ECLI:NL:RBNHO:2014:76

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
C/15/209504/ HA RK 13/115
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de rechter in een bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2014 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.P. de Valk, de rechter die de hoofdzaak behandelde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 25 november 2013, naar aanleiding van de behandeling van een voorlopige voorziening in de hoofdzaak met zaaknummer HAA 13/4410. De verzoeker stelde dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn pleitnotitie voor te dragen en dat de rechter hem niet had beschermd tegen ongepaste opmerkingen van de wederpartij. De rechtbank oordeelde dat de bejegening van de verzoeker door de rechter niet duidde op vooringenomenheid of partijdigheid. De rechter had de zitting geleid en de behandeling beperkt tot de kern van het geschil, wat in lijn was met zijn taak. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter, en dat de verzoeker in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingsgrond van verzoeker werd als ongegrond beschouwd, en het verzoek tot wraking werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

C/15/209504 / HA RK 13/115 / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/209504/ HA RK 13/115
Beslissing van 3 januari 2014
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.P. de Valk,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 25 november 2013 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuursrecht, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 13/4410, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 20 december 2013. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid, met voorafgaande kennisgeving, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft de rechter tijdens de behandeling van de hoofdzaak gewraakt nadat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn volledige pleitnotitie voor te dragen. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling van de hoofdzaak en verzoekers toelichting ter zitting van de wrakingskamer stelt verzoeker zich op het standpunt dat hem onvoldoende ruimte is gegeven om zijn verhaal te doen
.Hiervoor acht hij allereerst redengevend dat de rechter bij aanvang van de behandeling van de hoofdzaak heeft aangegeven dat de behandeling slechts 45 minuten kon duren. Dit in tegenstelling tot de 60 minuten die in de uitnodiging voor de zitting stonden vermeld. Voorts greep de rechter niet in toen de wederpartij in de hoofdzaak een ongepaste opmerking maakte naar verzoeker. Tot slot acht verzoeker van belang dat de rechter ter zitting heeft aangegeven dat het “maar een voorlopige voorziening betrof”.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is(de zogenaamde objectieve toets).Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
De rechter heeft zich op 10 december 2013 schriftelijk over het verzoek tot wraking uitgelaten. Hij heeft aangegeven dat hij conform de nieuwe zaaksbehandeling de zitting is begonnen met het aan de orde stellen van de, in zijn ogen, relevante punten aan de hand van vragen. Vervolgens is verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn standpunt naar voren te brengen. Op het moment dat verzoeker een eerder door hem gedane aanvraag ging toelichten terwijl een tweede aanvraag ter beoordeling voorlag, heeft de rechter verzoeker verzocht zich te beperken tot het toelichten van de beroepsgronden met betrekking tot die tweede aanvraag. Op het moment dat verzoeker de situatie van zijn kinderen wilde gaan bespreken heeft de rechter verzoeker onderbroken, waarna verzoeker de rechter heeft gewraakt.
3.3
De wrakingsgrond van verzoeker ziet op de bejegening van verzoeker door de rechter. Uit deze bejegening, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van de zitting, kan niet worden afgeleid dat sprake is van zwaarwegende aanwijzingen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.4
Ten aanzien van de objectieve toets overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat de leiding van een zitting berust bij de rechter, hij bewaakt de voortgang ter zitting en handhaaft de orde tijdens de zitting. Het is derhalve bij uitstek de taak van de rechter om de gang van zaken tijdens de zitting te bepalen. Vanuit die rol stelt de rechter de aspecten aan de orde die volgens hem van belang zijn. Uit het proces-verbaal van de zitting leidt de rechtbank af dat de rechter de behandeling heeft beperkt tot de kern van het geschil, zoals dit in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening aan de rechter voorlag. Weliswaar is ter zitting van de wrakingskamer gebleken dat verzoeker zich hierdoor niet gehoord heeft gevoeld, maar de handelwijze van de betreffende rechter getuigt naar het oordeel van de rechtbank niet van vooringenomenheid noch is hierdoor objectief bezien de schijn van partijdigheid gewekt. Dat de rechter heeft aangegeven dat de behandeling beperkt was doordat het een verzoek om een voorlopige voorziening betrof, neemt niet weg dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld de in dat kader van belang zijnde aspecten naar voren te brengen. Ook de mededeling van de rechter dat de behandeling ter zitting 45 minuten zou duren in verband met een volgende zitting van de wederpartij is, zo blijkt uit het proces-verbaal, niet redengevend geweest voor het onderbreken van verzoeker tijdens het voordragen van zijn pleitnotitie. Bepalend daarvoor was immers dat verzoeker zich niet beperkte tot de punten die juridisch van belang waren voor de beoordeling van de door hem verzochte voorlopige voorziening.
3.5
Gelet op het voorgaande, leveren de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. H.M. van Dam en mr. M. Mateman, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van J. van Roode, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2014.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.