ECLI:NL:RBNHO:2014:6767

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
15/740229-12 en 15/710436-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepstekkenkwekerij en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de exploitatie van een hennepstekkenkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en verkocht, en dat hij betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte is ook beschuldigd van gewoontewitwassen, waarbij hij opbrengsten van de hennepkwekerij heeft verworven en omgezet, wetende dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten anders beoordeeld dan de officier van justitie en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte geen relevante justitiële documentatie had. De uitspraak is gedaan na openbare terechtzittingen op 5 en 17 juni 2014, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate bewezen geacht, ondanks de vrijspraak voor een van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740229-12 en 15/710436-12 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Uitspraakdatum: 1 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 en 17 juni 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van Brakel en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
(15/740229-12)
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 5 maart 2012 te Beverwijk en/of Uithoorn en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad [onder meer in een pand aan de [a-straat]] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (waaronder in elk geval 1434 hennepplanten en/of 34.695 hennepstekken), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en 5 maart 2012 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of Uithoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte een of meer voorwerp(en), te weten
-een of meer geldbedrag(en) en/of
-vermogensbestanddelen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten dat/die
- geldbedrag(en) en/of
- vermogensbestanddelen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(15/710436-12)
Feit 1:
Hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit (minimaal 308714 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door ijkzegels te forceren, althans te verbreken;
Feit 2:
Hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Vinkeveen, gemeente Ronde Venen en/of Uithoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]) die tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig bereiden/verwerken/bewerken/telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het afleveren/verkopen/verstrekken/vervoeren van een grote hoeveelheid hennep, althans in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 (15/740229-12) en de onder 1 en 2 (15/710436-12) ten laste gelegde feiten.
3.2.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 (15/710436-12) ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor dit feit slechts één bewijsmiddel (de aangifte namens Liander) voorhanden is, dat niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. De aangifte, niet zijnde een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), maar een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), is gelet op die laatste bepaling onvoldoende voor een bewezenverklaring. Weliswaar wordt gerelateerd over de diefstal van energie in de loods aan de [a-straat] te Beverwijk in het proces-verbaal aantreffen hennepstekkenkwekerij d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 104, 105). Dit is echter slechts een verwijzing naar het onderzoek door een medewerker van Liander, weergegeven in de aangifte van Liander d.d. 7 maart 2011 (ordner 2, dossierpagina 134-136) en betreft geen eigen waarneming van de politie.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 (15/740229-12) en de onder 2 (15/710436-12) ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 25 februari 2011 werd er in loods 6 aan de [a-straat] te Beverwijk een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. In totaal werden er 1.434 moederplanten en 34.695 hennepstekken aangetroffen. [2] Het ging hier om hennepplanten als bedoeld in lijst II van de Opiumwet. [3] Het opzetten van de kwekerij was een gezamenlijk plan van medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], waarbij zij alledrie een bedrag investeerden en deelden in de opbrengst. De loods werd vanaf 1 maart 2007 op naam van [medeverdachte 3] gehuurd. Vervolgens zijn drie zeecontainers gekocht, die door [medeverdachte 4] samen met [betrokkene] werden verbouwd tot kweekruimten. [4] Vlak voordat de kweek een aanvang nam, in oktober 2008, werd het huurcontract op verzoek van [medeverdachte 4] tegen betaling van € 3.000 per maand op naam van medeverdachte [medeverdachte 5] gezet [5] . Eind 2008 is de eerste oogst door [medeverdachte 4] verkocht [6] . Nadien raakten [medeverdachte 2] en verdachte meer en meer betrokken bij de kwekerij en deelden in de opbrengst. Het was hun idee om hennepstekken te gaan kweken. De opbrengsten werden aanvankelijk door [medeverdachte 4] en later door [medeverdachte 1] verdeeld. Verdachte hield zich met name bezig met het aansturen van het personeel in de loods en [medeverdachte 2] met de verkoop van de stekken. [7]
De kwekerij was zeer professioneel opgezet. [8] Mede gelet op de omvang en opzet van de kwekerij ontstond gaandeweg een continue productieproces waarbij per week ongeveer 17.347 stekken beschikbaar kwamen voor de verkoop. [9]
Vlak voor de inval op 25 februari 2011 werden medeverdachte [medeverdachte 6] en een viertal Brazilianen aangehouden terwijl zij met een wit busje, Mercedes Vito, de loods wilden inrijden alwaar de Brazilianen zouden gaan werken. [10] [medeverdachte 6] was al eerder, op 2 februari 2011, gecontroleerd toen zij in datzelfde busje reed. Er werden toen in het busje vuilniszakken met hennepafval aangetroffen. [11]
[medeverdachte 2] gaf opdrachten aan [medeverdachte 6]. Aan [betrokkene 2], een afvalverwerker bij de gemeente Utrecht, had [medeverdachte 2] gevraagd of [medeverdachte 6] hennepafval bij hem mocht komen storten. [medeverdachte 6] kwam vervolgens elke twee weken met 6 a 7 zakken hennepafval bij [betrokkene 2]. [betrokkene 2] werd hiervoor betaald door [medeverdachte 2]. [12] [13]
Verdachte heeft met een aantal medeverdachten inkomsten genoten uit de hennepkwekerij in Beverwijk. [14] Uit gegevens van de belastingdienst is naar voren gekomen dat het koeriersbedrijf van verdachte nagenoeg geen omzet had over de jaren 2008 tot 2011. [15]
Verdachte kocht achtereenvolgens in november 2009 een horloge (€ 495,-) en in november 2011 een ketting en een armband (€ 460,-) voor zijn (toenmalige) partner [partner]. Ook heeft hij in januari 2012 goederen betaald (€ 815,85) ten behoeve van de keuken van die [partner]. [16]
Pikeen
In verschillende aan de organisatie toebehorende telefoons staat de naam Pikeen, op verschillende manieren gespeld, vermeld. In de telefoon van [betrokkene], een van de op 25 februari 2011 met [medeverdachte 6] aangehouden Brazilianen, staat: ‘Piqueno [telefoonnummer 7]’. In de telefoon van de aldaar tevens aangehouden Braziliaan[betrokkene 3] staat: ‘Pikeen Storage SIM Index 25 Tel [telefoonnummer 2]’. [medeverdachte 2] stuurt met de telefoon met nummer [telefoonnummer 3] een sms-bericht naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 4] in gebruik bij [medeverdachte 6] met de tekst ‘alles inpakken en dan naar pikeen. Daarvandaan 37 gewoon 2 btjes en atjes mee naar mij’ [17] . De naam Pikeen staat op de gastenlijst voor de verjaardag van [medeverdachte 2]. Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] is een notitie aangetroffen met daarop ‘PIKEEN [telefoonnummer 5]. [18] Bij de telefoon in gebruik bij [medeverdachte 6] staat ditzelfde telefoonnummer [telefoonnummer 5] opgeslagen onder de naam Pikeen [19] . In de loods is een telefoon aangetroffen in de keuken waarmee berichten zijn verstuurd naar nummer[telefoonnummer 6]. Dit nummer is opgeslagen onder de naam Pequeno. Aan Pequeno zijn met deze telefoon uit de loods de volgende berichten gestuurd:
op 16 november 2009: ‘We need something to eat please’,
op 9 december 2009: ‘We are ready’
op 5 februari 2010: ‘We dont have anything here to eat’
op 10 maart 2010: ‘Hi doidão.you gonna pay us today?’ [20]
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij 1.72 meter lang is [21] . Als feit van algemene bekendheid geldt dat de gemiddelde lengte van volwassen Nederlandse mannen ongeveer 1.80 meter is. In het dossier bevindt zich voorts een kerstkaart [22] . Over deze briefkaart, met daarop een foto van [verdachte] en een vrouw, en de tekst: ‘especial’s voor Pequeno’, heeft verdachte ter zitting verklaard dat deze briefkaart aan hem gericht is en afkomstig is van zijn Braziliaanse ex-vriendin. Verdachte kent medeverdachte [medeverdachte 4] [23] . Ten slotte staat het telefoonnummer [telefoonnummer 7], dat met de naam ‘Piqueno’ in de telefoon van [betrokkene] is aangetroffen, op naam van het koeriersbedrijf van [verdachte] [24] .
3.3.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Naar de mening van de verdediging kan niet worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid heeft bij de hennepstekkenkwekerij en, als sequeel daarvan, bij de overige ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 3] niet voor het bewijs gebezigd kan worden, nu zij niet haar ondervragingsrecht jegens [medeverdachte 3] heeft kunnen uitoefenen. Voorts blijkt niet dat verdachte Pikeen genoemd zou worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 29 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5539) is bepaald dat de verdediging in enig stadium van het geding de gelegenheid moet hebben gehad om een verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. Van een effectieve mogelijkheid tot ondervraging is, gelet op het Vidgen-arrest van het EHRM (ECLI:NL:XX:2012:BX3071) in beginsel geen sprake indien de getuige zich in het verhoor ten overstaan van een rechter op zijn verschoningsrecht beroept.
Uit voornoemd arrest van de Hoge Raad blijkt voorts dat als de getuige voor een rechter is geroepen en aldaar verschijnt maar weigert een verklaring af te leggen, dat niet meebrengt dat deze verklaring nimmer aan het bewijs kan bijdragen. Echter, indien een belastende verklaring van een getuige het ‘sole or decisive’ bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen en die getuige nadien door een rechter-commissaris is gehoord en ten overstaan van deze geweigerd heeft antwoord te geven op de hem gestelde vragen, zal deze verklaring, bij ontbreken van voldoende compensatie voor de inbreuk op het ondervragingsrecht, in beginsel niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
In casu is medeverdachte [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 11 december 2012 heeft de getuige [medeverdachte 3] zich beroepen op zijn verschoningsrecht ex artikel 219 Sv. Dat betekent dat de verdediging -zoals terecht door de raadsman is gesteld- het haar toekomende ondervragingsrecht onvoldoende heeft kunnen uitoefenen.
De rechtbank is echter van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte in voldoende mate steun vindt in de overige door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en dat dit bewijs betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaring van getuige [medeverdachte 3] die verdachte betwist. De verklaring van [medeverdachte 3] is niet het ‘sole or decisive’ bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van verdachte volgt. De aanwezigheid van voldoende steunbewijs, dat ook bij weglating van de verklaring van [medeverdachte 3] voldoende draagkrachtig is voor een bewezenverklaring, heeft tot gevolg dat reeds om die reden geen aanleiding bestaat voor bewijsuitsluiting. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 3] bruikbaar is voor het bewijs.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte 3]. Deze heeft immers consistent verklaard. Voorts heeft hij met name ook zichzelf belast met zijn verklaring. De verklaring van [medeverdachte 3] dat ‘Pikeen’ betrokken was bij de kwekerij en dat dit verdachte betreft wordt ondersteund door de gebezigde bewijsmiddelen. Deze naam komt in verschillende spelwijzen voor in het dossier, allen kennelijk zijnde verbasteringen van het Portugese woord voor ‘klein’ of ‘kleintje’. Naar het oordeel van de rechtbank verwijzen de namen ‘Pikeen, Pequeno, Piqueno’ naar dezelfde persoon, te weten verdachte.
Het vorenoverwogene in samenhang bezien levert naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (15/740229-12) en onder 2 (15/710436-12) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
(15/740229-12)
Feit 1:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Uithoorn en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of verkocht onder meer in een pand aan de [a-straat] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (waaronder in elk geval 1434 hennepplanten en/of 34.695 hennepstekken), telkens zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 2:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 5 maart 2012 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of Uithoorn en/of elders in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte voorwerpen, te weten
-geldbedragen en/of -vermogensbestanddelen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
(15/710436-12)
Feit 2:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Vinkeveen, gemeente Ronde Venen en/of Uithoorn en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]) die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het verkopen van een grote hoeveelheid hennep, telkens zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 (15/740229-12) en onder 2 (15/710436-12) meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
(15/740229-12)
Feit 1:
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Gewoontewitwassen.
(15/710436-12)
Feit 2:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig (40) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van de exploitatie van een hennepstekkenkwekerij, met een bedrijfsmatig dan wel beroepsmatig karakter. Hij was daar dagelijks aan het werk en deelde samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in de winst.
Verdachte maakte in die periode aldus deel uit van een criminele organisatie, waarin hij en zijn mededaders ieder een eigen rol speelden. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] regelden de locatie, investeerden geldbedragen en zorgden vervolgens dat de huurovereenkomst van deze locatie op naam van een katvanger, [medeverdachte 5], werd gezet. [medeverdachte 4] hield zich met hulp van [betrokkene] met de bouw van de kwekerij bezig, investeerde ook geld en regelde aanvankelijk de verdeling van de opbrengst. [medeverdachte 2] regelde de verkoop van de hennep. Verdachte had de dagelijkse leiding over de mensen die in de loods aan het werk waren. De afvalverwerking was in handen van [medeverdachte 6] en [betrokkene 2].
Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat in het algemeen overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien betreft het in deze zaak een kwekerij van bijzonder grote omvang en behelst de periode van kweken meerdere jaren. Het kweken van hennep wordt daarnaast vaak omgeven door andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het witwassen van de aanmerkelijke opbrengsten van de kwekerij. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het is bovendien een essentieel onderdeel van de georganiseerde criminaliteit rond illegale handelsactiviteiten, zoals de handel in verdovende middelen: zonder het witwassen van de opbrengsten zou deze handel niet kunnen bestaan.
De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit. Voornoemd handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en hij na de onderhavige feiten geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor hennepkwekerijen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten kennelijk anders beoordeelt dan de officier van justitie.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 140, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3, 11, 11a van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 (15/710436-12) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (15/740229-12) en onder 2 (15/710436-12) ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 (15/740229-12) en onder 2 (15/710436-12) meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 (15/740229-12) en onder 2 (15/710436-12) bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. E.L. Grosheide en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 99-101).
3.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 105).
4.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
5.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d. 30 maart 2012 (ordner 13, persoonsdossier [medeverdachte 5], dossierpagina 103)
6.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
7.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 8 februari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 3], dossierpagina 42-44).
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina A-130-142).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2011 (ordner 2, dossierpagina 188-190) en het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2012 (ordner 2 A 130-142)
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2012 (ordner 1, dossierpagina 18).
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2011 (ordner 2, dossierpagina 94-96).
12.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 22-27).
13.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 36-39).
14.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3], d.d. 8 februari 2012 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 43).
15.Het proces-verbaal van bevindingen (ordner 1, dossierpagina 3 020).
16.Het proces-verbaal verhoor [partner] d.d. 8 maart 2012 (ordner 3, dossierpagina 633).
17.Het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking d.d. 7 maart 2012 (ordner 10, dossierpagina 2377.
18.Het proces-verbaal van bevindingen in beslag genomen goederen perceel [adres 2] te Culemborg d.d. 29 april 2014 (aanvullend pv, p. 52 en 54).
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2011 (ordner 6, pag. 861).
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2011 (ordner 6, pag. 867).
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
22.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [verdachte] d.d. 21 mei 2014 (aanvullend pv, p. 33-34).
23.Verklaring van verdachte ter terechtzitting
24.Het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking d.d. 7 maart 2012 (ordner 10, dossierpagina 2378.