ECLI:NL:RBNHO:2014:7141

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
2730042 / CV EXPL 14-897
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgebroken onderhandelingen over bedrijfsovername zonder gerechtvaardigd vertrouwen

In deze zaak heeft eiser, [eiser], Koffieclub Zandvoort gedagvaard na afgebroken onderhandelingen over de overname van de activa van de Koffieclub. De onderhandelingen begonnen in juni 2013, maar er was geen overeenstemming over essentiële punten zoals de huurprijs en de overnamedatum. Eiser stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had in de totstandkoming van een overeenkomst, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen overeenstemming was bereikt over de essentiële voorwaarden. Koffieclub Zandvoort had in een vroeg stadium aangegeven dat zij andere partijen niet wilde uitsluiten, wat het vertrouwen van eiser ondermijnde. De kantonrechter concludeerde dat Koffieclub Zandvoort niet onrechtmatig had gehandeld door de onderhandelingen af te breken, en wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Koffieclub Zandvoort.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2730042 / CV EXPL 14-897
datum uitspraak: 4 juni 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. B.A.S. van Leeuwen
tegen
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOFFIECLUB ZANDVOORT B.V.
te Zandvoort
2.
[XXX]
te [woonplaats]
gedaagden
hierna te noemen Koffieclub Zandvoort
gemachtigde mr. M.U. Poerink

De procedure

[eiser] heeft Koffieclub Zandvoort gedagvaard op 20 januari 2014. Koffieclub Zandvoort heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 19 maart 2014 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014. [eiser] heeft ter zitting de vordering verminderd door intrekking van het primair en subsidiair gevorderde. Partijen hebben, voorafgaande aan de comparitie, producties overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

1.
Koffieclub Zandvoort exploiteerde een brasserie/lunchroom onder de naam Koffieclub Zandvoort (hierna: de Koffieclub) in een aan het Kerkplein 7 te Zandvoort gelegen bedrijfsruimte die door Koffieclub Zandvoort werd gehuurd van Horeca- en bedrijfsmakelaardij Van Alkemare (hierna: Van Alkemare).
2.
In december 2012 heeft Koffieclub Zandvoort de huur van de bedrijfsruimte opgezegd tegen 1 januari 2014.
3.
Op 27 juni 2013 hebben [eiser] en de bestuurder van Koffieclub Zandvoort, [YYY] (hierna: [YYY]), een oriënterend gesprek gevoerd over de mogelijke overname door [eiser] van de activa van de Koffieclub. Bij dat gesprek was aanwezig [ZZZ] (hierna: [ZZZ]) van Van Alkemare.
4.
Op 1 juli 2013 heeft [ZZZ] aan [eiser] voor een overname relevante informatie toegestuurd en [eiser] verzocht zijn uitgangspunten over (onder meer) de koopsom aan [ZZZ] te doen toekomen.
5.
Op 2 juli 2013 heeft [eiser] een aantal vragen aan [ZZZ] gesteld naar aanleiding van de door deze aan hem gezonden informatie.
6.
Op 6 juli 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [ZZZ].
7.
Bij e-mail van 16 juli 2013 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [ZZZ] meegedeeld: “
1) verzoek aan verhuurders om een huur van Eur 50.000,- als vast te willen aanhouden […] 2) verzoek aan verkopers om accoord te gaan met een overname van Eur. 75.000,- […] 3) verzoek aan verkopers om een gedeelte mee te willen financieren […].
8.
Bij e-mail van 19 juli 2013 heeft [ZZZ] aan [eiser] meegedeeld dat hij “
na overleg met verkopers” moet berichten “
dat zij op dit moment geen mogelijkheid zien onder de door jou aangegeven uitgangspunten zaken te doen”.
9.
Nadat [eiser] aan [ZZZ] had laten weten zijn voorgestelde overnamesom te willen verhogen tot € 84.000,00, heeft [ZZZ] hem bij e-mail van 25 juli 2013 laten weten dat “
verkoper nog geen mogelijkheid ziet om overeenstemming te bereiken”.
10.
Bij e-mail van 24 september 2013 heeft [ZZZ] namens Koffieclub Zandvoort aan [eiser] een tegenvoorstel gedaan, onder andere inhoudende “
Koopsom goodwill/inventaris € 135.000,- […] Overnamedatum 01 januari 2013”. [ZZZ] heeft daarbij onder meer het volgende opgemerkt: “
Allereerst wil ik graag melden dat wij de wil hebben om er met jou uit te komen […] Zolang wij geen schriftelijke overeenstemming hebben bereikt, kan ik overige partijen in de markt natuurlijk niet negeren […].
11.
Bij e-mails van 9 en 16 oktober 2013 heeft [ZZZ] [eiser] verzocht om een reactie op het voorstel van 24 september 2013.
12.
Op 23 oktober 2013 heeft [eiser] aan [ZZZ] een derde voorstel gedaan, dat onder andere het volgende inhield: “
Overname som Eur 95.000.- w.v. Eur 80.000,- per 1 maart 2014 Eur 15.000,- […] volgt 1 jaar later […].
13.
Op 29 oktober 2013 heeft [eiser] aan [ZZZ] meegedeeld dat “
een vaste basishuur met een variabel deel” voor hem een “
dealbreaker” was.
14.
Bij e-mail van 30 oktober 2013 heeft [ZZZ] aan [eiser] geantwoord dat “
verhuurder geen medewerking verleent aan huurverlaging”. Hij heeft voorts het volgende opgemerkt: “
Verkoper is verder wat betreft de overige voorwaarden genegen met jouw laatste voorstel akkoord te gaan, met uitzondering van de datum van overdracht, die wat hem betreft 01 januari 2013 dient te zijn.
15.
Bij e-mail van 31 oktober 2013 heeft [eiser] aan [ZZZ] meegedeeld de huurprijs te accepteren onder een aantal aanvullende voorwaarden. Deze hielden onder meer in dat de eerstvolgende aanpassing van de huurprijs op 1 maart 2015 zou worden doorgevoerd en dat de overdracht per 1 maart 2014 zou plaatsvinden. Ter afsluiting van zijn e-mail heeft [eiser] het volgende opgemerkt: “
Indien wij het over het bovenstaande eens worden, hebben wij definitief een deal.
16.
Op 4 november 2013 heeft [ZZZ] aan [eiser] meegedeeld dat Koffieclub Zandvoort afziet van het laatste voorstel van [eiser] en eerst een kans wil geven aan “
enkele alternatieven”.
17.
[eiser] heeft tegen het afbreken van de onderhandelingen geprotesteerd en Koffieclub Zandvoort gesommeerd tot levering aan hem van de Koffieclub dan wel tot betaling van schadevergoeding ten bedrage van € 15.000,00.

De vordering

[eiser] vordert, na zijn vordering te hebben verminderd door intrekking van het primair en subsidiair gevorderde, (samengevat):
Meer subsidiaireen verklaring voor recht dat de onderhandelingen in een zodanig stadium waren dat het Koffieclub Zandvoort niet langer vrij stond om de onderhandelingen af te breken, alsmede dat Koffieclub Zandvoort schadevergoeding aan [eiser] verschuldigd is, waaronder de gederfde winst, op te maken bij staat; en
Nog meer subsidiair, indien zou worden geoordeeld dat het partijen nog vrij stond de onderhandelingen af te breken, een verklaring voor recht dat Koffieclub Zandvoort schadeplichtig is ter zake van de door [eiser] gemaakte kosten in het kader van deze onderhandelingen, in totaal bedragende € 12.251,25;
met hoofdelijke veroordeling van Koffieclub Zandvoort in de kosten van de procedure.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Partijen hebben lang onderhandeld over de overname door [eiser] van de activa van de Koffieclub. Koffieclub Zandvoort liet steeds merken dat zij er met [eiser] uit wilde komen en dat zij genegen was akkoord te gaan met de voorstellen van [eiser]. Zij heeft nooit tegen [eiser] gezegd dat er nog een andere kandidaat was. [eiser] mocht er dus gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussen hem en Koffieclub Zandvoort een overeenkomst tot stand zou komen. Op 30 oktober 2013 hebben partijen een principeakkoord bereikt over de overnamesom en de huurvoorwaarden. Er moest alleen nog onderhandeld worden over de punten die [eiser] had genoemd in zijn e-mail van 31 oktober 2013.
Koffieclub Zandvoort heeft de onderhandelingen met [eiser] onrechtmatig afgebroken en de Koffieclub aan een derde verkocht. Door het onrechtmatig handelen van Koffieclub Zandvoort heeft [eiser] aanzienlijke financiële schade geleden. Die schade bedraagt in ieder geval € 12.251,25 aan diverse (onderzoeks)kosten die [eiser] in de pre-contractuele fase van de onderhandelingen heeft moeten maken. Daarnaast dient Koffieclub Zandvoort de schade die [eiser] nog zal lijden ten gevolge van de afgebroken onderhandelingen en die thans nog niet kan worden vastgesteld, te vergoeden.
Ook als wordt vastgesteld dat Koffieclub Zandvoort de onderhandelingen wél legitiem heeft afgebroken, is er op grond van de redelijkheid en billijkheid aanleiding om Koffieclub Zandvoort te veroordelen in de door [eiser] gemaakte (onderzoeks)kosten ad € 12.251,25.
Het verweer
Koffieclub Zandvoort heeft de vordering gemotiveerd betwist. Op haar verweer zal, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.

De beoordeling

[eiser] is niet-ontvankelijk

1.
Als verst strekkende verweer beroept Koffieclub Zandvoort zich op niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering. Koffieclub Zandvoort voert daartoe het volgende aan. Tussen [eiser] en Koffieclub Zandvoort hebben geen rechtstreekse onderhandelingen plaatsgevonden. Koffieclub Zandvoort heeft Van Alkemare opdracht gegeven te bemiddelen bij de onderhandelingen met [eiser]. Afgezien van het oriënterend gesprek op 27 juni 2013 vonden alle contacten plaats tussen [eiser] en Van Alkemare in de persoon van [ZZZ]. Volgens vaste jurisprudentie treedt de makelaar die opdracht tot bemiddeling heeft gekregen, slechts op als bode die mededelingen van de ene partij overbrengt aan de andere partij, met het doel als bemiddelaar partijen tot elkaar te brengen. Een opdracht tot bemiddeling houdt geen volmacht in om de opdrachtgever bindend te vertegenwoordigen. Ook wordt met een opdracht tot bemiddeling niet de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid opgewekt. [eiser] baseert het door hem gestelde gerechtvaardigd vertrouwen in de totstandkoming van een overeenkomst tussen hem en Koffieclub Zandvoort op mededelingen van [ZZZ]. [eiser] dient zich dus niet tot Koffieclub Zandvoort maar tot Van Alkemare te wenden.
2.
Dit verweer faalt. Hetgeen Koffieclub Zandvoort heeft aangevoerd ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een makelaar laat onverlet, dat [eiser] Koffieclub Zandvoort in rechte kan betrekken wegens haar besluit niet met [eiser] in zee te gaan. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering jegens Koffieclub Zandvoort kan derhalve geen stand houden.
Geen gerechtvaardigd vertrouwen
3.
Koffieclub Zandvoort voert voorts, kort samengevat, aan dat [eiser] er op geen enkel moment gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand zou komen. Tot op het laatst bestond tussen partijen geen overeenstemming over twee essentiële elementen van een overeenkomst tot overname, te weten de overnamesom en de leveringsdatum. Hoewel [eiser] ervan op de hoogte was dat Koffieclub Zandvoort op geen enkele wijze wenste mee te werken aan mee- of voorfinanciering en slechts akkoord ging met een overgangsdatum van 1 januari 2014, heeft hij dat in zijn e-mails van respectievelijk 23 en 31 oktober 2013 genegeerd. Dat [eiser] er ook zelf vanuit ging dat partijen er nog niet uit waren, blijkt uit zijn e-mail van 29 oktober 2013 waarin hij stelt dat de huur voor hem een “dealbreaker” is. In de e-mail van 30 oktober 2013 heeft [ZZZ] aangegeven dat de verhuurder geen medewerking aan huurverlaging wenste te geven. [eiser] had dus kunnen en moeten begrijpen dat zijn voorwaarden voor Koffieclub Zandvoort niet aanvaardbaar waren. Ook stelde hij zelf op 31 oktober 2013 aanvullende punten aan de orde waarover partijen het nog eens moesten worden. Omdat partijen op geen van de essentialia overeenstemming hadden bereikt, stond het Koffieclub Zandvoort vrij de onderhandelingen met [eiser] af te breken, aldus Koffieclub Zandvoort.
4.
Iedere partij mag onderhandelingen afbreken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigde vertrouwen van de andere partij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient (onder meer) rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen, en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
5.
Niet te begrijpen valt waaruit [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen in de totstandkoming van een overeenkomst afleidt. Vast staat dat partijen tussen juli 2013 en 31 oktober 2013 nog geen overeenstemming hadden bereikt over een aantal essentiële punten die Koffieclub Zandvoort steeds als voorwaarde voor de totstandkoming van een overeenkomst met [eiser] heeft gesteld, te weten de door de verhuurder van het bedrijfspand vastgestelde huurprijs en de overname per 1 januari 2014. Noch de mededeling van [ZZZ] op 24 september 2013 dat Koffieclub Zandvoort de wil had om er met [eiser] uit te komen noch diens mededeling in de e-mail van 30 oktober 2010 dat Koffieclub Zandvoort onder bepaalde voorwaarden genegen was met het voorstel van [eiser] akkoord te gaan, rechtvaardigt de stelling van [eiser] dat partijen een principeakkoord hadden, te minder nu [ZZZ] zowel in de e-mail van 24 september 2013 als die van 30 oktober 2013 duidelijke voorwaarden heeft gesteld aan het bereiken van een akkoord. Ook de uitlating van [eiser] zelf, in zijn e-mail van 29 oktober 2013, dat een vaste basishuur met een variabel deel voor hem een “dealbreaker” was, duidt niet op het bestaan van het door hem gestelde vertrouwen. Daar komt bij dat Koffieclub Zandvoort al in een vroeg stadium heeft aangegeven dat zij andere partijen niet wilde uitsluiten.
6.
Aangezien de kantonrechter op grond van het voorgaande tot de slotsom komt dat [eiser] geen beroep op een gerechtvaardigd vertrouwen toekomt en in aanmerking nemende dat gesteld noch gebleken is van andere omstandigheden op grond waarvan het afbreken van de onderhandelingen door Koffieclub Zandvoort als onrechtmatig moet worden aangemerkt, kan de meer subsidiaire vordering niet slagen.
7.
De nog meer subsidiaire vordering deelt dit lot. [eiser] heeft desgevraagd gesteld dat dit gedeelte van de vordering is gebaseerd op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Hij stelt daartoe dat, ook al zou Koffieclub Zandvoort de onderhandelingen legitiem hebben afgebroken, zij toch gehouden is tot vergoeding van de onderzoekskosten die [eiser] ten behoeve van die onderhandelingen heeft gemaakt. Koffieclub Zandvoort heeft volgens [eiser] maatschappelijk onzorgvuldig jegens hem gehandeld door zijn gerechtvaardigd vertrouwen te schaden, dat hij voor de overname van Koffieclub Zandvoort in aanmerking zou komen. Nu op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is komen vast te staan dat [eiser] geen beroep op een gerechtvaardigd vertrouwen toekomt, valt niet in te zien in welk opzicht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] de door hem gemaakte kosten zelf draagt.
8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Koffieclub Zandvoort tot en met vandaag worden begroot op € 600,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.