ECLI:NL:RBNHO:2014:8163

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
C-15-214844 - KG ZA 14-300
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.A.C. Hofman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag en betekening van dagvaarding aan gekozen adres in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, vorderde eiseres de opheffing van een beslag dat in 1980 was gelegd op haar woning. De eiseres had op 10 juli 2014 een dagvaarding betekend aan de gekozen woonplaats van de gedaagde, een deurwaarderskantoor, dat het beslag had gelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de betekening aan de gekozen woonplaats van de gedaagde een geldige wijze van betekening was, ondanks het feit dat er 34 jaar verstreken waren sinds het leggen van het beslag. De voorzieningenrechter constateerde dat de dagvaarding bijna zes weken voor de zitting was uitgebracht, wat voldoende tijd bood voor de gedaagde om kennis te nemen van de dagvaarding en verweer te voeren. Aangezien de gedaagde niet was verschenen, werd het gevraagde verstek verleend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond was en wees deze toe. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 902,80 werden begroot. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken verzet aan te tekenen tegen het vonnis, of hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/214844 / KG ZA 14-300
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2014 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. H.B. de LL.M Regt te Alkmaar,
tegen
gesellschaft mit beschränkter haftung
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats 2], Duitsland,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Nu de president van de rechtbank Haarlem op 18 januari 1980 het verlof tot het beslag heeft gegeven, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op grond van het bepaalde in artikel 705, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd.
2.2.
Ten aanzien van het gevraagde verstek overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.3.
[eiseres] heeft bij exploot van 10 juli 2014 de dagvaarding betekend aan de gekozen woonplaats van [gedaagde], te weten deurwaarderskantoor Schoonebeek, welk deurwaarderskantoor het beslag op 18 januari 1980 heeft gelegd en laten inschrijven bij het kadaster.
Nu in dit kort geding opheffing van het beslag wordt gevorderd, is betekening aan de ter zake dit beslag gekozen woonplaats een geldige wijze van betekening. Dat sinds het leggen van het beslag 34 jaar zijn verstreken, maakt dit niet anders. De betekening heeft plaatsgevonden met inachtneming van de in deze situatie toepasselijke termijn van artikel 115, derde lid, Rv van tenminste één week, zodat in in formele zin tijdig is gedagvaard. Aangezien het in deze zaak een gedaagde betreft die in het buitenland is gevestigd, kan het gevraagde verstek desondanks worden geweigerd indien er reden is om er aan te twijfelen dat de dagvaarding [gedaagde] (tijdig) heeft bereikt. De voorzieningenrechter constateert dat in dit geval de dagvaarding bijna zes weken voor de zitting is uitgebracht, zodat mag worden aangenomen dat [gedaagde] voldoende tijd heeft gehad om daarvan kennis te nemen en desgewenst verweer te voeren. Het gevraagde verstek kan dan ook worden verleend.
2.4.
Na het voorgaande komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan toetsing van de dagvaarding van 7 juli 2014, die [eiseres] op de door de EG-Betekeningsverordening 1348/2007 voorgeschreven wijze heeft doen betekenen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de omstandigheid dat - zoals uit het ter zitting overgelegde certificaat van betekening blijkt – de dagvaarding op 6 augustus 2014 aan [gedaagde] is betekend (door achterlating in een gesloten envelop op het adres van [gedaagde] in Duitsland) de conclusie versterkt dat [gedaagde] daadwerkelijk heeft kunnen kennisnemen van de dagvaarding en gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren.
2.5.
Wat betreft de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen wordt verwezen naar de dagvaarding, die in afschrift aan dit vonnis is gehecht, Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal, nu daartegen geen verweer is gevoerd, als volgt worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 282,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 902,80
2.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde],
3.2.
heft op het op 18 januari 1980 ten laste van [eiseres] op de woning aan de [adres] gelegde beslag,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.081,67 (904,- + € 1.177,67) ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van zeven dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 902,80, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van zeven dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen zeven dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van zeven dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.C. Hofman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.I. Siers op 26 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.Als bij dit vonnis de vordering (geheel of gedeeltelijk) is toegewezen, kan de gedaagde partij daartegen in verzet gaan bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank binnen vier weken na ofwel de betekening van het vonnis, of het bekend worden met het vonnis, of de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het verzet moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.