Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
2.De beoordeling
527,00
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, vorderde eiseres de opheffing van een beslag dat in 1980 was gelegd op haar woning. De eiseres had op 10 juli 2014 een dagvaarding betekend aan de gekozen woonplaats van de gedaagde, een deurwaarderskantoor, dat het beslag had gelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de betekening aan de gekozen woonplaats van de gedaagde een geldige wijze van betekening was, ondanks het feit dat er 34 jaar verstreken waren sinds het leggen van het beslag. De voorzieningenrechter constateerde dat de dagvaarding bijna zes weken voor de zitting was uitgebracht, wat voldoende tijd bood voor de gedaagde om kennis te nemen van de dagvaarding en verweer te voeren. Aangezien de gedaagde niet was verschenen, werd het gevraagde verstek verleend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond was en wees deze toe. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 902,80 werden begroot. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken verzet aan te tekenen tegen het vonnis, of hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te Amsterdam.