ECLI:NL:RBNHO:2014:6344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
14/810305-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in beroving door gebrek aan bewijs van nauwe samenwerking

Op 7 juli 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen vijf verdachten die beschuldigd werden van beroving. De rechtbank sprak de verdachten vrij, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen wie de daadwerkelijke overvallers waren. De zaak betrof een overval op 14 juni 2011 in Alkmaar, waarbij een tas met een aanzienlijk geldbedrag werd gestolen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de betrokkenheid van de verdachten aannemelijk was, er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de overval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, maar de verdediging betoogde dat de verdachte niet aan de signalementen voldeed en dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, afgewezen, omdat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Uiteindelijk werd de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810305-12
Uitspraakdatum: 7 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Syrië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2011 in de gemeente Alkmaar op de openbare weg, de Meerkoetstraat en/of de Arendsweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende (ongeveer) 29.250,= Euro, althans een (grote) hoeveelheid geld en/of een of twee paspoort(en) en/of een rijbewijs en/of een identiteitsbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een of meerdere van) zijn mededader('s), althans alleen
* naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] - die zich in een aldaar geparkeerde auto bevond[en]) - is gelopen en/of
* via een openstaand raam van die auto traangas, althans een bijtende stof naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gespoten en/of
* een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft getrokken en/of heeft doorgeladen en/of
* dat (doorgeladen) vuurwapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
* die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen en/of
* (vervolgens) (met kracht) een tas van de schouder en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft getrokken (waarbij het hengsel van die tas brak) en/of-
* toen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] - achter hem, verdachte, en/of (een of meerdere van) zijn mededader(s) was/waren aangerend, die [slachtoffer 1] (tegen de grond) heeft geslagen en/of (meerdere malen) op die [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] door een kogel in de borstkas werd getroffen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft hiertoe betoogd dat het op grond van de bewijsmiddelen niet anders kan dan dat verdachte en zijn vier medeverdachten een plan hebben opgevat om een auto met daarin drie mannen te overvallen om daarbij een groot geldbedrag buit te maken, dat zij allen betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van de overval, allen een rol hebben gehad bij de overval en dat zij alle vijf op zijn minst hadden kunnen weten dat hierbij geweld zou worden gebruikt. Op grond van de telefoongegevens heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte degene moet zijn geweest aan wie [medeverdachte 1] de komst van de aangever op de plaats delict moet hebben doorgegeven. De rol van iedere verdachte is volgens de officier van justitie op basis van het dossier niet vast te stellen, maar dat verdachte als medepleger verantwoordelijk moet worden gehouden voor de overval is wel wettig en overtuigend bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, nu het medeplegen aan de overval niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte voldoet niet aan de door aangevers en getuigen opgegeven signalementen van de overvallers, zijn aanwezigheid op de plaats delict kan niet volgen uit de beschikbare telefoondata, terwijl zijn reisbewegingen na de overval een contra-indicatie vormen voor betrokkenheid. Bovendien zijn geen sporen van verdachte aangetroffen in één van de betrokken voertuigen. Aldus kunnen geen uitvoeringshandelingen aan verdachte worden toegedicht. Het enkele feit dat er telefonisch contact is geweest tussen verdachte en verscheidene medeverdachten kan niet leiden tot het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de overval.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat hij op 14 juni 2011 samen met zijn twee zoons [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] reizend vanuit Litouwen in Nederland is aangekomen om auto’s te kopen. Aangever had hiertoe onder meer contact met [medeverdachte 1]. [slachtoffer 1] rijdt, na garages te hebben bezocht, samen met zijn zoons in zijn auto achter [medeverdachte 1] aan om naar een auto op een adres in de Mare in Alkmaar te kijken. [medeverdachte 1] brengt ze naar een parkeerplaats bij de Arendsweg in Alkmaar. Daar vertelt [medeverdachte 1] hen dat ze moeten wachten, omdat hij de auto ergens gaat ophalen bij een derde. [medeverdachte 1] rijdt vervolgens weg en na enkele minuten komen er drie mannen naar de auto van [slachtoffer 1] toe gelopen, die hem van een tas met daarin € 29.250,- beroven. Hierbij wordt een vuurwapen getoond en traangas richting [slachtoffer 1] gespoten. Als [slachtoffer 1] en zijn zoons achter de overvallers aan gaan, schiet één van hen meermalen met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] wordt door één van de kogels geraakt in zijn borst. Om 18.34 uur krijgt de politie melding van de schietpartij.
Uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] op 14 juni 2011 onder druk zette om die middag nog mee te gaan kijken naar de auto in de Daalmeer. [slachtoffer 1] was moe en wilde liever de volgende dag gaan kijken, maar is toch achter [medeverdachte 1] aan gereden.
[medeverdachte 1] is nadat hij is weggereden bij aangever geen auto gaan ophalen en heeft geen contact met de verkoper van die auto.
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer], welk nummer in gebruik is bij [medeverdachte 1], blijkt dat door de gebruiker van dit telefoonnummer op 14 juni 2011 meermalen telefonisch contact is geweest met [slachtoffer 1]. Daarnaast is er op 14 juni 2011- tot vlak voor de overval - meermalen telefonisch contact geweest tussen de gebruiker van dit nummer en [telefoonnummer], welk nummer in gebruik is bij [verdachte]. De inhoud van deze telefonische contacten is onbekend gebleven.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer], zijnde [verdachte], heeft op 14 juni 2011 tussen 18.19 en 18.31 uur een zendmast aangestraald ten zuiden van de Johanna Naberstraat in Alkmaar, zijnde een locatie in de omgeving van de plaats delict. Daarnaast blijkt uit de zendmastgegevens dat de telefoons van [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 14 juni 2011 tussen 14.04 en 14.38 uur onderling contact met elkaar hebben en dat zij op dat moment allen een gsm-mast aanstraalden in de omgeving van de woning van [verdachte]. Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt voorts dat [verdachte] voor en na de overval telefonisch contact heeft met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [getuige 3]. [getuige 3] heeft vervolgens om 18.56 uur telefonisch contact met telefoonnummer [telefoonnummer], zijnde het nummer van [medeverdachte 4]. De telefoon van [medeverdachte 4] bevond zich blijkens de zendmastgegevens na de overval in de directe omgeving van de plaats delict. Deze telefoon is later in de witte Ford Fiësta met kenteken [kenteken] aangetroffen. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer], zijnde het telefoonnummer van [medeverdachte 3], heeft zich op 14 juni 2011 vanaf 17.17 uur bewogen richting de plaats delict. Deze telefoon is later eveneens in de witte Ford Fiësta met kenteken [kenteken] aangetroffen.
De Peugeot waarin de overvallers zijn gevlucht staat op naam van de vader van [medeverdachte 2], die heeft verklaard de auto alleen aan zijn kinderen uit te lenen. In de Peugeot worden sporen aangetroffen die wijzen naar medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]. In de Peugeot wordt een opwaardeerbonnetje aangetroffen van T-mobile, waaruit kan worden opgemaakt dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (op naam van [medeverdachte 2]) op 14 juni 2011 omstreeks 14.19 uur zijn telefoon heeft opgewaardeerd in de omgeving van de Drechterwaard in Alkmaar. [medeverdachte 4] verklaart dat hij op 14 juni 2011 gebruik heeft gemaakt van de witte Ford Fiësta met kenteken [kenteken], die met de sleutel in het contact op de plaats delict wordt aangetroffen en door getuigen in verband wordt gebracht met de gebruikers van de vluchtauto. De witte auto is gehuurd door de vriendin van [medeverdachte 3]. In de witte Ford worden goederen aangetroffen die wijzen in de richting van [verdachte].
De hierboven geschetste omstandigheden maken dat de rechtbank de betrokkenheid van [verdachte] bij de op 14 juni 2011 gepleegde overval op [slachtoffer 1] en zijn zoons, aannemelijk acht. Echter, het is de rechtbank onduidelijk gebleven wie de drie daadwerkelijke overvallers zijn geweest. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden geconcludeerd dat verdachte één van de overvallers was en evenmin dat één of meer van de medeverdachten als overvaller zijn aan te wijzen. Een mogelijk scenario waarin meer daders een rol hebben gespeeld buiten de vijf verdachten die thans zijn gedagvaard kan zeker niet worden uitgesloten. Bovendien blijft, ook indien wordt uitgegaan van vijf betrokkenen, waarbij [medeverdachte 1] degene is geweest die de aangevers naar de plaats delict heeft gebracht en vervolgens is vertrokken, één persoon over die niet is mee gegaan naar de auto van de aangever en wiens rol onduidelijk is gebleven. Gelet op het voorgaande is niet met een voldoende mate van zekerheid komen vast te staan dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de overval. Het feit dat verdachte enkele minuten voor de melding bij de politie van de schietpartij wordt gebeld door [medeverdachte 1] maakt dit niet anders.
Nu voorts uit de bewijsmiddelen niet volgt wat de inhoud is geweest van het contact tussen verdachte en zijn medeverdachten en dus evenmin wat er is besproken voorafgaand aan, dan wel na de overval kan daaruit niet volgen dat en op welke wijze verdachte met de overvallers/zijn medeverdachten de overval heeft voorbereid.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd worden de bewijsmiddelen in het dossier door de rechtbank onvoldoende geacht om te kunnen stellen dat het, tenzij verdachte een verklaring geeft die de bewijsmiddelen ontzenuwen, niet anders kan dan dat verdachte samen met zijn medeverdachten de overval heeft voorbereid, een rol heeft gehad bij de overval en op zijn minst had kunnen weten dat er geweld zou worden gebruikt.
Aldus is niet wettig bewezen dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met de (overige) overvallers en daarbij het opzet heeft gehad op de diefstal met geweld. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

4.Vorderingen benadeelde partijen

4.1.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft middels een voegingsformulier een vordering tot schadevergoeding van € 32.250,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde, mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar, bepleit dat de gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden aangepast in een voorschot van € 4.000,-. Dit maakt dat de totale vordering thans € 34.250,- bedraagt.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, niet kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
4.2.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.700,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, niet kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
4.3.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.700,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, niet kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
4.4.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 170,46 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, niet kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2014.
Mrs. Van Leeuwen en Fuchs zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.