Uitspraak
8 januari 2014 is gebleken.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne op Schiphol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder proces-verbaal van de douane en een laboratoriumrapport. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet betreft, waarbij de verdachte op 14 oktober 2013 een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte dit samen met anderen heeft gedaan, waardoor hij van het medeplegen is vrijgesproken. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 48 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest.