telefoon is gebleken dat er met deze telefoon op 6 oktober 2013 de volgende conversatie is gevoerd met contactpersoon “Leootje”:
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:31 uur: “Bro Holaaaa Sorry voor het storen maatje…maar we moeten nog langer blijven”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:44 uur: “Hey Wat bedoel je?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:49 uur : “Ja heb. Net telefoon geregen voor 1 week langer te blijven”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:45 uur: “Van die mensen?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:49 uur: “Ja maat”
Ontvangen op 6 oktober 2013 om 00:45 uur: “Ok en hoe gaan ze dat regelen Hotel etc Ticket Geld?”
Verstuurd op 6 oktober 2013 om 00:50 uur: “Ik moet dan straks zien om dat te wisselen maat Zij betalen alles” [15]
Onder verdachte zijn vijf mobiele telefoons in beslag genomen. In de Samsung GT-I9300 telefoon van verdachte is een foto aangetroffen van verdachte samen met [koerier 1] en een foto met daarop [koerier 2] met twee rolkoffers die door leden van het onderzoeksteam worden herkend als de rolkoffers waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. [16]
Onder medeverdachte [medeverdachte 1] zijn vijf telefoons in beslaggenomen. In de Blackberry 9360 curve die hij bij zich had is een foto aangetroffen van verdachte en een foto van [koerier 1]. [17]
Verdachte heeft 120 euro meegenomen en heeft verder niets hoeven te betalen in de Dominicaanse Republiek. [18]
3.4. Bewijsoverweging
Medeplegen verdachte en medeverdachte [koerier 2]
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat het medeplegen van verdachte met medeverdachte [koerier 2] van het opzettelijk invoeren van cocaïne niet wettig en overtuigend is bewezen.
Medeplegen verdachte en medeverdachte [koerier 1]
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [koerier 1], zodat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [koerier 1] verdovende middelen vervoerde. Verdachte ging samen met [koerier 1] op vakantie. De reden dat [koerier 1] de reis van verdachte betaalde, was dat verdachte de taal spreekt en hij [koerier 1] kon helpen als hij problemen zou krijgen bij de douane. De berichten die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen zijn niet door verdachte gestuurd en hij kan ook niet hebben begrepen wat er in die berichten staat omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is, aldus de raadsvrouw. Voorts kan er geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen de foto van verdachte op de telefoon van [medeverdachte 1] en betrokkenheid van verdachte bij het drugstransport. Het staat niet vast dat verdachte wist dat zijn foto naar [medeverdachte 1] was gestuurd, aldus de raadsvrouw. Concluderend heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte en [koerier 1] zijn in april-mei 2013 samen in Peru geweest. Een half jaar daarna, in september 2013 is verdachte samen met [koerier 1] naar de Dominicaanse Republiek gereisd en heeft samen met [koerier 1] in hetzelfde hotel verbleven. [koerier 1] heeft de kosten van het ticket en van het hotel van verdachte betaald, zulks terwijl [koerier 1] niet over een baan of aantoonbare inkomsten beschikte. Daarnaast werden de tickets – terwijl verdachte en [koerier 1] zich op 6 oktober 2013 op de luchthaven van Punta Cana bevonden voor de terugreis naar Nederland – plotseling op voorstel van [koerier 1] omgeboekt en moesten zij een week langer op de Dominicaanse Republiek blijven. De rechtbank acht onaannemelijk dat verdachte, die volgens zijn eigen verklaring ter zitting van 15 januari 2014 graag terug wilde naar zijn vrouw en kind, hierover geen vragen heeft gesteld en/of hiertegen geen bezwaar zou hebben gemaakt. Verder is opmerkelijk dat [koerier 1], anders dan op de heenreis, op de terugreis een rolkoffer bij zich had, terwijl zijn kleding net als op de heenreis zich in de koffer van verdachte bevond. Bovendien reist verdachte samen met [koerier 1], maar houdt hij na aankomst op Schiphol enige afstand van [koerier 1] die in het bezit is van de rolkoffer met cocaïne. Daarnaast is het opmerkelijk dat in de telefoon van verdachte een foto is aangetroffen van medeverdachte [koerier 2] met de rolkoffers waarin later de verdovende middelen zijn aangetroffen . Weliswaar heeft [koerier 1] hierover als getuige ter zitting van 15 januari 2014 verklaard dat hij deze foto met de telefoon van verdachte heeft gemaakt, maar deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu niet duidelijk is geworden om welke reden de telefoon van verdachte moest worden gebruikt voor het maken van de foto. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte zelf die foto heeft gemaakt, zodat zij ook de verklaring van verdachte ter zitting van 15 januari 2014 dat hij deze foto nimmer in zijn eigen telefoon heeft gezien, ongeloofwaardig acht. Voorts zijn door medeverdachte [koerier 1] met de telefoon van verdachte berichten gestuurd die naar het oordeel van de rechtbank betrekking hebben op de onderhavige smokkel van cocaïne. De rechtbank acht onaannemelijk dat verdachte niet wist dat medeverdachte [koerier 1] deze berichten heeft verstuurd met de telefoon van verdachte. Het bericht: “We hebben 1 handbagage, ik samen met martin.”duidt bovendien op samenwerking tussen verdachte en [koerier 1]. Tenslotte merkt de rechtbank op dat in de telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag is genomen foto’s van zowel [koerier 1] als van verdachte zijn aangetroffen. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat [koerier 1] verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied bracht en dat tussen de verdachte en medeverdachte [koerier 1] een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan, die erop gericht is geweest gezamenlijk cocaïne binnen Nederlands grondgebied te brengen. De rechtbank acht mitsdien het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk invoeren van cocaïne van verdachte met medeverdachte [koerier 1] bewezen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden met aftrek van het ondergane voorarrest.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 14.946,2 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank acht de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. M.I. Bloch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2014.
Mr. Bloch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 51 e.v. en het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden van verdachte [koerier 1] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 335 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 52.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 98 en 99.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 en proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden verdachte [koerier 1], dossierpagina 335.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 e.v. en het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden verdachte [verdachte] d.d. 17 oktober 2013, dossierpagina 403-404 en 414.
7.Het proces-verbaal van analyse telecom van verdachte [verdachte] d.d. 20 oktober 2013, dossierpagina 792 in combinatie met de verklaring van [koerier 1] afgelegd als getuige op de terechtzitting van 15 januari 2014.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 97 e.v. alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 januari 2014.
9.Het proces-verbaal d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina 306 e.v.
10.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen terzake verdachte [koerier 1] d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina 316 e.v.
11.Een geschrift, zijnde een rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam terzake verdachte [koerier 1] d.d. 23 oktober 2013 met laboratoriumnummer 12795 X 13, los in dossier opgenomen.
12.het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen terzake verdachte [koerier 2] d.d. 16 oktober 2013, dossierpagina’s 372 e.v. en het schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium Amsterdam terzake verdachte [koerier 2] d.d. 23 oktober 2013, met laboratoriumnummer 12796 X 13, los in dossier opgenomen.
13.Het proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden van verdachte [koerier 1] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 335 e.v.
14.Het proces-verbaal van onderzoek kleding verdachte [koerier 1] d.d. 24 oktober 2013, dossierpagina 315 e.v.
15.Het proces-verbaal van bevindingen mobiele telefoon verdachte [koerier 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 742 e.v.
16.Het proces-verbaal analyse telecom verdachte [verdachte] d.d. 20 oktober 2013, dossierpagina 790 e.v.
17.Het proces-verbaal analyse telecom verdachte [medeverdachte 1] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 813 e.v.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2013, dossierpagina 102.