ECLI:NL:RBNHO:2014:7337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
C/15/202671 / HA ZA 13-193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financieringsvoorbehoud bij koop en verkoop van aandelen en de gevolgen van tijdig beroep hierop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, ging het om een geschil tussen verschillende besloten vennootschappen over de koop en verkoop van aandelen en de vraag of er een financieringsvoorbehoud was overeengekomen. De eisers, [A] Holding B.V. en andere vennootschappen, vorderden betaling van een bedrag van € 104.743,50 en de ontheffing van een persoonlijke borgstelling die [A] had afgegeven aan de Rabobank. De gedaagden, Viskon Beheer B.V. en Viskon Glas B.V., stelden dat zij een rechtsgeldig beroep hadden gedaan op het financieringsvoorbehoud, waardoor de overeenkomsten ontbonden waren.

De rechtbank onderzocht of er inderdaad een financieringsvoorbehoud was overeengekomen en of dit tijdig was ingeroepen. De rechtbank concludeerde dat er een financieringsvoorbehoud was, maar dat Viskon c.s. dit niet tijdig had ingeroepen. De rechtbank oordeelde dat de ontbindende voorwaarde niet was vervuld, waardoor de overeenkomsten tussen partijen nog steeds van kracht waren. De rechtbank wees de vorderingen van [A] c.s. toe, inclusief de betaling van het verschuldigde bedrag en de ontheffing van de borgstelling, en veroordeelde Viskon c.s. in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en het correct inroepen van financieringsvoorbehouden in overeenkomsten. De rechtbank stelde dat partijen er in redelijkheid op mochten vertrouwen dat de afspraken snel uitgevoerd zouden worden, en dat het beroep op het financieringsvoorbehoud niet meer kon leiden tot ontbinding van de overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/202671 / HA ZA 13-193
Vonnis van 23 juli 2014
in de zaak van

1.[A],

wonende te [woonplaats 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. N.M. Don,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VISKON BEHEER B.V.,
gevestigd te Purmerend,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VISKON GLAS B.V.,
gevestigd te Purmerend,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. J. Veenis.
Partijen zullen hierna [A], [A] Holding en eisers in conventie, verweerders in reconventie, tezamen [A] c.s. en Viskon Beheer, Viskon Glas, [B] Holding, [C] Holding en gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, Viskon c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 augustus 2013;
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2014 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Viskon Glas houdt een onderneming in stand, die glasproducten fabriceert en levert. Viskon Beheer is bestuurder en enig aandeelhouder van Viskon Glas.
2.2.
De aandelen in Viskon Beheer worden, ieder voor een derde deel, gehouden door [A] Holding, [B] Holding en [C] Holding, de persoonlijke houdstervennootschappen van respectievelijk [A], [B] (hierna: [B]) en [C] (hierna: [C]). Aanvankelijk waren [C] Holding, [B] Holding en [A] Holding alle drie bestuurder van Viskon Beheer en ontvingen zij alle drie een magementfee.
2.3.
In verband met de financiering van de bedrijfsactiviteiten van Viskon Glas en Viskon Beheer heeft [A] zich jegens Coöperatieve Rabobank Waterland en Omstreken U.A. borg gesteld voor leningen en kredieten en dergelijke van die bank aan de beide vennootschappen tot een bedrag van € 100.000.
2.4.
In het najaar van 2011, nadat [A] Holding niet langer als bestuurder optrad en geen managementfee meer ontving, zijn partijen in onderhandeling getreden over en hebben zij overeenstemming bereikt over onder meer overname van de door [A] Holding gehouden aandelen in Viskon Beheer door [B] Holding en [C] Holding.
2.5.
Bij e-mail van 2 december 2011 heeft de adviseur van [B], [B] Holding en [C] en [C] Holding, [D] (hierna: [D]), aan [A] laten weten:
“Hallo [voornaam A]([A], toevoeging Rechtbank)
,
Met enige vertraging doe ik je onderstaand toekomen het ultieme voorstel van [voornaam B]([B]; toevoeging Rechtbank)
en [voornaam C]([C]; toevoeging Rechtbank)
inzake overname van de door jou/jouw Beheer BV gehouden aandelen in Viskon Beheer BV.
1) overnameprijs aandelen € 264.683;
2) (…);
3) (…);
4) betaling van de resterende koopsom ad € 209.487, afgerond € 209.500 als volgt 50% bij notariële overdracht en 50% middels een door jouw Beheer BV te verstrekken renteloze geldlening (terugbetaling vanaf 2012 resultaatsafhankelijk, maximaal € 35.000 per jaar);
5) betaling managementfee t/m juli 2011 (…);
6) voorbehoud financiering.”
2.6.
[A] c.s. heeft bij e-mail van 5 december 2011 van mr. Don als volgt gereageerd:
“In navolging op ons telefoongesprek van zojuist herhaal ik de mededeling zijdens cliënt dat hij positief is over het verloop van de onderhandelingen. Hij stelt vast dat partijen er nagenoeg uit zijn. Hij heeft alleen nog twee opmerkingen. De eerste heeft betrekking hebben op punt 4 van uw voorstel. Cliënt wil echt graag een termijn gekoppeld aan de door hem te verstrekken lening waarbinnen de resterende koopprijs ad € 104.743,50 zal moeten worden betaald. (…)
Voorts heb ik u medegedeeld dat in geval uw cliënten de aandelen van cliënt zullen kopen, bij overdracht van de aandelen cliënt moet worden ontheven uit de door hem afgegeven persoonlijke borgstelling ter zekerheidsstelling van de door de Rabobank aan Viskon verstrekte financiering.”
2.7.
[D] heeft hierop bij e-mail van 6 december 2011 aan mr. Don bericht:

De inhoud van onderstaande mail heb ik met cliënten besproken en ik bericht u namens hen als volgt.
Cliënten zijn akkoord met een terugbetaling van de renteloze geldlening ad € 104.743,50 in maximaal 5 jaar, waarbij jaarlijks maximaal € 35.000 wordt afgelost.
Cliënten zijn tevens akkoord dat uw cliënt bij overdracht van de aandelen wordt ontheven uit de aan de Rabobank afgegeven persoonlijke borgstelling.
Met betrekking tot de betaling van de managementfee (…) willen cliënten het navolgende betaalschema aanhouden. Het totaal verschuldigde bedrag (…) wordt in 4 gelijke termijnen in december 2011, februari 2012, maart 2012 en april 2012 voldaan. In het zicht van de haven neem ik aan dat dit voor uw cliënt geen probleem is.”
2.8.
Mr. Don heeft vervolgens bij e-mail van diezelfde datum aan [D] laten weten:
”In navolging op mijn eerdere mail aan u van heden bericht ik u dat cliënt kan instemmen met uw mail. Ik zie toezending van de concept koopovereenkomst graag op korte termijn tegemoet.”
2.9.
[D] heeft bij e-mail van 16 januari 2012 een concept “Beëindigingsovereenkomst” en een concept “Akte van koop en verkoop van aandelen” aan [A] gezonden. In het concept van die akte is vermeld: “De levering van de aandelen zal plaatsvinden (…) op een nader te bepalen datum, doch uiterlijk 4 weken (31 januari 2012) na ondertekening van deze overeenkomst”. In de e-mail is vermeld dat bij de Rabobank inmiddels een financieringsverzoek is ingediend.
2.10.
Mr. Don heeft namens [A] c.s. de concepten van opmerkingen voorzien en deze bij e-mail van 23 januari 2012 tezamen met een concept “Geldleningsovereenkomst” aan [D] gezonden. Deze e-mail met bijlagen heeft hij als productie 6 bij de dagvaarding overgelegd. Volgens die geldleningsovereenkomst lenen [B] Holding en [C] Holding van [A] Holding € 104.743,50 en dienen zij dat bedrag uiterlijk 5 jaar na de overeenkomst aan [A] Holding terug te betalen. Voorts zijn [B] Holding en [C] Holding volgens die overeenkomst gehouden jaarlijks onder in de overeenkomst nader omschreven voorwaarden, voor het eerst uiterlijk op 1 april 2013, een afbetaling van maximaal € 35.000 te doen.
2.11.
[D] heeft vervolgens bij e-mail van 9 februari 2012 aan [A] laten weten:
Even een korte update omtrent de stand van zaken.
Inzake de financieringsaanvraag heeft de accountmanager van de Rabobank mij verzocht een aantal bescheiden toe te zenden; aan dit verzoek heb ik inmiddels voldaan. Het is nu even afwachten.
Ik zal deze week de overeenkomsten met de aanpassingen van jouw advocate doornemen; mocht ik aanvullende opmerkingen en/of vragen hebben dan laat ik dit weten.
2.12.
In maart en april 2012 heeft [D] diverse keren navraag gedaan bij de Rabobank over de status van de financieringsaanvraag.
2.13.
Bij e-mails van 23 april 2012 heeft [D] zich tot de ING en ABN AMRO gewend met het verzoek te bezien of, gelet op het financieringsverzoek, een overstap naar een andere bank het overwegen waard is.
2.14.
[D] heeft [A] bij e-mail van 28 juni 2012 laten weten dat het door de Rabobank afgegeven financieringsvoorstel, overigens onder diverse voorbehouden, vooralsnog niet conveniërend/haalbaar is en dat hij op grond daarvan 2 andere banken heeft verzocht een financieringsvoorstel te doen.
2.15.
[A] c.s. heeft bij dagvaarding van 13 september 2012 in kort geding
- samengevat - nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken gevorderd. De procedure in kort geding heeft geen doorgang gevonden, nadat betaling van een bedrag aan managementfee aan [A] Beheer had plaatsgevonden.
2.16.
Bij brieven van 8 november 2012 heeft Rabobank voorstellen voor de financieringsaanvragen aan [B] Holding onderscheidenlijk [C] Holding gezonden. In de voorstellen is telkens vermeld dat met de debiteur een investerings- en financieringsplan is besproken voor een nieuwe financiering door de Rabobank van € 24.000,00, met een bedrag van € 28.372,00 als
“Door de debiteur te financieren met beschikbare (eigen) middelen”.
2.17.
[D] heeft bij e-mail van 12 maart 2013 aan [E], adviseur van [A] c.s., bericht:

Zoals eerder aangegeven was het door de Rabobank afgegeven financieringsvoorstel voor cliënten financieel niet haalbaar en is voormeld voorstel inmiddels vervallen.
Cliënten hebben nimmer aangegeven onder elke voorwaarde te willen overgaan tot overname van de aandelen; dat is ook de reden dat er van begin af aan ook een uitdrukkelijk voorbehoud is opgenomen.
Op basis van de huidige financiële positie van de ondernemingen (…) zien cliënten op dit moment af van een overname van de door uw cliënte gehouden aandelen.
Zoals door cliënten aangegeven zijn zij (wellicht) bereid om nieuwe prijsonderhandelingen aan te gaan, echter tegen aangepaste condities.
Voorwaarde hiervoor is dat cliënten voorafgaand aan een mogelijke bespreking ter zake een aangepast voorstel/raamwerk wensen te ontvangen”
2.18.
Bij brief van 22 juli 2013 heeft ABN AMRO aan [D] medegedeeld dat de aan haar overgelegde stukken onvoldoende aanknopingspunten geven om in de gevraagde financiering te voorzien.
2.19.
ING heeft bij e-mail van 22 juli 2013 aan [D] laten weten dat het laatste e-mail contact met betrekking tot de financieringsaanvraag van Viskon, voor zover zij kunnen nagaan, van 25 juli 2012 dateert en dat zij op basis van de stukken die zij op dat moment voor handen hadden geen offerte hebben kunnen afgeven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[A] c.s. vordert - samengevat -
I. [B] Holding en [C] Holding hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [A] Holding van € 104.743,50, onder gelijktijdige levering van de aandelen van [A] Holding in Viskon Beheer aan [B] Holding en [C] Holding;
II. Viskon c.s. te bevelen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat zij met dit bevel in gebreke blijft, binnen 5 dagen na dit vonnis zorg te dragen voor de onmiddellijke ontheffing van [A] uit de door hem afgegeven persoonlijke borgstelling aan de Rabobank ten bedrage van € 100.000,00 voor al hetgeen de Rabobank heeft te vorderingen van Viskon Beheer en Viskon Glas;
III. te verklaren voor recht dat [C] Holding en [B] Holding gehouden zijn aan de tussen partijen geldende en als productie 4 [de rechtbank begrijpt dat hij bedoelt de onder 2.10 aangehaalde productie 6] overgelegde geldleningsovereenkomst;
IV. [C] Holding en [B] Holding hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [A] Holding van € 35.000,00, zijnde de eerste termijn van afbetaling op de geldleningsovereenkomst, te vermeerderen met wettelijke rente van 1 april 2013;
V. Viskon c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[A] c.s. stelt hiertoe dat Viskon c.s. gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gesloten beëindigingsovereenkomst, overeenkomst met betrekking tot de koop en verkoop van de aandelen en geldleningsovereenkomst.
3.3.
Viskon c.s. voert verweer. Zij stelt dat bij de overeenkomst tussen partijen een financieringsvoorbehoud is overeengekomen en dat zij hierop rechtsgeldig een beroep heeft gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Viskon c.s. vordert, onder verwijzing naar haar stellingen in conventie, samengevat - te verklaren voor recht dat Viskon c.s. een rechtsgeldig beroep heeft gedaan op het overeengekomen financieringsvoorbehoud ten gevolge waarvan de overeenkomsten tussen partijen zijn ontbonden ten gevolge waarvan partijen dienaangaande niets meer van elkaar te vorderen hebben, met veroordeling van [A] c.s. in de kosten van de procedure.
3.6.
[A] c.s. voert verweer. [A] c.s. betwist dat een financieringsvoorbehoud is overeengekomen. Voor het geval vastgesteld wordt dat tussen partijen wel een financieringsvoorbehoud is overeengekomen, voert [A] c.s. aan dat Viskon c.s. daarop geen beroep meer kan doen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2.
Partijen houdt verdeeld of tussen hen een financieringsvoorbehoud is overeengekomen en zo ja, of daarop door Viskon c.s. rechtsgeldig een beroep wordt gedaan.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het financieringsvoorbehoud, voor zover daarvan sprake is, moet worden gekwalificeerd als een ontbindende voorwaarde. Omdat Viskon c.s. zich daarop beroept, rust de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot het bestaan, de inhoud en het in vervulling gaan van de voorwaarde op Viskon c.s.
4.4.
Ter onderbouwing van haar standpunt, dat tussen partijen een financierings-voorbehoud is overeengekomen, heeft Viskon c.s. gewezen op de inhoud van de hiervoor onder 2.5 tot en met 2.8 genoemde e-mails. Volgens Viskon c.s. blijkt hieruit dat er door haar een voorstel is gedaan met een financieringsvoorbehoud, dat [A] heeft aanvaard.
4.5.
De rechtbank volgt Viskon c.s. in dit standpunt. Uit de door Viskon c.s. genoemde stukken blijkt, dat [D] bij e-mail van 2 december 2011 (2.5) een “ultiem” voorstel heeft gedaan, waarin als punt 6 een financieringsvoorbehoud is vermeld. [A] c.s. heeft vervolgens bij e-mail van 5 december 2011 (2.6) laten weten “alleen nog twee opmerkingen” te hebben. Deze betroffen echter niet het financieringsvoorbehoud en nadat [D] op deze opmerkingen had gereageerd, heeft mr. Don bij e-mail van 6 december 2011 (2.8) aan [D] laten weten “dat cliënt kan instemmen met uw mail”. Gelet op de voorgaande correspondentie kan deze mededeling in redelijkheid niet anders worden begrepen, dan dat [A] c.s. akkoord is gegaan met het geheel aan afspraken zoals deze in de eerdere mails waren vastgelegd, derhalve met inbegrip van het financieringsvoorbehoud.
4.6.
Anders dan [A] c.s. heeft aangevoerd, mocht hij uit de enkele omstandigheid dat in de concept akte van koop en verkoop van aandelen geen financieringsvoorbehoud was opgenomen, in redelijkheid ook niet begrijpen dat Viskon c.s. afstand had genomen van het in eerste instantie wel gemaakte financieringsvoorbehoud. Dit geldt temeer, nu in de e-mail van 16 januari 2012 (2.9) waarbij de concept-akte aan [A] c.s. werd gezonden, direct ook is vermeld dat inmiddels een financieringsverzoek bij de Rabobank was ingediend. Voorts heeft [D] bij e-mail van 9 februari 2013 (2.11) nog een update van de stand van zaken rond deze financieringsaanvraag gegeven. [A] c.s. mocht er tegen deze achtergrond in redelijkheid niet op vertrouwen dat Viskon c.s. het financieringsvoorbehoud als onderdeel van de afspraken tussen partijen wilde laten vervallen. De omstandigheid dat hij na de e-mail van 9 februari 2013 geen opmerkingen en/of vragen meer van Viskon c.s. ontving met betrekking tot de inhoud van de concepten, maakt dit niet anders, omdat partijen het concept van de akte van koop en verkoop van aandelen nadien niet hebben getekend.
4.7.
Aangenomen moet derhalve worden dat tussen partijen een financieringsvoorbehoud is overeengekomen. Wat betreft de inhoud van dit financieringsvoorbehoud heeft Viskon c.s. erop gewezen, dat in de e-mail geen einddatum voor de ontbindende voorwaarde is genoemd. Viskon c.s. stelt dat om deze reden overeenkomstig het vonnis van de rechtbank Den Bosch van 22 januari 2012 (LJN BV6862) moet worden geconcludeerd, dat het financieringsvoorbehoud nog tot één dag voor de overdracht van de aandelen kan worden ingeroepen en dat zij derhalve tijdig een beroep op het voorbehoud doet.
4.8.
De rechtbank volgt Viskon c.s. niet in dit standpunt. Bij de uitleg van het financieringsvoorbehoud komt het niet alleen aan op de tekst van dit voorbehoud, maar komt het aan op de zin die partijen hieraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zgn. Haviltex-maatstaf). [A] c.s. heeft er daarbij terecht op gewezen dat in dit geval - anders dan het geval was in het voormelde vonnis van de rechtbank Den Bosch - tussen partijen niet concreet een datum voor de overdacht is afgesproken. Aanvaarding van de regel dat het financieringsvoorbehoud bij gebreke van een einddatum onverkort één dag voor de overdracht kan worden ingeroepen, zou dan ook betekenen dat door Viskon c.s. onbeperkt een beroep op dit voorbehoud zou kunnen worden gedaan. Dit standpunt kan in redelijkheid niet als juist worden aanvaard. Viskon c.s. heeft voorts geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat partijen een dergelijke uitleg bij het overeenkomen van de voorwaarde voor ogen stond.
4.9.
Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie en conceptovereenkomsten blijkt integendeel, dat partijen op korte termijn tot uitvoering van de door hen gemaakte afspraken wensten te komen. De eerste betaling van de nog verschuldigde managementfee zou immers plaatsvinden in december 2011, terwijl in de eerste door Viskon c.s. opgestelde concept akte van koop en verkoop van aandelen was bepaald dat de levering van de aandelen reeds op 31 januari 2012 zou plaatsvinden. Volgens de stellingen van Viskon c.s. zelf zou daarbij nog voor de ondertekening van de koopovereenkomst duidelijkheid over de financiering moeten zijn verkregen. Voorts staat vast, dat Viskon c.s. medio januari 2013 reeds een financieringsverzoek bij de Rabobank had ingediend. Tegen de achtergrond van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, alsmede gelet op het voor Viskon c.s. kenbare belang van [A] c.s. als (indirect) aandeelhouder en voormalig bestuurder van Viskon Beheer om duidelijkheid te verkrijgen over zijn positie ten opzichte van Viskon c.s. en de overdracht van de aandelen en het feit dat [A] c.s. geen managementfee of andere inkomsten van Viskon Beheer en Viskon Glas meer ontving, mocht [A] c.s. er in redelijkheid op vertrouwen dat Viskon c.s. zich zou (blijven) inspannen om binnen zo kort mogelijke termijn duidelijkheid omtrent de financiering te verkrijgen.
4.10.
De vervolgvraag is of Viskon c.s., althans [B] Holding en [C] Holding, tijdig een beroep hebben gedaan op de ontbinding van de overeenkomst(en). De rechtbank komt tot de conclusie dat dat niet het geval is.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat [D], kennelijk namens Viskon c.s., voor het eerst in de e-mail van 12 maart 2013 (2.17) een toespeling maakt op het beroep doen voor Viskon c.s. op de ontbindende voorwaarde, maar dat eerst nadien, op 22 juli 2013 het definitieve bericht van ABN AMRO (2.19) volgde op hun verzoek om financiering en zij voor het eerst in de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie in deze procedure van 14 augustus 2013 een expliciet beroep op de ontbindende voorwaarde doen. Weliswaar staat vast dat de Rabobank (eerst) op 8 november 2012 een financieringsvoorstel heeft gedaan waarvan Viskon Beheer c.s. stelt dat dat een niet conveniërende financiering zou zijn, maar ook op dat moment waren reeds 10 maanden verstreken, nog daargelaten of dat aanbod van de Rabobank voldoende was voor vervulling van de voorwaarde. Bovendien hebben Viskon c.s. toen niet aan [A] c.s. laten weten dat daarmee toen de ontbindende voorwaarde was vervuld en waren zij – kennelijk – nog in overleg met een of meer mogelijke financiers.
4.12.
Viskon c.s. voert nog wel aan, dat het uitsluitend door toedoen van de Rabobank zo lang heeft geduurd. Viskon c.s. heeft ter onderbouwing van dit standpunt gesteld, dat zij diverse malen navraag bij de Rabobank heeft gedaan en dat de Rabobank ook excuses heeft aangeboden voor de vertraging. Uit de stukken waarnaar Viskon Beheer in dit verband heeft verwezen, blijkt echter slechts, dat Viskon c.s. in maart en april 2012 een aantal maal bij de Rabobank navraag heeft gedaan naar de status van de financieringsaanvraag. De excuses van de Rabobank dateren ook van deze periode. Over het verloop van de financieringsaanvraag en de contacten daarover met de Rabobank na april 2012 heeft Viskon c.s. niets gesteld, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat zij in deze periode de nodige activiteiten heeft ondernomen om duidelijkheid over de financiering van de Rabobank te verkrijgen. Ook is niet duidelijk geworden, of en in hoeverre Viskon Beheer na haar brieven van 23 april 2012 aan de ABN AMRO en de ING heeft getracht duidelijkheid over de financiering van deze banken te verkrijgen, terwijl ABN AMRO haar eerst 22 juli 2013 een definitieve afwijzing stuurde. Een en ander doet er niet aan af dat aan de voorwaarde, als die al zou zijn vervuld, zo laat is voldaan en Viskon c.s., althans [B] Holding en [C] Holding daarop zo laat een expliciet beroep hebben gedaan, dat dat beroep niet meer tot ontbinding van de overeenkomsten kan leiden.
4.13.
De slotsom van het voorgaande is, dat de ontbindende voorwaarde niet is vervuld, zodat Viskon c.s., althans [B] Holding en [C] Holding geen rechtsgeldig beroep toekomt op het financieringsvoorbehoud.
4.14.
Het voorgaande betekent voorts, dat de overeenkomsten tussen partijen nog steeds van kracht zijn. Nu Viskon c.s. niet heeft bestreden dat uit deze overeenkomsten de verplichtingen voortvloeien waarvan [A] c.s. nakoming heeft gevorderd, is de vordering toewijsbaar zoals hierna te vermelden. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding de onder II gevorderde dwangsom te maximeren tot een bedrag van € 150.000,00. De termijn waarbinnen Viskon c.s. aan het onder II gevorderde dient te voldoen zal voorts in redelijkheid worden gesteld op een termijn van op 14 dagen.
4.15.
Gelet op deze uitkomst zal Viskon c.s. worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. Gelet op de aard en de samenhang van de toegewezen vorderingen, zullen de kosten voor alle gedaagden op basis van de als te betalen toegewezen bedragen worden berekend. De kosten worden begroot op:
- dagvaarding: € 76,71
- griffierecht: € 3.715,00
-
salaris advocaat: € 2.842,00(2 x tarief € 1.421,00)
- totaal € 6.633,71
4.16.
De vordering in reconventie zal tegen de achtergrond van het voorgaande worden afgewezen.
4.17.
Gelet op deze uitkomst zal Viskon c.s. worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden gelet op het voorgaande begroot op € 1.421,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

in conventie:

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [B] Holding en [C] Holding hoofdelijk tot betaling aan [A] Holding van € 104.743,50 (zegge: honderdenvierduizend zevenhonderdendrieënveertig euro en vijftig eurocent), onder gelijktijdige levering door [A] Holding van de aandelen van [A] Holding in Viskon Beheer aan [B] Holding en [C] Holding;
5.2.
beveelt Viskon c.s. hoofdelijk om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor de onmiddellijke ontheffing van [A] uit de door hem afgegeven persoonlijke borgstelling aan de Rabobank ten bedrage van € 100.000,00 voor al hetgeen de Rabobank heeft te vorderen van Viskon Beheer en Viskon Glas, op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag dat zij met dit bevel in gebreke blijft, tot een maximum van € 150.000;
5.3.
verklaart voor recht dat [C] Holding en [B] Holding gehouden zijn aan de door [A] c.s. als productie 6 overgelegde (en hiervoor onder 2.10 bedoelde) geldleningsovereenkomst;
5.4.
veroordeelt [C] Holding en [B] Holding hoofdelijk tot betaling aan [A] Holding van € 35.000 (zegge vijfendertigduizend euro), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 april 2013;
5.5.
veroordeelt Viskon c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op € 6.633,71;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.8.
wijst de vordering af;
5.9.
veroordeelt Viskon c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s., tot op heden begroot op € 1.421,00 aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Bruin en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: coll: