Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.InleidingOp 1 september 2012 omstreeks 06.18 uur ontving de politie een telefonische melding van [slachtoffer]dat zij net was verkracht door haar ex-vriend, [verdachte]. Zij is naar het politiebureau gegaan en na een informatief gesprek en een medisch forensisch onderzoek heeft zij op 6 september 2012 aangifte gedaan.
4.Bewijs
te weten van de laatste twee gedachtestreepjes, inhoudende het vastbinden met een riem en het openen van de toiletdeur.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze verschillende redenen de stellige en constante ontkenning van verdachte tijdens de eerdere verhoren niet verklaren, nu de politie tijdens de verhoren – los van de data – uitdrukkelijk duidelijk heeft gemaakt over welke nacht het ging en uitdrukkelijk heeft gevraagd naar de laatste keer seks met [slachtoffer].
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sanctie
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent en onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten en
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 mei 2013 van G. Lautenbag als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
wederomeen misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De behandeling van het resterende gedeelte van de vordering immateriële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet zal worden ontvangen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
VIERENTWINTIG (24) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
acht (8) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
twee (2) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens
- een gedragsinterventie zal volgen (de BORG-training);
- deel zal nemen aan een intake en een eventueel daaruit volgende behandeling bij de Dienst Forensische Psychiatrie (DFP), indien dit door Reclassering Nederland noodzakelijk wordt geacht en
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer[slachtoffer];
€ 4.100,-(zegge: vierduizend honderd euro), bestaande uit € 100,- aan materiële en € 4.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2013 respectievelijk 22 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan[slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.100,- (zegge: vierduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2013 (over € 100,-) respectievelijk 22 oktober 2012 (over € 4.000,-) tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
eenenvijftig (51) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;