Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Rechtbank Noord-Holland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, stond de verdachte terecht op beschuldiging van medeplegen van de invoer van ongeveer 29.819,7 gram cocaïne op de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft op 29 januari 2014 uitspraak gedaan na een openbare zitting op 15 januari 2014. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein. De officier van justitie, mr. A. van Eck, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.H.T. van Gijssel, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte op 14 oktober 2013 samen met medeverdachten en twee koeriers vanuit de Dominicaanse Republiek naar Schiphol was gereisd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De feiten en omstandigheden leidden slechts tot een vermoeden van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne, maar niet tot een wettig en overtuigend bewijs.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit en hem vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. Het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A. Keulers, maar mr. Bloch was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.