ECLI:NL:RBNHO:2014:8415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2014
Publicatiedatum
1 september 2014
Zaaknummer
2907826 CV EXPL 14-855
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling van achterstallig salaris en overuren door een werknemer

In deze zaak heeft [eiser] op 28 februari 2014 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet uitbetalen van achterstallig salaris en overuren. De arbeidsovereenkomst van [eiser] als internationaal chauffeur bij [gedaagde] eindigde op 1 oktober 2012. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] [gedaagde] bij brief van 2 november 2012 verzocht om betaling van de te weinig betaalde uren en overuren, maar [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd. Tijdens de zitting op 15 mei 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiser] vorderde een bedrag van € 1.349,35 bruto aan achterstallig salaris, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, alsook buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] voerde als verweer aan dat [eiser] te laat had geklaagd over het schrappen van uren en dat een deel van de overuren was gecompenseerd via een 'tijd-voor-tijd-pot'. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] tijdig bezwaar had gemaakt tegen het schrappen van uren en dat de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer van toepassing was. Het verweer van [gedaagde] werd verworpen, omdat zij geen bewijs had geleverd voor haar stellingen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 2907826 CV EXPL 14-855
Uitspraakdatum: 16 juni 2014

Vonnis in de zaak van:

[naam eiser], wonende te [plaats]

eisende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick, jurist bij FNV Bondgenoten te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap
[naam gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partij
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [X], directeur.

Het procesverloop

1. [eiser] heeft bij dagvaarding van 28 februari 2014 een vordering ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 31 maart 2014 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014, waar [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. van Rijswick, en waar voor [gedaagde] is verschenen [X], directeur. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht en [gedaagde] heeft nog een stuk overgelegd. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

De feiten

2. [eiser] is op 26 april 2010 in dienst getreden bij [gedaagde] als internationaal chauffeur, met een werkweek van 40 uur en tegen een salaris van € 2.075,24 bruto per vier weken.
3. De arbeidsovereenkomst is geëindigd per 1 oktober 2012.
4. Namens [eiser] is [gedaagde] bij brief van 2 november 2012 aangemaand om te weinig betaalde uren en overuren uit te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan.

Het geschil

5. [eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.349,35 bruto aan achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ook vordert [eiser] betaling van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] stelt – kort weergegeven – dat [gedaagde] ten onrechte uren heeft geschrapt van de urenverantwoordingsstaten en ten onrechte overuren niet heeft betaald.
6. [gedaagde] voert als verweer – samengevat – dat [eiser] na een hersteldverklaring zijn werk pas na drie dagen heeft hervat en dat deze dagen daarom als vrije uren zijn aangemerkt, en dat een deel van de overuren van [eiser] is gecompenseerd via de ‘tijd-voor-tijd-pot’. Verder stelt [gedaagde] dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd over het schrappen van uren op de urenverantwoordingsstaten.
7. Bij de beoordeling wordt zo nodig nog nader op de standpunten van partijen ingegaan.

De beoordeling

8. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moeten worden veroordeeld tot betaling van € 1.349,35 bruto aan achterstallig salaris.
9. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] te laat heeft geklaagd over het schrappen van uren op de urenverantwoordingsstaten slaagt niet. Volgens artikel 26 onder 2.e. van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen moet een werknemer binnen drie maanden na ontvangst van de urenverantwoordingsstaat daartegen bezwaar maken. Niet in geschil is dat [eiser] binnen die termijn en dus tijdig bezwaar heeft gemaakt. De kantonrechter passeert de stelling van [gedaagde] dat de CAO niet van toepassing is, omdat [gedaagde] deze stelling pas op de zitting naar voren heeft gebracht en niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Ook het verweer van [gedaagde] dat volgens de door [eiser] ondertekende “Uitgiftelijst Chauffeurhandboek” een klachttermijn geldt van vier weken treft geen doel, omdat met een dergelijke regeling niet kan worden afgeweken van de CAO, althans de CAO voorrang heeft.
10. [eiser] heeft op de zitting ontkend dat hij na een hersteldverklaring pas na drie dagen heeft hervat. Volgens [eiser] is hij in de periode waar het hier om gaat ook niet hersteld verklaard door een bedrijfsarts en heeft hij die arts ook niet gezien of gesproken. [gedaagde] heeft daartegenover geen gegevens naar voren gebracht waaruit blijkt van een hersteldverklaring. Nu het op de weg ligt van [gedaagde] om dergelijke stukken te overleggen, maar zij dit niet heeft gedaan, moet ervan worden uitgegaan dat de door [gedaagde] gestelde hersteldverklaring niet heeft plaatsgevonden. Daaruit volgt dat [gedaagde] ten onrechte de betreffende periode als vrije uren en dagen heeft aangemerkt.
11. Het verweer van [gedaagde] over de ‘tijd-voor-tijd-pot’ wordt verworpen. [gedaagde] heeft de regeling waarop zij zich beroept niet overgelegd en er is ook geen inzichtelijke registratie en berekening in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid welke uren zijn gecompenseerd en om welke reden.
12. De conclusie is dat de vordering van [eiser] moet worden toegewezen. Ook de wettelijke rente zal worden toegewezen, omdat [gedaagde] te laat betaald heeft en in verzuim is gekomen. De wettelijke verhoging zal worden toegewezen, zij het gematigd tot 25%.
13. Verder zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Uit de door [eiser] overgelegde stukken, waaronder aanmaningen van zijn gemachtigde, blijkt dat er voldoende buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht om een vergoeding daarvoor te rechtvaardigen.
14. Nu [gedaagde] ongelijk krijgt, zal worden bepaald dat zij de proceskosten van [eiser] moet betalen.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.349,35 bruto ter zake van het achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 25%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 202,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf heden.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser], die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 612,80 (€ 93,80 aan dagvaardingskosten, € 219,00 aan griffierecht en € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van [eiser]).
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 16 juni 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter