ECLI:NL:RBNHO:2014:6676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
C-14154722-KG ZA 14-157
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortgezet verblijf in appartement in leefgemeenschap begeleid wonen afgewezen; verbod tot betreden appartement toegewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [Eiser], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Haarlem, en de stichting Nehemia Zorg. [Eiser] vorderde in conventie dat Nehemia hem zou toestaan in zijn appartement te blijven wonen, terwijl Nehemia in reconventie een verbod vorderde voor [Eiser] om het appartement te betreden. De zaak draait om de vraag of Nehemia haar zorgplicht heeft geschonden en of [Eiser] nog in de leefgemeenschap kan blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [Eiser] sinds twee jaar in een appartement van Nehemia verblijft, maar dat zijn gedrag in de loop van de tijd is verslechterd. Nehemia heeft meerdere incidenten gerapporteerd en heeft gesteld dat [Eiser] niet meer begeleidbaar is. Ondanks de inspanningen van Nehemia om andere woonruimte voor [Eiser] te vinden, heeft hij niet de benodigde medewerking verleend. De rechter oordeelde dat Nehemia niet in gebreke is gebleven en dat het niet verantwoord is om [Eiser] nog langer in de leefgemeenschap te laten verblijven.

De vordering van [Eiser] werd afgewezen, terwijl de vordering van Nehemia in reconventie werd toegewezen. Dit houdt in dat [Eiser] het appartement niet meer mag betreden en dat Nehemia de bevoegdheid heeft om de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. De rechter heeft ook bepaald dat de kosten van het geding voor rekening van [Eiser] komen, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
CVZ/JG
KG nummer: C/14/154722/KG ZA 14/157
datum: 24 juni 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
toevoeging aangevraagd
[NAAM EISER],
wonende te Heerhugowaard,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Haarlem,
EISER IN CONVENTIE IN KORT GEDING,
VERWEERDER IN RECONVENTIE IN KORT GEDING,
advocaat mr. M.C.A. Stoop te Heerhugowaard,
tegen:
de stichting STICHTING NEHEMIA ZORG,
gevestigd te Heerhugowaard,
GEDAAGDE IN CONVENTIE IN KORT GEDING,
EISERES IN RECONVENTIE IN KORT GEDING,
advocaat mr. J.W.A. van Dommelen te Veenendaal.
Partijen zullen verder worden genoemd “[Eiser]” respectievelijk “Nehemia”.

1.HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 17 juni 2014 zijn verschenen [Eiser] vergezeld van mr. Stoop voornoemd en namens Nehemia mevrouw [naam 1] (teamleider begeleiding) en de heer [naam 2] (interim regiomanager) vergezeld van mr. Van Dommelen voornoemd.
[Eiser] heeft in conventie gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Nehemia heeft de vordering bestreden en een eis in reconventie ingesteld. [Eiser] heeft tegen die vordering verweer gevoerd.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [Eiser] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2.DE UITGANGSPUNTEN

in conventie en in reconventie

2.1.
Nehemia is een kleinschalige GGZ-instelling. Zij heeft onder meer een kleine woongemeenschap in een vleugel van een gebouw aan de [adres] te Heerhugowaard. In dat gebouw heeft zij 15 appartementen, waarvan er één is ingericht als gemeenschappelijke huiskamer. De overige veertien appartementen worden bewoond door cliënten in het kader van begeleid wonen.
2.2.
Wegens niet aangeboren hersenletsel heeft [Eiser] een CIZ-indicatie voor GGZ-zorg in verband met verblijf, begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging.
2.3.
In verband met die indicatie verblijft [Eiser] sinds circa twee jaar in een tweekamerappartement (begeleid wonen voorziening) van Nehemia aan de [adres] te Heerhugowaard. Voor de begeleiding en plaatsing van [Eiser] in de leefgemeenschap, is tussen partijen een begeleidings- en plaatsingsovereenkomst gesloten op 20 februari 2012. Deze overeenkomst houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“Artikel 5
(…)
Bij het overtreden van de huisregels c.q. het niet opvolgen van de aanwijzingen van een begeleider ontvangt de persoon een schriftelijke waarschuwing. Hierna kan een tweede schriftelijke waarschuwing volgen indien er geen verandering optreedt. Bij de derde waarschuwing zal de begeleiding worden gestaakt en dient de te begeleiden persoon zijn woning zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen één maand, weer ter beschikking te stellen aan stichting Nehemia Begeleid Wonen.”
2.4.
Aan [Eiser] is, na een aantal voorafgaande waarschuwingen, op 20 februari 2014 meegedeeld dat hij per 24 maart 2014 zijn woning diende te verlaten. [Eiser] is op 24 maart 2014 niet vertrokken en hij is door Nehemia ook niet ontruimd.
2.5.
Op 15 mei 2014 heeft Nehemia aan [Eiser] aangezegd dat hij nu uiterlijk op 19 mei 2014 zijn woning verlaten zou moeten hebben met inlevering van de sleutels aan Nehemia.
2.6. [
[Eiser] is op 19 mei 2014 aangehouden door de politie in verband met een winkeldiefstal met bedreiging. Hij zit sinds die tijd gedetineerd. De termijn van het laatst gegeven bevel gevangenhouding loopt af op 25 juni 2014.

3.DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie en in reconventie

3.1. [
[Eiser] vordert in conventie –verkort weergegeven – dat Nehemia wordt veroordeeld de sloten weer terug te plaatsen dan wel [Eiser] te voorzien van een sleutel van zijn appartement en voor het geval zijn inboedel is verwijderd, om deze terug te plaatsen totdat voor [Eiser] een geschikte plek zal zijn gevonden in een GGZ-instelling en hij daar zijn intrek kan nemen, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Nehemia in de kosten van dit geding.
3.2. [
[Eiser] stelt dat Nehemia onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en niet heeft voldaan aan de op haar als GGZ-instelling rustende zorgplicht. Hij stelt dat Nehemia na de aanzegging dat hij zijn appartement diende te verlaten heeft toegezegd dat zij hem zouden helpen om een andere woonplek te vinden en hem vóór die tijd niet op straat zouden zetten, maar dat Nehemia inmiddels de sloten van zijn appartement heeft vervangen en mogelijk zijn inboedel heeft verhuisd. Voorts stelt hij dat Nehemia in strijd met eerder genoemde toezegging en de op haar rustende zorgplicht uit hoofde van de behandelovereenkomst niet heeft voldaan aan haar verplichting om voor hem geschikte - bij zijn CIZ indicatie passende – andere woonruimte te vinden. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij daarbij denkt aan een (regulier) huurappartement en begeleiding in de vorm van ambulante zorg.
3.3.
Nehemia heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat in de periode dat [Eiser] bij Nehemia heeft verbleven er twaalf incidentmeldingen hebben plaatsgevonden. Het gedrag van [Eiser] is in de loop van zijn verblijf gewijzigd. Hij luistert niet langer naar de begeleiders en is door hen niet meer te corrigeren. Ook gedraagt hij zich in toenemende mate agressief, waardoor de begeleiders bang geworden zijn voor hem en het aan de begeleiders ook niet meer is toegestaan om hem alleen te benaderen. Nu [Eiser] zich niet langer begeleidbaar opstelt is het niet verantwoord hem langer te laten verblijven in deze kleine leefgemeenschap met kwetsbare bewoners. Nehemia heeft benadrukt dat zij zich wel degelijk sinds februari 2014 heeft ingespannen om andere geschikte woonruimte te vinden voor [Eiser], maar dat voor bepaalde opties de medewerking van [Eiser] noodzakelijk was, welke medewerking hij niet wilde verlenen. Zij heeft betwist dat zij de sloten van het appartement heeft vervangen of dat zij de inboedel van [Eiser] heeft verhuisd.
3.4.
Op deze gronden vordert Nehemia in reconventie – samengevat– dat het [Eiser] verboden wordt de woning aan de [adres] te Heerhugowaard nog te betreden of feitelijk te bewonen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [Eiser] in de kosten van dit geding en met machtiging van Nehemia om de ontruiming zonodig te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.
3.5. [
[Eiser] heeft verweer gevoerd op de gronden in conventie aangevoerd.
3.6.
Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna nader op de verschillende standpunten worden ingegaan.

4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie vormen elkaars spiegelbeeld. Gelet op die grote samenhang zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld en beoordeeld.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de relatie tussen [Eiser] en Nehemia moet worden beëindigd. De vraag die partijen thans verdeeld houdt, is de vraag of [Eiser] terug kan naar het appartement aan de [adres] te Heerhugowaard in afwachting van andere woonruimte of niet. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
4.3.
Door [Eiser] is gesteld dat Nehemia niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan omdat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om na 20 februari 2014 andere, passende woonruimte voor hem te vinden. Dit is door Nehemia gemotiveerd weersproken aan de hand van een overzicht van de door haar verrichte inspanningen.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden geoordeeld dat Nehemia de op haar rustende zorgverplichting heeft geschonden. Zij heeft zich, in overleg met [Eiser], voldoende ingespannen tot nu toe om andere passende woonruimte te vinden voor hem. Uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd blijkt voldoende dat [Eiser] de benodigde medewerking aan het verder onderzoeken van bepaalde opties niet heeft willen verlenen. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat Nehemia niet de sloten van het appartement van [Eiser] heeft vervangen of zijn appartement heeft ontruimd. Zij heeft benadrukt dat [Eiser] feitelijk het appartement nog betreden en dat daarin ook haar spoedeisend belang ligt bij een verbod aan [Eiser] om nog langer gebruik te maken van het appartement.
4.5.
Op basis van de stukken en van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is echter voldoende aannemelijk geworden dat [Eiser] niet langer begeleidbaar is door de begeleiders van Nehemia, omdat hij gegeven aanwijzingen niet langer opvolgt en agressief reageert. Hierdoor is aannemelijk geworden dat onveilige situaties kunnen ontstaan voor [Eiser], de begeleiding en de overige bewoners van de leefgemeenschap. Nu de begeleiding door Nehemia inmiddels is beëindigd en het verblijf in de leefgemeenschap uitsluitend kan plaatsvinden in samenhang met die begeleiding, kan van Nehemia niet worden verlangd [Eiser] nog langer in haar leefgemeenschap te laten verblijven.
4.6.
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet wenselijk en niet in het belang van de medebewoners dat [Eiser] (zonder begeleiding) nog langer in de leefgemeenschap verblijft, ook niet als dit tijdelijk zou zijn in afwachting van andere geschikte woonruimte. De vordering van [Eiser] zal worden afgewezen.
4.7.
Nu de vordering in conventie wordt afgewezen, volgt daaruit de vordering in reconventie kan worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde machtiging sterke arm kan eveneens worden toegewezen, op de hierna te vermelden wijze. De gevorderde machtiging om de inboedel te mogen verhuizen is toewijsbaar, met dien verstande dat indien [Eiser] niet binnen de hierna te vermelden termijn aangeeft waar zijn inboedel naar toe verhuisd kan worden, de inboedel dient te worden opgeslagen. De kosten verbonden aan de opslag zullen voor rekening van [Eiser] dienen te komen.
4.9. [
[Eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, in conventie en in reconventie.

5.DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:
in conventie
weigert de gevorderde voorziening;
veroordeelt [Eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Nehemia begroot op € 608,-- aan verschotten en op € 816,- aan salaris advocaat;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
verbiedt [Eiser] de woning aan de [adres] te Heerhugowaard te betreden en daarin verder te verblijven
  • met machtiging van Nehemia om - in geval van weigering van naleving van dit verbod – de naleving van dit verbod met behulp van politie en justitie te bewerkstellingen, een en ander met inachtneming van artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv;
  • met machtiging van Nehemia bovengenoemde woning te ontruimen en de daarin aanwezige inboedel te verhuizen naar een door [Eiser] aan te wijzen plaats en bij gebreke van die aanwijzing binnen zeven dagen na dit vonnis, deze inboedel af te voeren naar een opslagplaats welke Nehemia goeddunkt;
veroordeelt [Eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Nehemia begroot op nihil aan verschotten en salaris advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. J.H. Gisolf, voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 juni 2014in tegenwoordigheid van
C. Vis-van Zanden, griffier.