In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2014, is de aansprakelijkheid van eiseres, [X] B.V., voor een naheffingsaanslag omzetbelasting aan de orde. De Belastingdienst had eiseres aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde naheffingsaanslagen van de fiscale eenheid waartoe zij behoorde. De rechtbank behandelt twee zaken, HAA 14/139 en HAA 14/140, waarbij de eerste zaak ongegrond werd verklaard en de tweede gegrond. De aansprakelijkstelling was gebaseerd op artikel 43 van de Invorderingswet 1990, dat bepaalt dat leden van een fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de omzetbelasting. Eiseres betwistte de aansprakelijkstelling en stelde dat deze in strijd was met de Btw-richtlijn en de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkstelling niet in strijd was met de Btw-richtlijn, aangezien deze richtlijn geen bepalingen bevat over de aansprakelijkheid binnen een fiscale eenheid. De rechtbank concludeerde dat de nationale wetgeving binnen de grenzen van de Europese regelgeving blijft en dat er geen sprake was van rechtsongelijkheid of onevenredigheid. De rechtbank heeft ook de proceskostenvergoeding vastgesteld en verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.