ECLI:NL:RBNHO:2014:8013
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en oplegging van boete wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een werkneemster met een WW-uitkering, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WW-uitkering ontvangen, maar deze werd herzien na een controle die aantoonde dat zij haar werkhervatting niet tijdig had doorgegeven. Het UWV had haar een boete opgelegd van € 1.097,55 wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze boete en het bestreden besluit van het UWV, waarin de boete werd verlaagd naar € 482,63, maar zij bleef van mening dat de boete onterecht was opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres weliswaar te laat en onvolledig informatie had verstrekt, maar dat zij ook stappen had ondernomen om haar situatie te verduidelijken door contact op te nemen met haar werkcoach. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding had plaatsgevonden en dat de mate van verwijtbaarheid van eiseres lager was dan het UWV had aangenomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de boete vast te stellen op € 193,05, wat 20% van het benadelingsbedrag vertegenwoordigt. Tevens werd het UWV opgedragen het griffierecht van eiseres te vergoeden.
De rechtbank benadrukte dat bij het opleggen van een boete niet alleen de overtreding zelf, maar ook de context en de intenties van de overtreder in overweging moeten worden genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval.