ECLI:NL:RBNHO:2014:6287

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
15/740474-12 (onderzoek 11Drome)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek 11Drome: Doodslag en Hennepteelt in Purmerland

In de zaak met ECLI:NL:RBNHO:2014:6287, uitgesproken op 17 juni 2014 door de Rechtbank Noord-Holland, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie die resulteerde in de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van een plan om [slachtoffer 1] te ontvoeren of te beroven, waarbij de verdachte een belangrijke coördinerende rol speelde. De rechtbank hanteerde een veiligheidsmarge bij de bewijsvoering van de verklaringen van de verdachten, waarbij verklaringen alleen voor bewijs werden gebruikt als ze ondersteund werden door andere objectieve bewijsmiddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor zijn rol in de doodslag en voor de hennepteelt in Portsmuiden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte tot schadevergoeding aan de nabestaanden van [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Osdorp te Amsterdam
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740474-12 (onderzoek 11Drome)
Uitspraakdatum: 17 juni 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 april 2014, 1 mei 2014, 12 mei 2014, 15 mei 2014, 22 mei 2014 en 3 juni 2014 in de zaak tegen:
[[verdachte]],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, locatie Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. F.H.A. Schlingemann en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. M.J. van Rooij en mr. E. Zwart, advocaten te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Landsmeer en/of (elders) in de Gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel geschoten
in/door het hoofd van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 20 december 2011 te Landsmeer, en/of (elders) in de Gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die [verdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel geschoten in/door het hoofd van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 8 december 2011 tot en met 20 december 2011 te Purmerend en/of te Amsterdam en/of te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of (elders) in de gemeente Landsmeer, en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften aan [medeverdachte 1] en of [medeverdachte 3] en of [medeverdachte 4] en of [medeverdachte 2] en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, door
- aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] te beloven dat (een deel van) de opbrengst van een hennepplantage en/of arbeid door die[medeverdachte 2] voor hem/hun zou zijn, en/of geld toe te zeggen, en/of
- één of meer ontmoeting (en) te organiseren en/of bij te wonen tussen die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4], en/of
- door als tussenpersoon op te treden voor contact (en) tussen enerzijds die [medeverdachte 2] en anderzijds die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4], en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] (telefonisch) in te lichten over de plaats waar die [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1] ging ontmoeten (te weten de Kentucky Fried Chicken te Amsterdam) (welke informatie hem telefonisch was verstrekt door die [medeverdachte 2]), en/of
- door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] een vuurwapen van het merk Czeská zbrojovka Uhersky Brod, type 61 (Skorpion), althans een (automatisch) vuurwapen, ter beschikking te stellen;
Meer Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 20 december 2011 te Purmerland, gemeente Landsmeer, en/of (elders) in de Gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die [verdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen een kogel geschoten in/door het hoofd van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 8 december 2011 tot en met 20 december 2011 te Purmerend en/of te Amsterdam en/of te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of (elders) in de gemeente Landsmeer, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- één of meer ontmoeting(en) te organiseren en/of bij te wonen tussen die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4], en/of
- door als tussenpersoon op te treden voor contact(en) tussen enerzijds die [medeverdachte 2] en anderzijds die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4], en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] (telefonisch) in te lichten over de plaats waar die [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1] ging ontmoeten (te weten de Kentucky Fried Chicken te Amsterdam) (welke informatie hem telefonisch was verstrekt door die [medeverdachte 2]), en/of
- door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] een vuurwapen van het merk Czeská zbrojovka Uherskÿ Brod, type 61 (Skorpion), althans een (automatisch) vuurwapen, ter beschikking te stellen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot en met 8 december 2011 te Amsterdam (in/vanuit een pand aan Portsmuiden [nummer]), en/of te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) (een) groot/grote aantal(len) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging ten aanzien van feit 2

Door de verdediging is betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de keuze voor vervolging van uitsluitend [verdachte] voor de hennepkwekerij/stekkerij in Portsmuiden, niet met redelijke argumenten is onderbouwd. Meerdere personen zijn kapiteins van het hok in Portsmuiden en volgens [medeverdachte 2] stond [verdachte] lager in de rangorde dan [betrokkene 1] en [medeverdachte 2]. In elk geval als het gaat om [medeverdachte 2], is sprake van een zodanige overeenstemming van zaken op het punt van de haalbaarheid en van de opportuniteit dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, nu [medeverdachte 2] terzake niet wordt vervolgd. Dit dient tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering komt aan het Openbaar Ministerie een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toe ten aanzien van de vraag of na een opsporingsonderzoek al dan niet vervolging moet plaatsvinden. Die discretionaire bevoegdheid van het Openbaar Ministerie wordt begrensd door de beginselen van een goede procesorde. Schending van die beginselen, doordat de vervolgingskeuze op willekeurige gronden is gemaakt zodat de daaraan gegeven motivering de beslissing van de officier van justitie niet kan dragen of doordat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld zonder dat voor die ongelijke behandeling een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat, kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De toetsing of het Openbaar Ministerie de grenzen van zijn bevoegdheden in deze heeft overschreden, geschiedt door de rechtbank slechts marginaal.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het gelijkheidsbeginsel reeds is geschonden doordat het Openbaar Ministerie [verdachte] wel en [medeverdachte 2] niet strafrechtelijk vervolgt terzake de hennepkwekerij in Portsmuiden, is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt niet juist is. [medeverdachte 2] onderscheidt zich van [verdachte] in die zin, dat hun rollen met betrekking tot Portsmuiden juist niet vergelijkbaar zijn.
[verdachte] was de hoofdexploitant van de loods in Portsmuiden, hetgeen blijkt uit het volgende. De huurovereenkomst stond op naam van [verdachte], door hem werden de huurpenningen ook voldaan en hij had de beschikking over de sleutels van het pand. Ook is het [verdachte] geweest die zelfstandig de beslissing heeft genomen tot het ontmantelen van de locatie, nadat de huurschuld bleef oplopen (mede) vanwege de tegenvallende opbrengsten uit de hennepkwekerij. [verdachte] heeft diverse mensen uit zijn omgeving geregeld die hem wilden helpen met het ontmantelen. Daarbij is ook opvallend dat [verdachte], zonder overleg met [medeverdachte 2] of iemand anders, zelfstandig heeft besloten dat [medeverdachte 1] de onderdelen van de hennepkwekerij na de ontmanteling mocht houden. Kennelijk had [medeverdachte 2] daarover dus niets te zeggen. [medeverdachte 2] was wellicht betrokken bij het opstarten van de hennepkwekerij in Portsmuiden, maar zijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit uitvoerende taken, zoals het opbouwen van de henneplocatie en onderhouden van de hennepplanten. Bovendien heeft hij vanaf enig moment in 2011, vermoedelijk de zomer, in Portsmuiden in het geheel geen werkzaamheden meer verricht.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] niet (mede) hoofdverantwoordelijke was in Portsmuiden en dus geen met [verdachte] vergelijkbare rol vervulde. [medeverdachte 2] is overigens wel vervolgd terzake een andere henneplocatie, namelijk de hennepkwekerij in Nijkerk waarvan hij de hoofdexploitant was. Er is overigens ook niet gebleken van andere personen die met betrekking tot Portsmuiden een vergelijkbare rol als [verdachte] vervulden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een zodanige overeenstemming van zaken op het punt van de haalbaarheid en van de opportuniteit dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gezegd dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid niet tot de bestreden vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Leeswijzer van het vonnis (Inleiding):

De rechtbank zal in verband met de bijzondere aard van de zaak een andere dan de gebruikelijke opbouw van het vonnis hanteren. De rechtbank zal allereerst het aantreffen van de lichamen en het forensisch (bewijs)materiaal bespreken. Vervolgens zal een aantal inleidende opmerkingen met betrekking tot het bewijs worden gemaakt alsmede de gevoerde bewijsverweren met betrekking tot de bruikbaarheid van de verklaringen van met name [medeverdachte 2] en de bruikbaarheid van de ‘de auditu’ verklaringen welke alle [medeverdachte 1] als bron hebben, worden besproken.
Daarna zal de rechtbank de feitelijke toedracht bespreken, onderverdeeld in diverse onderdelen, doorgaans afgerond met conclusies dan wel bewijsoverwegingen, uitmondend in een beschrijving van de gebeurtenissen van de 20e december 2011. Vervolgens zal de rechtbank in het vonnis van elke verdachte de rol die hij al dan niet bij deze gebeurtenissen heeft gespeeld, bespreken. Tevens zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden of deze rol een strafrechtelijk verwijt, zoals ten laste is gelegd, met zich mee brengt en de vraag beantwoorden of dit zal moeten leiden tot een vrijspraak van het ten laste gelegde of tot een bewezenverklaring.
Daar waar de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zal het vonnis overwegingen met betrekking tot de strafmaat en een bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen bevatten.
De rechtbank merkt op voorhand reeds op dat de door de rechtbank in de voetnoten of elders als processen-verbaal aangeduide (bewijs)middelen in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en ook overigens voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegen medeplegen van moord van [slachtoffer 1] en de onder 2 ten laste gelegde hennepteelt.
Ten aanzien van feit 1
4.2.
De gebeurtenissen
4.2.1.
Inleiding
Plaats delict 1, Burgtpad
Aantreffen lichamen[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Op dinsdag 20 december 2011 omstreeks 21.45 uur komt bij de meldkamer van de regiopolitie Zaanstreek-Waterland de melding binnen dat op een parkeerplaats aan de Purmerlanderrijweg te Purmerland, een man tussen twee geparkeerde auto’s zou liggen.
Naar aanleiding van deze melding gaan verbalisanten ter plaatse. Op de Purmerlanderrijweg, op de parkeerplaats bij het fietspad aan het Burgtpad, treffen zij een witte bestelbus Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 1] (hierna: Mercedes Vito), en een grijze Peugeot 207 (hierna: Peugeot), voorzien van het kenteken [kenteken 2], aan. Bij de auto’s liggen de lichamen van twee mannen op de grond. [1]
Beide mannen bewegen niet meer, hebben geen ademhaling meer en voelen koud aan. [2]
Op de lichamen worden identiteitspapieren aangetroffen van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]). [3] [slachtoffer 3] wordt voorts bij een confrontatie onder meer door zijn vader herkend. [4] Bij een vergelijkend onderzoek tussen het dactyloscopisch signalement van [slachtoffer 2] met een bij de politie aanwezig dactyloscopisch signalement ten name van [slachtoffer 2], blijkt dat de afdrukken van de vingers identiek aan elkaar waren. [5]
Gezien vanaf de Purmerlanderrijweg is het achterste voertuig op de parkeerplaats de Peugeot. De Peugeot staat geparkeerd met de voorzijde in westelijke richting. De beide portieren zijn gesloten.
Aan de bestuurderszijde van de Peugeot ligt [slachtoffer 3] grotendeels op zijn rechterzijde en rechterarm, met zijn borstkas richting de straatklinkers gekeerd. De linkerarm van [slachtoffer 3] bevindt zich in gebogen toestand onder de borstkas, met de linkerhand ter hoogte van zijn hals. De rechterhand bevindt zich in de rechterjaszak.
Eveneens gezien vanaf de Purmerlanderrijweg betreft het voorste voertuig de Mercedes Vito, deze staat enigszins schuin geparkeerd met de voorzijde in westelijke richting. De voorwielen staan iets naar links gedraaid, op de overgang van de straatklinkers en de aangrenzende berm/grasstrook. De beide voorportieren van de Mercedes Vito zijn geopend.
Aan de passagierszijde van de Mercedes Vito ligt [slachtoffer 2] in buikligging op de straatklinkers. Het hoofd van [slachtoffer 2] rust op beide armen. [6] [slachtoffer 2] ligt met zijn hoofd in de richting van de Mercedes Vito. [7]
Naar aanleiding van het aantreffen van de lichamen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is het grootschalige onderzoek 11Drome gestart.
Onderzoeksresultaten
- Munitie
Op de plaats delict en uit de kleding c.q. de lichamen van de slachtoffers zijn diverse kogels en kogeldelen veiliggesteld. Uit onderzoek is gebleken dat de hulzen en kogels van het kaliber 7,65mm Browning zijn, dan wel daarbij het beste passen.
Gelet op de aangetroffen hulzen, kogelpunten en –delen zijn in totaal minimaal 11 afzonderlijke kogels aangetroffen, waarnaar onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is verricht.
Uit dit onderzoek blijkt dat de bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer zij zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. Voorts blijkt uit dit onderzoek dat de bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de kogels en kogelmanteldelen zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop dan wanneer zij zijn afgevuurd uit meerdere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Daarnaast concludeert het NFI dat de vorm en de ligging van de systeemsporen in de hulzen sterke gelijkenis vertonen met die van een (semi-) automatisch werkend machinepistool, van het model Skorpion, kaliber 7,65mm Browning, en dat ook de afvuursporen in de ontvangen kogels en kogelmanteldelen passen bij dit vuurwapen. [8]
- De Peugeot en sectie
[slachtoffer 3]
De aangetroffen Peugeot is veiliggesteld en onderzocht. Aan de buitenzijde van de Peugeot, vanaf het portier van de bestuurder doorlopend naar de achterzijde van het voertuig is een patroon van op bloed gelijkende spatten aangetroffen. De spatten bevinden zich op een hoogte vanaf de onderzijde van het voertuig tot boven op het dak. Het NFI concludeert op basis van de kenmerken van de bloedspatten dat het aangetroffen bloedspoorpatroon is veroorzaakt door een uitgeoefende kracht in bloed zoals mechanismen als schoppen, slaan, steken en schieten. Een onderscheid daartussen is niet vast te stellen. Evenmin is vast te stellen of de bloedspatten zijn veroorzaakt door een enkele gebeurtenis of meerdere op ongeveer dezelfde positie.
Tevens concludeert het NFI dat de plaats van de uitgeoefende kracht in bloed die dit bloedspoorpatroon heeft veroorzaakt, zich bevond ter hoogte van de linkerachterzijde van het voertuig voor het linkerachterwiel en globaal op een hoogte tussen de dorpel en de stootrand van het voertuig. De afstand tot de auto kon niet worden vastgesteld. Vanwege de plaats van de aangetroffen bloedspatjes in de sluitnaad van het linkerportier met de B stijl en de buitenste rand van de dorpel en het ontbreken van de bloedspatten elders op de B stijl, de binnenzijde van de dorpel of de binnenzijde van het linkerportier, is het volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker dat het linkerportier dicht was ten tijde van de inwerking van de uitgeoefende kracht op bloed dan dat het portier geopend was. [9]
Op het lichaam van [slachtoffer 3] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 3] is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld op het lichaam. Er is sprake van twee bij leven opgelopen doorschotverwondingen door het hoofd en de schedelbasis. Een tweetal schotkanalen is vastgesteld. Eén met een inschotopening links aan het achterhoofd met een schotkanaal van links naar rechts, dwars door het hoofd met een perforatie van het schedeldak links. Voorts is een schotkanaal van links naar rechts en iets hoofdwaarts vastgesteld met een inschotopening laag aan de nek links. [10]
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de verwondingen van [slachtoffer 3] zijn veroorzaakt door minimaal twee en maximaal vier kogels. [11]
- De Mercedes Vito en sectie
[slachtoffer 2]
De Mercedes Vito is eveneens veiliggesteld en onderzocht. Op verschillende plaatsen in het interieur worden beschadigingen aangetroffen. Deze aangetroffen beschadigingen geven de indruk te zijn veroorzaakt door inschoten en/of doorschoten van projectielen afkomstig uit een vuurwapen en afgevuurd vanuit de richting van het bestuurdersportier, terwijl dit op het moment van het schieten open gestaan moet hebben. Gelet op het aantreffen van een beschadiging aan de kunststof binnenbekleding van het passagiersportier en de hoek waarmee het projectiel de binnenbekleding is binnengedrongen, moet het passagiersportier op het moment van schieten eveneens open hebben gestaan. [12] Aan de bestuurderszijde van de Mercedes Vito zijn onder meer een huls en drie kogelpunten/fragment kogelpunt aangetroffen. [13]
Op het lichaam van [slachtoffer 2] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 2] is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen perforerend geweld in het lichaam. In totaal zijn 22 bij leven opgelopen perforaties aangetroffen, alle met het aspect van een schotverwonding. Met name de hoofdstreek is meermalen geraakt (acht perforaties). Eén schotkanaal kon worden herleid met een inschotverwonding links aan het achterhoofd, waarbij het schotkanaal van linksachter naar rechtsvoor en voetwaarts naar een kogel in de weke delen van de hals rechts loopt. Voorts zijn er meerdere doorschoten waargenomen door de linkerarm, een doorschot door het linkeronderbeen en een inschot met een kogel in het rechteronderbeen. Het is op grond van de sectiebevindingen niet mogelijk een volgorde aan te geven in het oplopen van de letsels. [14]
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de bevindingen met betrekking tot [slachtoffer 2] passen bij minstens 9 afzonderlijke kogels. [15]
Plaats delict 2, Kanaaldijk
Vermissing en aantreffen lichaam[slachtoffer 1]
Op 21 december 2011 omstreeks 20.15 uur komt [betrokkene 2) (hierna: [betrokkene 2]) met zijn broer [betrokkene 3] aan het politiebureau te Purmerend. [betrokkene 2] deelt mede dat hij zijn broer [slachtoffer 1] al een tijdje niet heeft gezien en bang is dat hij één van de slachtoffers, aangetroffen op het Burgtpad te Purmerland, is. Hij verklaart verder dat hij op televisie het busje herkende en dat zijn broer omging met ‘de jongen van het busje’. [16] Ook komt [betrokkene 2] op 23 december 2011 samen met zijn vader [betrokkene 4] aan het bureau. [betrokkene 2] geeft aan dat zijn familie zich zorgen maakt omdat zijn broer nergens te vinden is en [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) een vriend van [slachtoffer 1] is. [17]
Op donderdag 19 januari 2012 komt bij de meldkamer van de regiopolitie Zaanstreek-Waterland de melding binnen dat ter hoogte van perceel 100 aan de Kanaaldijk te Landsmeer een lichaam in het water drijft. [18] Ter plaatse treffen medewerkers van de politie in het water het lichaam van vermoedelijk een man aan, wijzend met het gezicht naar onderen. [19] De man blijkt de vermiste [slachtoffer 1] te zijn. [20]
Geografisch gezien ligt de plek waar [slachtoffer 1] wordt aangetroffen (plaats delict 2) in het verlengde van de plaats delict 1, op een afstand van ongeveer 6,5 km. De Kanaaldijk te Landsmeer loopt door tot aan de Purmerlanderrijweg te Purmerland, waaraan het Burgtpad (plaats delict 1) ook ligt. [21] In het Noord-Hollands kanaal vindt nauwelijks stroming van het water plaats door sluizen aan beide kanten. Door het kanaal vaart scheepsvaart. [22]
In de directe nabijheid van de plaats delict is door de politie aan de walkant van de waterzijde met behulp van een metaaldetector gezocht naar mogelijke aanwezige hulzen. Er zijn geen hulzen aangetroffen. [23]
Sectie[slachtoffer 1]
Op het lichaam van [slachtoffer 1] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van hersenschade en/of bloedverlies door uitwendig inwerkend perforerend geweld (doorschotletsel) op het hoofd. Aan het achterhoofd, links op de overgang naar de nek, is een ronde huidperforatie met een aspect passend bij een inschotverwonding aangetroffen. Voorts is midden op het hoofd een ruwrandige huidscheur (zeer waarschijnlijk een uitschotverwonding) aangetroffen. In relatie met deze perforaties is een schotkanaal te herleiden van linksachter/onder iets naar rechts en naar boven dwars door de rechter kleine en grote hersenhelft. [24] Bij de sectie zijn gevorderde postmortale veranderingen geconstateerd, passend bij een verblijf van meerdere dagen tot weken in het water. Op grond van de sectiebevindingen is het goed mogelijk dat het slachtoffer al vanaf 20 december 2011 in het water heeft gelegen. De sectiebevindingen ondersteunen die hypothese. [25]
Uit onderzoek door het NFI blijkt dat de schedelbeschadigingen van [slachtoffer 1] minimaal iets waarschijnlijker zijn wanneer deze zijn veroorzaakt door een schot met een machinepistool van het type Skorpion, kaliber 7,65mm Browning, dan wanneer deze zijn veroorzaakt door een schot met een pistool van het merk FN, model High power, kaliber 9mm Parabellum. [26]
Schotrestenvergelijkendonderzoek [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Ten aanzien van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is door het NFI een schotrestenvergelijkendonderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan is geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn, wanneer de hypothese dat de deeltjes die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], alle dezelfde bron van herkomst hebben juist is dan wanneer uitgegaan wordt van verschillende bronnen van herkomst.
Voorts is geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn, wanneer de hypothese dat de deeltjes die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], en de deeltjes uit de ter onderzoek aangeboden hulzen dezelfde bron van herkomst hebben juist is dan wanneer er sprake is van verschillende bronnen van herkomst. Hierbij is ‘bron van herkomst’ gedefinieerd als een schot of schoten waarbij schotresten vrijkomen. [27]
Op de beide plaatsen delict is veel onderzoeksmateriaal veiliggesteld en er is veel (forensisch) onderzoek gedaan. Dit heeft evenwel geen nadere (voor de beoordeling van de zaak relevante) gegevens opgeleverd.
4.2.2.
Algemene opmerkingen met betrekking tot het bewijs
Het onderzoek 11Drome heeft betrekking op verdachten, die ervan zijn beschuldigd betrokken te zijn geweest bij één of meer levensdelicten. Eén van hen heeft zich bij aanhouding van het leven beroofd. Uiteindelijk zijn vier verdachten in staat van beschuldiging gesteld en gedagvaard. Daarnaast worden drie van deze vier verdachten beschuldigd van andere strafbare feiten.
Tijdens het proces is een aantal centrale thema’s en verweren naar voren gekomen die voor de individuele verdachten in meer of mindere mate van belang zijn. Om redenen van efficiency heeft de rechtbank de betreffende onderwerpen voor alle betrokken verdachten op identieke wijze beschreven. De rechtbank onderkent dat als gevolg hiervan niet alle onderdelen van het vonnis voor iedere verdachte in gelijke mate van belang zijn.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank de verdachten en slachtoffers binnen onderzoek 11Drome steeds bij hun achternaam duiden.
Bijnamen:[medeverdachte 2]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [medeverdachte 2] wordt bedoeld. [28]
[verdachte]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld. [29]
[medeverdachte 4]:
Daar waar in de verklaring van [betrokkene 5] wordt gesproken over [bijnaam], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [medeverdachte 4] wordt bedoeld. [30]
[betrokkene 5]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [betrokkene 5] wordt bedoeld. [31]
[medeverdachte 1]
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] ook wel [bijnaam] of ‘[medeverdachte 1]’ wordt genoemd [32] en zal hem in het vonnis vervolgens ook als ‘[medeverdachte 1]’ aanduiden. Dit om hem te onderscheiden van zijn vader, [betrokkene 7], die de rechtbank in het vonnis zal aanduiden als ‘[betrokkene 7]’ en van zijn broer [betrokkene 8], die de rechtbank in het vonnis zal aanduiden als ‘[betrokkene 8]’.
[slachtoffer 1]:
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] door mensen die hem persoonlijk kenden ook wel ‘[bijnaam]’ wordt genoemd, maar zal hem in het vonnis ook als [slachtoffer 1] aanduiden. [33]
[slachtoffer 3]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over ‘[slachtoffer 3]’ of ‘[slachtoffer 3]’, verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [slachtoffer 3] wordt bedoeld. [34]
Communicatie:
In het onderzoek 11Drome zijn verschillende telefoon- en imeinummers naar voren gekomen. Een imei-nummer heeft als eigenschap dat het verbonden is met de mobiele telefoon die gebruikt wordt. Het imei-nummer blijft bij het toestel en verandert nooit. Mocht de gebruiker een andere simkaart in het toestel stoppen dan blijft het imei-nummer hetzelfde, maar het 06-nummer verandert wel.
Alvorens de afzonderlijke feiten te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte, welk slachtoffer en welke overige relevante personen toeschrijft en op grond waarvan.
[medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1]) is in gebruik bij [medeverdachte 2]. [35]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2]) is gebruikt van 17 december 2011 tot en met 20 december 2011 om 16.30 uur. Op dit nummer is uitsluitend ingebeld en met dit nummer is niet uitgebeld. Het nummer [telefoonnummer 2] is gebeld door de nummers [belhuis 1] en [belhuis 2]. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van [slachtoffer 1] een telefoon heeft gekregen. [36] Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer de zgn. één-op-één telefoon van [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] betreft en dat deze in gebruik is bij [medeverdachte 2]. [37]
Nu door of namens [medeverdachte 2] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven, nu ook door of namens [medeverdachte 2] niet is betwist dat hij deelnemer daaraan is geweest.
Tevens is van 6 februari 2012 tot en met 23 februari 2012 sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een Safehouse waar [medeverdachte 2], [betrokkene 10] en hun zoon hebben verbleven. [38] [medeverdachte 2] noch zijn raadsman heeft betwist dat hij deelnemer is geweest aan de hem toegeschreven gesprekken. De rechtbank gaat dan ook van dat gegeven uit.
[verdachte]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3]) is in gebruik bij [verdachte]. [39]
Nu door of namens [verdachte] niet is betwist dat het voormelde telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven nu ook door of namens [verdachte] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is geweest.
[medeverdachte 3]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: [telefoonnummer 4]) is in gebruik bij [medeverdachte 3]. [40] Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] (hierna: [telefoonnummer 5]) is ook in gebruik bij [medeverdachte 3]. [41]
Nu door of namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven, nu ook door of namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is geweest.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] (hierna: [telefoonnummer 6]) staat op naam van [betrokkene 11]. [betrokkene 11] is de moeder van [medeverdachte 3]. [42]
[medeverdachte 3] woont vanaf ongeveer november 2011 bij zijn moeder. [43] Op 20 december 2011 verblijft de moeder van [medeverdachte 3] in verband met vakantie in Suriname. [44] Op 20 december 2011 in de avond is [medeverdachte 3] alleen in de woning van zijn moeder. [45] Op 19 of 29 februari 2012 vertrekt [medeverdachte 3] voor langere tijd naar Suriname. [46]
[medeverdachte 4]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: [telefoonnummer 7] is in gebruik bij [medeverdachte 4]. Dit nummer is slechts actief tussen 5 december 2011 en 21 december 2011. [47]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] (hierna: [telefoonnummer 8]) is ook in gebruik bij [medeverdachte 4]. Dit nummer is pas actief vanaf 22 december 2011. [48] [medeverdachte 4] verblijft in de periode december 2011 tot en met februari 2012 op het adres van zijn zuster in Amsterdam Zuid-Oost. [49]
Nu door of namens [medeverdachte 4] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven nu ook door of namens [medeverdachte 4] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken en daarin afgesproken ontmoetingen is geweest.
[medeverdachte 1]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] (hierna: [telefoonnummer 9]) is in gebruik bij [medeverdachte 1] . Het eerste telefooncontact van dit telefoonnummer is op 18 mei 2011 en het laatste telefooncontact op 21 december 2011 om 13.16 uur. [50]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 10] (hierna: [telefoonnummer 10]) is ook in gebruik geweest bij [medeverdachte 1] . Het eerste telefooncontact van dit telefoonnummer heeft plaatsgevonden op 27 september 2011 en het laatste telefooncontact op 23 april 2012. [51]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan [medeverdachte 1] toebehoorden, zal de rechtbank de met voormelde telefoonnummers gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan [medeverdachte 1] toeschrijven.
Voorts heeft [medeverdachte 1] de beschikking gehad over het telefoonnummer [telefoonnummer 11] (hierna: [telefoonnummer 11] Dit telefoonnummer was op naam van [betrokkene 9] gesteld, [adres] te Amsterdam. Op dit adres staan ook ingeschreven [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [medeverdachte 1]. [betrokkene 9] is de moeder van [medeverdachte 1]. [52]
[slachtoffer 1]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 12] (hierna: [telefoonnummer 12]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 1]. [53]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 1] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken, aan [slachtoffer 1] toeschrijven.
[telefoonnummer 2] wordt regelmatig gebeld door de nummers [belhuis 1](hierna: [belhuis 1] en [belhuis 2]. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] regelmatig vanuit belhuizen belde, waarbij van bepaalde telefoongesprekken ook gebleken is dat die inderdaad door [slachtoffer 1] zijn gevoerd. [54]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat de gesprekken met voormelde telefoonnummers aan [slachtoffer 1] kunnen worden toegeschreven, zal de rechtbank dat ook doen.
[slachtoffer 2]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 13] (hierna: [telefoonnummer 13]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 2]. [55]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 2] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken aan [slachtoffer 2] toeschrijven.
[slachtoffer 3]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 14] (hierna: [telefoonnummer 14]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 3]. [56]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 3] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken aan [slachtoffer 3] toeschrijven.
[betrokkene 13]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 15] (hierna: [telefoonnummer 15]) is sinds 2010 in gebruik bij [betrokkene 13]. [57]
Nu noch door of namens [betrokkene 13] noch door of namens verdachten is betwist dat voormeld telefoonnummer aan haar toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan haar toeschrijven nu ook noch door of namens [betrokkene 13] noch door of namens verdachten is betwist dat zij deelnemer aan die gesprekken is. Een en ander voor zover hierna niet anders is beslist.
[betrokkene 5]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 16] (hierna: [telefoonnummer 16] is in gebruik bij [betrokkene 5]. [58]
Nu noch door of namens [betrokkene 5] noch door of namens verdachten is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven nu ook noch door of namens [betrokkene 5] noch door of namens verdachten is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is.
Voertuigen:
In het onderzoek 11Drome komen verschillende voertuigen voor, welke voertuigen bij de redengevende feiten en omstandigheden een rol spelen. Om die reden zal de rechtbank deze voertuigen kort aanduiden alsmede vermelden wie (mede) gebruik maakten van die voertuigen en op grond waarvan.
Mercedes A-klasse, met kenteken [kenteken]
De Mercedes A-klasse (hierna: Mercedes), grijs van kleur en gekentekend [kenteken], staat op naam van [betrokkene 10], de moeder van de zoon van [medeverdachte 2], bij wie [medeverdachte 2] regelmatig verbleef. Deze auto is mede in gebruik bij [medeverdachte 2]. [59]
Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken]
De Volkswagen Golf (hierna: zwarte Golf), zwart van kleur en gekentekend [kenteken], staat vanaf 20 juni 2008 op naam van [verdachte] en is in gebruik bij [verdachte]. [60]
Mercedes Vito, met kenteken [kenteken 1]
De Mercedes Vito, wit van kleur en gekentekend [kenteken 1], staat op naam van [tenaamgestelde] te Amstelveen en is in gebruik bij [slachtoffer 2]. [61]
Peugeot 207, met kenteken [kenteken 2]
De Peugeot 207, grijs van kleur en gekentekend [kenteken 2], staat op naam van [slachtoffer 3] en is in gebruik bij [slachtoffer 3]. [62]
Renault Megane, met kenteken [kenteken 3]
De Renault Megane (hierna: rode Renault), rood van kleur en gekentekend [kenteken 3], staat op naam van [betrokkene 12], zijnde de moeder van [medeverdachte 4]. [63]
Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken]
De Volkswagen Polo, grijs van kleur en gekentekend [kenteken], staat op naam van [betrokkene 14] en is in 2009, 2010 en 2011 in gebruik bij [betrokkene 3]. [64]
Bewijswaarde van de verklaringen van verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte]
De vraag of de verklaringen van verdachten en meer in het bijzonder de verklaringen van [medeverdachte 2] door de rechtbank betrouwbaar kunnen worden geacht, heeft als een rode draad door het proces gelopen.
Een kritische benadering van deze verklaringen ligt voor de hand. [medeverdachte 2] is veelvuldig gehoord door de politie en heeft gedurende het onderzoek meerdere, inhoudelijk wisselende verklaringen afgelegd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eveneens kritische kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de verklaringen van [medeverdachte 3] en [verdachte]. [medeverdachte 3] is op een later tijdstip aangehouden en heeft aanvankelijk een verklaring afgelegd waarin hij wel bekend heeft met onder andere [medeverdachte 1] in de rode Renault bij de Kentucky Fried Chicken (hierna: KFC) te Amsterdam te zijn geweest, maar ontkend heeft op beide plaatsen delict aanwezig te zijn geweest en zich vervolgens op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Eerst nadat zijn raadslieden het beschikbare dossier hadden doorgenomen, heeft [medeverdachte 3] (inhoudelijke) verklaringen afgelegd, waarin hij teruggekomen is op zijn eerdere verklaringen en over zijn aanwezigheid op beide plaatsen delict heeft verklaard.
[verdachte] heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en heeft over diverse onderwerpen slechts een verklaring willen afleggen, nadat hij het dossier daarop had doorgenomen.
Dat heeft hen beiden de mogelijkheid gegeven hun verklaringen op het overige bewijs af te stemmen.
[medeverdachte 4] heeft zich zowel gedurende het opsporingsonderzoek als tijdens de behandeling ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank concludeert dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] en [verdachte] allen op (essentiële) punten in meer of mindere mate wisselende verklaringen hebben afgelegd, waarbij een aantal verklaringen in strijd is met de overige (objectiveerbare) onderzoeksgegevens.
Gelet op de hiervoor gemaakte kanttekeningen zal de rechtbank de verklaringen van de verdachten met de nodige behoedzaamheid hanteren. De rechtbank is zich bewust van het mogelijke risico dat zij de verklaringen die steun bieden aan het scenario welke de rechtbank het meest aannemelijk acht, voor waar aanneemt en daarin niet passende verklaringen als ongeloofwaardig ter zijde schuift. Teneinde dit risico tegen te gaan, zal de rechtbank een veiligheidsmarge hanteren, in die zin dat een verklaring van een verdachte uitsluitend dan voor het bewijs zal worden gebezigd indien deze verklaring wordt ondersteund door één of meer andere – objectiveerbare – bewijsmiddelen. Steeds zal derhalve steun voor de te gebruiken verklaringen moeten worden gevonden in ander (objectiveerbaar) bewijs.
De rechtbank ziet, bezien tegen deze achtergrond, dan ook geen aanleiding verklaringen van enige verdachte in zijn geheel van het bewijs uit te sluiten.
De bewijswaarde van de verklaringen van [betrokkene 15], [betrokkene 9], [betrokkene 7] en [betrokkene 5]
Op 11 mei 2012 omstreeks 5.00 uur gaat een arrestatieteam van de politie naar de [adres] te Amsterdam teneinde [medeverdachte 1] als verdachte in het onderzoek 11Drome aan te houden. Bij het betreden van de slaapkamer op de zolderetage ziet een medewerker van de politie dat [medeverdachte 1] een vuurwapen tegen zijn hoofd heeft geplaatst. Na urenlange onderhandelingen door politiemedewerkers wordt om 14.18 uur een luide knal op de zolderetage gehoord, en treffen medewerkers van de politie bij het betreden daarvan [medeverdachte 1] aan, die zichzelf kennelijk met een vuurwapen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. [65] Korte tijd later overlijdt [medeverdachte 1] op 11 mei 2012. [66] Het wapen waarmee hij zich van het leven heeft beroofd is een pistool, merk FN, model high power, kaliber 9mm Parabellum. [67]
In het dossier bevinden zich verklaringen van onder meer [betrokkene 9], [betrokkene 15] en [betrokkene 5] waarin zij verklaren over wat zij van [medeverdachte 1] hebben gehoord. Dit betreffen derhalve ‘de auditu’ verklaringen die afkomstig zijn van één en dezelfde bron, te weten [medeverdachte 1].
Deze ‘de auditu’ verklaringen zijn niet meer toetsbaar bij de bron, nu [medeverdachte 1] zich bij zijn aanhouding van het leven heeft beroofd. De rechtbank zal ook met betrekking tot de verklaringen van voornoemde personen – voor zover zij niet verklaren uit eigen wetenschap, maar op basis van hetgeen zij hebben gehoord van [medeverdachte 1] – in de lijn van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de Mens als uitgangspunt hanteren dat (onderdelen van) deze verklaringen uitsluitend dan voor het bewijs zullen kunnen worden gebezigd, indien zij worden ondersteund door één of meer andere (objectiveerbare) bewijsmiddelen. Steeds zal derhalve steun voor de te gebruiken verklaringen moeten worden gevonden in ander objectiveerbaar bewijs.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een algehele uitsluiting van deze verklaringen.
De bewijswaarde van verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] tijdens de reconstructie
Met betrekking tot de gebeurtenissen op de Kanaaldijk en het Burgtpad heeft op 27 februari 2014 een reconstructie plaatsgevonden, waaraan zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] heeft meegewerkt. Hiervan is een DVD gemaakt, die als processtuk ter terechtzitting van 28 april 2014 is bekeken. Tijdens deze reconstructie hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaard hoe het volgens hen op die 20e december 2011 is gegaan en ook antwoord gegeven op aan hen gestelde vragen. De rechtbank zal (onderdelen van) die verklaringen alleen voor het bewijs gebruiken wanneer de verklaring van de één ondersteund wordt door de verklaring van de ander. De rechtbank zal in de bij die verklaring behorende noot opnemen dat het om de DVD gaat.
4.2.3.
Afpersing en bedreiging [medeverdachte 2] door [slachtoffer 1]
In 2009 wordt [medeverdachte 2] samen met [betrokkene 16] opgepakt wegens het vervoer van hennepplanten. Naar aanleiding van deze arrestatie wordt vervolgens een inval gedaan in een pand op het industrieterrein Baanstee. Hier is een hennepplantage aangetroffen. De eigenaar van deze plantage betreft [betrokkene 17]. [betrokkene 17] wordt eveneens aangehouden. Zowel [medeverdachte 2] als [betrokkene 16] en [betrokkene 17] worden in eerste aanleg door de rechtbank veroordeeld. Aan [betrokkene 17] wordt tevens een maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aangekondigd. In eerste instantie bedroeg deze € 172.000,-. [68]
De aan [betrokkene 17] aangekondigde maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is ten tijde van het verhoor van [betrokkene 17] in februari 2012 nog niet definitief, de voorlopige aanslag bedraagt op dat moment € 56.000,-. [betrokkene 17] heeft [medeverdachte 2] (nog) niet financieel aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, maar is wel voornemens hem daar een keer op aan te spreken. [69]
In juni 2011 komt [medeverdachte 2] bij Growshop [naam] van [betrokkene 18] in Purmerend. Daar wordt hij aangesproken door [slachtoffer 1]. [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] gaan naar buiten en daar krijgt [medeverdachte 2] klappen in zijn gezicht van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] vertelt aan [medeverdachte 2] dat hij alles van hem weet, dat hij de schuld van [betrokkene 17] heeft overgenomen en dat [medeverdachte 2] daarom € 50.000,- aan hem moet betalen, ter voldoening van de schuld. [medeverdachte 2] is door de klappen even buiten westen en wordt weer overeind geholpen door [betrokkene 18]. Hij houdt er een dik, blauw oog en een afgebroken kies aan over. [70]
Korte tijd later ontmoet [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] opnieuw. Er wordt afgesproken dat [medeverdachte 2] voor [slachtoffer 1] zal gaan werken om de schuld af te betalen. [medeverdachte 2] krijgt een zogenaamde één-op-één telefoon van [slachtoffer 1] en wordt daarop veelvuldig gebeld. [71] [medeverdachte 2] moet voor [slachtoffer 1] in het hennephok in Zaandam werken. Teneinde daar te komen dient hij naar een bepaalde plaats te komen, waar hij zijn eigen auto moet laten staan en achter in de Mercedes Vito van [slachtoffer 2] moet plaatsnemen met een muts over zijn ogen, zodat hij niet weet waar hij naartoe wordt gebracht. In de Mercedes Vito die door [slachtoffer 2] wordt bestuurd, wordt [medeverdachte 2] dan naar de locatie gebracht waar hij moet werken. [72] Vanaf dat moment komt [medeverdachte 2] steeds verder onder druk te staan van [slachtoffer 1]. [medeverdachte 2] is angstig voor [slachtoffer 1]. [73] De opbrengst van zijn eigen stekkenhok in Nijkerk moet [medeverdachte 2] eveneens aan [slachtoffer 1] afdragen [74] , waartoe hij elke week geld aan [slachtoffer 2] moet geven. [slachtoffer 2] geeft dit geld weer af aan [slachtoffer 1]. [75] Meer mensen zijn op de hoogte van de afpersing c.q. bedreiging van [medeverdachte 2] door [slachtoffer 1]. [76]
Op sommige momenten ziet [medeverdachte 2] het niet meer zitten en wil hij even rust creëren. Op die momenten zondert [medeverdachte 2] zich af, neemt hij de telefoon van [slachtoffer 1] niet meer op en verstopt hij zich voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [77] Zo heeft [medeverdachte 2] kort voor 20 december 2011 een aanvaring met [slachtoffer 1] waarbij de zoon van [medeverdachte 2] ter sprake komt, waarna hij zich weer enige dagen terug trekt. Nadat [verdachte] hem op 20 december 2011 belt dat hij de bus van [slachtoffer 2] door Purmerend ziet rijden, zodat [medeverdachte 2] uit zijn schuilplaats kan komen, gaat [medeverdachte 2] naar beneden in de woning van [betrokkene 13] waar hij zich op dat moment schuilhoudt. Even later staat [slachtoffer 2] daar echter toch voor de deur en wordt een afspraak gemaakt dat zij elkaar om 16.00 uur bij De Boffert zullen ontmoeten. [78]
Bewijsoverweging/conclusie:
De rechtbank constateert dat de bron voor de verklaringen rondom de gestelde afpersing en bedreiging van [medeverdachte 2] door [slachtoffer 1] met specifieke feitelijkheden grotendeels [medeverdachte 2] zelf is. Desondanks acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] hieromtrent geloofwaardig, nu er in het dossier meerdere verklaringen liggen die het verhaal van [medeverdachte 2] – op relevante onderdelen – ondersteunen. Zo verklaren onder meer [betrokkene 10] en [betrokkene 13] over de angst die zij hebben waargenomen bij [medeverdachte 2] en noemen zij beiden als begindatum van de bedreigingen van en afpersing door [slachtoffer 1] juni 2011. Ook [betrokkene 5] en [verdachte] verklaren over de angst bij [medeverdachte 2] voor [slachtoffer 1] en over de angst van [medeverdachte 2] als hij de witte Mercedes Vito ziet rijden. [verdachte] waarschuwt [medeverdachte 2] zelfs als hij de Mercedes Vito ergens ziet rijden, zo blijkt uit zijn verklaringen.
De verklaring van [medeverdachte 2] met betrekking tot het pak slaag dat hij van [slachtoffer 1] in juni 2011 heeft gekregen, wordt bevestigd door [betrokkene 17], die dit van [betrokkene 18] heeft gehoord, de eigenaar van Growshop [naam]. [betrokkene 18] zelf heeft een en ander weliswaar niet kunnen bevestigen, maar is hieromtrent ook niet bevraagd, terwijl [medeverdachte 2] anderzijds ook [betrokkene 16] noemt als degene die erbij aanwezig is geweest en hem overeind heeft geholpen. Ook [verdachte] blijkt [medeverdachte 2] in mei of juni 2011 met een blauw oog en een afgebroken kies te hebben gezien, in ieder geval goed gehavend, bij welke gelegenheid [medeverdachte 2] hem vertelde dat hij problemen had met [slachtoffer 1].
[betrokkene 19 en 20] hebben met [medeverdachte 2] hennep geknipt in het hennephok van [slachtoffer 1] in Zaandam. Hun verklaring is gelijkluidend aan die van [medeverdachte 2], namelijk dat [medeverdachte 2] met een muts op achterin de bus van [slachtoffer 2] moest gaan zitten gedurende de rit naar Zaandam.
Nu het verhaal van [medeverdachte 2] met betrekking tot de afpersing en de bedreiging op diverse wezenlijke punten wordt bevestigd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van die verklaringen, in die zin dat [medeverdachte 2] werd afgeperst door [slachtoffer 1] in verband met een al dan niet vermeende schuld bij [betrokkene 17], dat hij voor [slachtoffer 1] moest werken om die af te betalen, dat [medeverdachte 2] angstig was voor [slachtoffer 1] en een en ander bij [verdachte] bekend was, zoals onder meer ook duidelijk is geworden uit de door [verdachte] bij de rechter-commissaris als getuige afgelegde verklaring.
4.2.4.
Het plan
Alvorens de relevante feiten en omstandigheden van 20 december 2011 te bespreken, zal de rechtbank eerst een overweging wijden aan hetgeen, voor zover van belang, aan de gebeurtenissen van deze dag vooraf ging, wat naar het oordeel van de rechtbank redengevend is geweest voor hetgeen uiteindelijk op die 20e december 2011 is gebeurd.
Oplossing zoeken voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’ van [medeverdachte 2]
Zoals reeds is overwogen, vertellen [medeverdachte 2] en [betrokkene 13] aan verschillende mensen dat en hoe [medeverdachte 2] wordt afgeperst en bedreigd door [slachtoffer 1]. Mensen in hun naaste omgeving zoeken naar een oplossing, onder meer door een melding te doen bij de politie. [79]
Ook [verdachte] wil hen helpen en zoekt naar een oplossing voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’. [verdachte] heeft daarover vrienden ingelicht, waarbij hij vertelt dat hijzelf en een vriend worden bedreigd. Deze vrienden zijn bezig het te regelen en een oplossing te zoeken. [80]
[verdachte] spreekt in dat kader (ook) met [betrokkene 7] en [betrokkene 9], de ouders van [medeverdachte 1], over het ‘probleem [slachtoffer 1]’. Dit zijn kennissen van hem die hij regelmatig ontmoet in het café en bij wie hij ook thuis komt. [verdachte] heeft met ieder van hen afzonderlijk gesproken. Hij heeft hen verteld, ongeveer twee weken voor de 20e december 2011, dat iemand een man die werd opgehaald en stekkies moest knippen, de vrouw en de zoon van die man én [verdachte] bedreigt, en hij vraagt of [betrokkene 7] het kan laten ophouden. [betrokkene 7]’s reactie is dat [verdachte] moet gaan praten met die persoon. [81]
In diezelfde periode heeft [verdachte], door tussenkomst van [betrokkene 7], een ontmoeting met [betrokkene 15] in café La Rosa in Amsterdam Noord. [verdachte] vertelt aan [betrokkene 15] het verhaal dat een persoon met ‘gouden vingers’ een probleem heeft met een Marokkaan. Deze persoon wordt afgeperst en bedreigd, zijn zoon is ontvoerd, zijn vrouw verkracht en zijn vriendin is door het hoofd geschoten. Tijdens deze ontmoeting vraagt [verdachte] aan [betrokkene 15] of hij kan helpen. [verdachte] zegt dat als [betrokkene 15] het probleem oplost, de man met de gouden vingers voortaan voor [betrokkene 15], [betrokkene 7] en [verdachte] zal werken. [betrokkene 15] antwoordt dat hij wel wil gaan praten met de man die bedreigt en dat hij hem zal zeggen uit de buurt te blijven en op te houden met de bedreigingen. [82] Korte tijd later krijgt [betrokkene 15] via [betrokkene 7] te horen dat de oplossing om te praten niet voldoende is en dat [verdachte] niet gelooft dat [betrokkene 15] het op deze manier kan regelen. [83]
Opvallend in dit verband is dat [verdachte] op enig moment een wapen, vermoedelijk een Skorpion, aan [betrokkene 5] toont en verklaart dat dit wapen is om ‘[medeverdachte 2] te helpen’. [84]
Nadat [verdachte] de door [betrokkene 15] aangeboden oplossing van de hand heeft gewezen, ontstaat er veelvuldig contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Dit bevreemdt, omdat [verdachte] hiervoor zelden of geen contact met [medeverdachte 1] heeft. [verdachte] verklaart zelf ook weinig contact met [medeverdachte 1] te hebben. [betrokkene 7] merkt op dat zijn zoon – nadat [verdachte] hem heeft gevraagd om iets te doen aan de bedreiging en de door hem geboden oplossing geen genade kende in de ogen van [verdachte] – vaak samen met [verdachte] naar buiten gaat om samen te praten. [betrokkene 7] vindt de contacten opvallend. [85] Ook [getuige 6], een vriend van [medeverdachte 1], ziet ontmoetingen tussen een man in een zwarte Golf met [medeverdachte 1], op de hoek bij de woning van [medeverdachte 1]. [86] [betrokkene 8], de broer van [medeverdachte 1], ziet zijn broer vaak met [verdachte] spreken. [87] Ook [betrokkene 5], eveneens een goede vriend van [medeverdachte 1], valt het op dat [medeverdachte 1] en [verdachte] altijd met elkaar lopen en met elkaar praten. [88]
Portsmuiden en de stekkenhandel
Sinds 1 december 2008 huurt [verdachte] een bedrijfsruimte op het adres Portsmuiden [huisnummer] te Amsterdam. [89] In dit pand wordt door [verdachte] samen met (in elk geval) [medeverdachte 2] een stekkenhok voor hennepplanten opgezet. [90] De ruimte is groot en bestaat uit meerdere afzonderlijke ruimtes. [91] [medeverdachte 2] staat bekend als de man met de gouden/groene vingers, hetgeen inhoudt dat hij zeer bekwaam is in het opzetten en runnen van hennephokken. [verdachte] heeft geen groene vingers. Het werken in een hennepkwekerij of stekkenhok is niet zijn ding. Dat doet [medeverdachte 2] voornamelijk. Op enig moment, nadat [medeverdachte 2] onder druk van [slachtoffer 1] komt te staan, zoals hiervoor reeds is besproken, mag hij, [medeverdachte 2], naar eigen zeggen, niet meer in Portsmuiden werken. Hij moet voor het verrichten van werkzaamheden in Portsmuiden altijd toestemming vragen aan [slachtoffer 1]. De oogsten in Portsmuiden mislukken regelmatig, waardoor Portsmuiden niet rendabel is. De huurachterstand loopt steeds verder op. De huurschuld bedraagt uiteindelijk ongeveer € 52.000,-. [92]
Niet alleen Portsmuiden loopt niet goed, door de tussenkomst van [slachtoffer 1] is [medeverdachte 2] ook niet altijd meer in staat stekken, afkomstig van zijn eigen stekkerij in Nijkerk, aan [verdachte] te leveren. [medeverdachte 2] kan of mag niet altijd stekken leveren aan [verdachte], omdat de stekken naar [slachtoffer 1] toe moeten. Hierdoor komt [verdachte] in de problemen omdat hij de stekken op zijn beurt weer doorverkoopt en in dat geval niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. [93]
Ondertussen is [slachtoffer 1] geïnteresseerd in de locatie Portsmuiden. Hij ziet mogelijkheden in het pand/de locatie en wil deze locatie opeisen. [slachtoffer 1] wil dat [verdachte] afstand doet van Portsmuiden en probeert dit op meerdere manieren te bewerkstelligen. Zo breekt hij de brievenbus van Portsmuiden open en stuurt een brief naar [verdachte], zogenaamd afkomstig van de gemeente, waarin geklaagd wordt over de stankoverlast. Ook doet hij onderzoek naar de persoon [verdachte]. Uiteindelijk moet [medeverdachte 2] [verdachte] overhalen Portsmuiden aan [slachtoffer 1] ter beschikking te stellen. [medeverdachte 2] doet namens [slachtoffer 1] een voorstel aan [verdachte] wat inhoudt dat [slachtoffer 1] de huurachterstand zal overnemen in ruil voor de beschikking over het pand in Portsmuiden, waarbij de huurovereenkomst op naam van [verdachte] zal blijven staan. [verdachte] gaat met dit voorstel niet akkoord, te meer niet nu hij weet dat [slachtoffer 1] zich agressief en intimiderend opstelt naar [medeverdachte 2] en hem afperst. [94]
[verdachte] besluit het pand op te ruimen ter oplevering. Hij doet dit onder meer op 8 december 2011 samen met [medeverdachte 1], [betrokkene 5] en [medeverdachte 2]. [95] [medeverdachte 2] mag van [slachtoffer 1] in eerste instantie niet helpen bij het opruimen van Portsmuiden. Later krijgt [medeverdachte 2] toch toestemming, zodat hij – na het opruimen – de deur van het pand kan openlaten, waardoor [slachtoffer 1] de spullen uit het pand kan halen. [medeverdachte 2] durft dit echter niet en laat het pand dus afgesloten. Hij maakt zich er met een smoes bij [slachtoffer 1] van af. [96] Als beloning voor het (meehelpen met) opruimen van voornoemd pand krijgt [medeverdachte 1] van [verdachte] de spullen die gebruikt werden voor het stekkenhok. [verdachte] geeft de sleutel van het pand aan [medeverdachte 1], waarna [medeverdachte 1] en [betrokkene 5] op een later moment deze spullen met een busje ophalen. De spullen worden in de tuin van de woning van [medeverdachte 1] geplaatst. [97]
Vanaf het moment van het opruimen van Portsmuiden raakt [medeverdachte 1] geïnteresseerd om ook iets in de wiet te gaan doen. [medeverdachte 1] vertelt [betrokkene 5] dat hij met de vierde man die bij het opruimen was (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]), verder wil met een wietplantage. [98]
Het hok in Zaandam
In diezelfde periode laat [slachtoffer 1] mensen voor hem werken in een hennephok in Zaandam van (vermoedelijk) zijn broer. [99] [medeverdachte 2] moet daar van [slachtoffer 1], zoals reeds overwogen, onder dwang werken. Hij wordt opgehaald met de Mercedes Vito van [slachtoffer 2] en moet vervolgens geblinddoekt plaatsnemen achterin de bus, omdat [medeverdachte 2] niet mag weten waar de locatie van het hok is. [100] Dit betreft een goedlopende stekkerij. [medeverdachte 2] is er trots op dat hij daar zoveel opbrengst heeft weten te realiseren en vertelt dit ook aan verschillende mensen. De opbrengst wordt apart gezet in afwachting van - vermoedelijk - export naar Groot-Brittannië. Volgens hem heeft de verkoop van de hennep [slachtoffer 1] een keer € 150.000,- opgeleverd. [101] [verdachte] raakt door de verhalen van [medeverdachte 2] geïnteresseerd in het hok in Zaandam. [102] Na enige tijd probeert [medeverdachte 2], terwijl hij geblinddoekt daar naar toe wordt gebracht, middels tellen achter de ligging van de locatie te komen. Hij zoekt vervolgens via google-maps op de telefoon van [verdachte] de vermoedelijke locatie op. [verdachte] probeert met de aanwijzingen van [medeverdachte 2] het hok in Zaandam te vinden, maar komt uit op een parkeerterrein van de Albert Heijn. [medeverdachte 2] legt hem opnieuw uit hoe het zit met het tellen. [103]
Ook [medeverdachte 1] raakt geïnteresseerd in het hok in Zaandam [104] en gaat samen met [verdachte] ernaar op zoek. De witte Mercedes Vito van [slachtoffer 2] vormt één van de aanknopingspunten in die zoektocht, omdat die hen naar het hok in Zaandam kan brengen, wanneer ze de bus achtervolgen. [105] [verdachte] weet dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vaak afspreken op de parkeerplaats waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] uiteindelijk zijn doodgeschoten. Op 19 december 2011 rond 20.20 uur laat hij die plek aan [medeverdachte 1] en zijn vrienden zien. Daar zou de bus van [slachtoffer 2] immers kunnen staan. [106] Verder rijdt [verdachte] die avond samen met [medeverdachte 1] in zijn Volkswagen Golf, met daarachter twee vrienden van [medeverdachte 1] in de rode Renault, naar Zaandam, op zoek naar het hok aldaar. De telefoon van [verdachte] straalt die avond rond 21.33 uur aan in Zaandam. Of ze de juiste locatie uiteindelijk ook hebben gevonden, is echter niet duidelijk. [107] Het was de bedoeling om het hok in Zaandam op enig moment leeg te trekken, te rippen. [108]
Los van de opbrengst van het hok in Zaandam, die daar even blijft liggen, lijkt [slachtoffer 1] sowieso te beschikken over grote contante geldbedragen. [109]
[medeverdachte 2]
Zoals hiervoor reeds is overwogen, onder 4.2.3. ‘afpersing en bedreiging [medeverdachte 2] door [slachtoffer 1]’, neemt de angst van [medeverdachte 2] voor [slachtoffer 1] in het weekend voorafgaand aan 20 december 2011 weer toe. Ook op de 19e december 2011 verstopt [medeverdachte 2] zich weer voor [slachtoffer 1] en neemt hij de telefoon van [slachtoffer 1] niet op. [110]
Conclusie/bewijsoverweging
Uit het vorenstaande volgt dat er op 20 december 2011 meerdere redenen zijn om [slachtoffer 1] aan te pakken. Zo doet [medeverdachte 2] bij verschillende mensen, onder wie [verdachte], zijn beklag over de bedreigingen door [slachtoffer 1] en de druk die hij uitoefent. Op 20 december 2011 neemt die druk toe, doordat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] naar [medeverdachte 2] stuurt en hem zo dwingt later die dag op een afspraak met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te verschijnen, wat [medeverdachte 2] niet wil en niet durft uit angst voor slaag. [111]
Ondertussen ondervindt [verdachte] zelf ook steeds meer last van [slachtoffer 1] en de druk die hij op [medeverdachte 2] uitoefent. Immers, doordat [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] onder druk zet en [medeverdachte 2] alleen met zijn toestemming werkzaamheden in Portsmuiden mag verrichten, mist [verdachte] de groene vingers van [medeverdachte 2] voor dit stekkenhok, waardoor de oogsten mislukken, Portsmuiden niet rendabel is en een grote huurschuld ontstaat. Ook voor zijn stekkenhandel ondervindt [verdachte] hinder van de druk die [slachtoffer 1] op [medeverdachte 2] uitoefent. Hierdoor kan [medeverdachte 2] immers regelmatig geen stekken aan [verdachte] leveren, zodat [verdachte] op zijn beurt zijn verplichtingen niet kan nakomen. Bovendien kan [medeverdachte 2], zolang hij in de invloedsfeer van [slachtoffer 1] verkeert, ook niet op nieuwe hennepkwekerij projecten worden ingezet. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] druk op [verdachte] zelf uitgeoefend, door te proberen Portsmuiden van hem afhandig te maken.
Enerzijds heeft [verdachte] dus last van [slachtoffer 1], anderzijds beschikt [slachtoffer 1] over een goedlopend stekkenhok in Zaandam en gaat het gerucht dat hij over grote contante geldbedragen beschikt. Dit wekt de interesse van zowel [medeverdachte 1] [112] als [verdachte], die beiden met geldproblemen kampen.
Dit alles leidt ertoe dat [medeverdachte 1] besluit op 20 december 2011 - naar nog zal blijken - in overleg met [verdachte] om [slachtoffer 1] aan te pakken.
Het plan nader geconcretiseerd
De rechtbank zal hierna, onder 4.2.9 ‘20 december 2011 tot en met De Kanaaldijk’
,ingaan op de manier waarop [slachtoffer 1] uiteindelijk wordt aangepakt. De rechtbank zal echter eerst de vraag beantwoorden wat er voorafgaand aan het aanpakken van [slachtoffer 1] hieromtrent is afgesproken.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de hulpvraag van [verdachte] was gericht op de moord van [slachtoffer 1]. [verdachte] zou zelf problemen hebben met [slachtoffer 1] en hij kon de hulp van [medeverdachte 2] goed gebruiken voor zijn eigen hennepkwekerij.
De rechtbank zal de officieren van justitie niet volgen in het door hen geschetste scenario. Weliswaar zijn er aanwijzingen te vinden in de verklaringen van onder andere [betrokkene 15] dat het zou gaan om een oplossing gericht op de dood van [slachtoffer 1], maar ter onderbouwing van dit standpunt worden door de officieren van justitie teveel vermoedens en aannames gebezigd. Vermoedens dan wel hypotheses alleen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Enerzijds kan uit de verklaringen van [betrokkene 15] niet zonder meer gedistilleerd worden dat hem is gevraagd mee te werken aan de uitvoering van een plan [slachtoffer 1] te vermoorden of mee te werken aan een plan een moord op [slachtoffer 1] te beramen. En anderzijds zijn de door hem gemaakte opmerkingen, die mogelijk in dat verband door hem gebezigd zouden kunnen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, te algemeen van aard om als onderbouwing dan wel ondersteuning van het door de officieren van justitie geschetste scenario te dienen. Daarnaast nemen de officieren van justitie in hun scenario als uitgangspunt aan dat [verdachte] degene is geweest die het moordwapen op de 20e december 2011 heeft geleverd aan de daadwerkelijke uitvoerders van het plan. Ook voor die aanname bevat het dossier geen dan wel onvoldoende onderbouwing. Er zijn onder de hoofdrolspelers in het onderzoek 11Drome meer personen die beschikken over wapens dan wel geïnteresseerd zijn in wapens. De rechtbank zal hierop later, onder 4.2.5. ‘de aanwezigheid van wapens’ nog terugkomen.
Uit het dossier kan overigens niet onomstotelijk worden afgeleid wat de hulpvraag van [verdachte] exact inhield en wat de eventuele tegenprestatie zou zijn. Wel kan uit het dossier worden afgeleid dat een en ander uit de hand is gelopen.
Dit blijkt uit een gesprek dat [betrokkene 5] een paar dagen na 20 december 2011 tijdens een ontmoeting met [medeverdachte 1] in het speeltuintje nabij de woning van [medeverdachte 1] heeft. [medeverdachte 1] laat [betrokkene 5] weten dat het fout is gegaan. Hij vertelt dat hij die Marokkaan in de kofferbak wilde gooien en hem wilde meenemen naar zijn huis om daar geld te stelen. [medeverdachte 1] wilde niet dat die mensen zouden doodgaan, hij wilde het geld van [slachtoffer 1]. Het ging om een beroving maar [medeverdachte 3] heeft er een liquidatie van gemaakt, aldus [medeverdachte 1] tegen [betrokkene 5]. [medeverdachte 1] heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij van de politie was en dat [slachtoffer 1] mee moest komen. Dit heeft hij twee of drie keer gezegd. [slachtoffer 1] wilde het wapen van [medeverdachte 1] vastpakken, vervolgens kwam [medeverdachte 3] en die haalde direct de trekker over. [113]
Nadat de gebeurtenissen op 20 december 2011 hebben plaatsgevonden, weet [betrokkene 7] dat [verdachte] [medeverdachte 1] had gevraagd om die Marokkaan op te halen, niet om hem dood te schieten. Het plan was om te praten en hem mee te nemen. [114]
Ook [verdachte] vertelt kort na 20 december 2011 dat een en ander is misgegaan. Op 19 januari 2012 komen [betrokkene 15] en [verdachte] elkaar weer tegen in café La Rosa. [verdachte] vertelt aan [betrokkene 15] wat er de avond van 20 december 2011 is gebeurd en zegt dat hij er zelf niet bij was. [verdachte] vertelt dat het is misgegaan, omdat die Marokkaan het aanvoelde en die neger hem heeft neergeschoten. [115] [betrokkene 15] vermoedt dat [verdachte] probeerde de slachtoffers te rippen. [116]
Volgens [betrokkene 5] is er ook sprake geweest van een beloning. [medeverdachte 1] heeft namelijk aan hem gevraagd via [verdachte] het geld te regelen. Hij heeft geen idee hoeveel geld het is geweest, maar vermoedt dat het wel om een aardig bedrag ging. Hij heeft [verdachte] ook voor zichzelf om geld gevraagd, namelijk voor het opruimen van Portsmuiden, en voor [medeverdachte 1], voor diens ding. [117] Ook [betrokkene 9], de moeder van [medeverdachte 1], heeft begrepen dat [medeverdachte 1] er geld voor zou krijgen. [118]
In de periode tot en met 20 december 2011 hebben [verdachte] en [telefoonnummer 9] veelvuldig telefonisch contact met elkaar. Op de avond van 20 december 2011, na de gebeurtenissen op de Kanaaldijk en het Burgtpad, is er voor het laatst telefonisch contact. Daarna is geen telefonisch contact meer. Ook het contact tussen [verdachte] en de familie wordt steeds minder en na de zelfmoord van [medeverdachte 1] is er in het geheel geen contact meer. [119]
Bewijsoverweging/conclusie
De rechtbank acht het, mede gelet op de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 15] dat het uit de hand zou zijn gelopen, aannemelijk dat het aanvankelijk de bedoeling was [slachtoffer 1] te ontvoeren en/of te beroven en dat [verdachte] ten minste met dit doel naar [medeverdachte 1]is gestapt. De gang van zaken uitmondend in het doodschieten van [slachtoffer 1] op de Kanaaldijk past ook niet bij het scenario waarin een moord wordt beraamd. Immers de rode Renault is door middel van het kenteken herleidbaar, nu dat niet afgeplakt of vervangen is, en ook één van de uiteindelijke schutters is zeer herkenbaar in beeld geweest bij de KFC te Amsterdam.
Ook de motieven die verdachten hadden om [slachtoffer 1] aan te pakken, zoals hiervoor beschreven, passen beter bij een ontvoering of een beroving. Immers, de dood van [slachtoffer 1] levert voor [verdachte] en [medeverdachte 1] niet het gewenste resultaat op.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank uitgaan van het hiervoor geschetste scenario dat [slachtoffer 1] ontvoerd en/of beroofd diende te worden.
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij een tussenpersoon is geweest tussen [medeverdachte 2] aan de ene kant en [betrokkene 7]/[betrokkene 15] aan de andere kant, in die zin dat hij het probleem van [medeverdachte 2] aan [betrokkene 7] heeft verteld en dat [betrokkene 7] daarop heeft aangeboden om naar [betrokkene 15] te gaan om het probleem voor [medeverdachte 2] te verhelpen. [betrokkene 15] zou hebben gezegd dat hij bereid was met [slachtoffer 1] te gaan praten om de dreiging te laten ophouden. Vervolgens zou [verdachte] dit hebben teruggekoppeld aan [medeverdachte 2] die de oplossing onvoldoende zou hebben gevonden, waarna [verdachte] dit aan [betrokkene 15] heeft doorgegeven.
De rechtbank volgt deze verklaring, waarin [verdachte] als tussenpersoon figureert en [medeverdachte 2] degene zou zijn die praten met [slachtoffer 1] als zijn bedreiger onvoldoende vond en verdere actie wenste, niet. Nog daargelaten dat [verdachte] deze verklaring eerst ter terechtzitting heeft gedaan, terwijl hij veelvuldig en uitgebreid ook op dit onderwerp door de verhorende politieambtenaren is bevraagd en ontkend heeft met [betrokkene 15], [betrokkene 7] en/of [medeverdachte 1] over een oplossing van ‘het probleem [slachtoffer 1]’ te hebben gesproken, vindt dit alternatief geen enkele ondersteuning in verklaringen van anderen of ander objectiveerbaar onderzoeksmateriaal uit het dossier.
4.2.5.
De aanwezigheid van wapens
Gedurende het onderzoek 11Drome zijn op meerdere momenten bevindingen gedaan omtrent wapens die mogelijk in bezit zouden zijn bij in het dossier voorkomende personen en waaruit in ieder geval interesse in wapens bij die personen blijkt. Dit zijn onder meer [medeverdachte 1] Din, [verdachte] en [betrokkene 8]. De volgende feiten en omstandigheden met betrekking tot dit onderwerp acht de rechtbank met name van belang.
[medeverdachte 1]
[verdachte] verklaart over [medeverdachte 1] dat deze een zwak had voor wapens. Bij [medeverdachte 1] thuis, in de woning aan de [adres] te Amsterdam, heeft [verdachte] op de salontafel – derhalve in het volle zicht – een Skorpion gezien met patronen. [120] Dat er zich in voornoemde woning op enig moment een dergelijk wapen heeft bevonden, blijkt voorts uit een tijdens een doorzoeking van de woning van de familie op 12 mei 2012 aangetroffen USB-stick. Deze USB-stick bevat onder meer een afbeelding waarop [betrokkene 8] te zien is met in zijn hand een Skorpion met geluidsdemper. Op de afbeelding kan niet worden gezien of het een echt wapen is. Maar [betrokkene 8] verklaart daarover dat [medeverdachte 1] de beschikking over het wapen had, maar dat het niet het eigendom van [medeverdachte 1] was en dat het wapen door [medeverdachte 1] aan hem was getoond, toen hij, dacht hij, net een dag terug was uit Dubai, eind november 2011. [medeverdachte 1] heeft hem toen, op die dag, laten zien wat hij gekocht had. [121] Ook [betrokkene 5] verklaart dat hij meerdere wapens bij [medeverdachte 1] heeft gezien. [betrokkene 5] heeft ook een wapen voor [medeverdachte 1] geregeld, een 9mm, 1,5 jaar voor zijn verhoor van november 2012. [122] Overigens was [medeverdachte 1] op enig moment ook in het bezit van het wapen waarmee hij zichzelf van het leven heeft beroofd op 11 mei 2012, toen men hem als verdachte in het onderzoek 11Drome wilde aanhouden. [betrokkene 5] heeft dit wapen rond 20 december 2011 bij [medeverdachte 1] gezien. [123]
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven, blijkt dat [medeverdachte 1] al in november 2011 de beschikking heeft gehad over een Skorpion met geluidsdemper, zijnde een automatisch vuurwapen zoals, naar het oordeel van de rechtbank uit het forensisch onderzoek blijkt, is gebruikt bij de gepleegde levensdelicten, en dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] over voornoemd wapen kon beschikken.
[verdachte]
[verdachte] is zelf ook geen onbekende op het gebied van vuurwapens. Zo zoekt hij op 4 november 2011 op het internet met onder meer de zoektermen ‘Scorpion’ en ‘Sillencer’ en klikt hij filmpjes aan waarop te zien is hoe er wordt geschoten met wapens, en meer in het bijzonder met een Skorpion, en hebben onder meer zowel de getuigen [betrokkene 5] en Verwindt als [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] een vuurwapen in bezit heeft gehad. [betrokkene 5] verklaart dat [verdachte] hem voor de liquidaties een wapen heeft getoond en daarbij de naam van het wapen zei. [betrokkene 5] wijst tijdens zijn verhoor bij de politie in een wapenboek een foto aan waarop een Skorpion is afgebeeld en benoemt deze als het hem door [verdachte] getoonde wapen. Voorts zou [verdachte] vóór de 20e december 2011 aan getuige [getuige 8] om 9mm patronen hebben gevraagd [124] en ook aan [betrokkene 5] zou hij hebben gevraagd of [betrokkene 5] iemand wist die kogels had. [125]
Als [verdachte] wordt geconfronteerd met een tap-gesprek waarin door hem wordt gesproken over het bezit van een 9mm pistool in verband met [slachtoffer 1] als afperser van [medeverdachte 2], antwoordt hij:
‘Het is een kickboxer, wat moet ik dan …’. Ook op een ander moment heeft [verdachte] over [slachtoffer 1] verklaard dat het een geoefend kickbokser was. [126]
[betrokkene 8]
Naast de foto op de USB-stick waarop [betrokkene 8] met een vuurwapen is te zien, bevat de USB-stick meerdere filmpjes waarop mensen met wapens te zien zijn (onder meer opgenomen in de slaapkamer van [betrokkene 8] die in hetzelfde huis is als waar [medeverdachte 1] woonde), of waarop te zien is dat er met wapens wordt geschoten, soms met commentaar van [betrokkene 8]. Verder is er tijdens de doorzoeking van de woning van de familie op 12 mei 2012 op de slaapkamer van [betrokkene 8] een computer in beslag genomen, welke na onderzoek onder meer MSN-chatsessies van 26 en 27 november 2011 met ene ‘[nickname]’, nickname van [getuige 9], blijkt te bevatten, waarin over het bezit van wapens bij [betrokkene 8] of de aanschaf van wapens wordt gesproken door [betrokkene 8]. Tijdens de chatsessie van 26 november 2011 heeft [betrokkene 8] een URL-link gestuurd waarbij hij schrijft ‘Zo een maar dan met een demper’ De URL-link leidt op internet naar een afbeelding van een automatisch vuurwapen. Dat vuurwapen vertoont sterke gelijkenis met het automatisch wapen dat [betrokkene 8] vasthoudt op de eerdergenoemde afbeelding die is aangetroffen op een USB Stick in de woning van de familie. [127]
Ook geeft [betrokkene 8] de aanwezigheid van een kogel of kogelpunt in het bureau op zijn kamer toe. [128]
Bezien in het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende twee gevolgtrekkingen met betrekking tot [verdachte].
In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat de stelling van de officieren van justitie dat [verdachte] veroordeeld kan worden voor het medeplegen van moord op [slachtoffer 1], met name berust op de aanname dat [verdachte] degene is geweest die het wapen waarmee onder andere [slachtoffer 1] om het leven is gebracht, op 20 december 2011 na de ontmoeting op de Ivoorkust aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Het dossier bevat echter geen concrete feiten, anders dan voormelde gesprekken of zoektochten op internet, die voor deze aanname munitie aandragen. In tegendeel, gelet op het voorgaande kunnen ook andere personen leverancier van het wapen geweest zijn.
Interesse hebben in wapens en daarvan blijk geven, is onvoldoende om tot een daadwerkelijke levering van een wapen op welk moment dan ook te concluderen.
De rechtbank constateert in de tweede plaats dat [verdachte] ervan is uitgegaan dat bij een conflict met [slachtoffer 1] meer nodig was dan alleen woorden om dit in zijn voordeel te kunnen beslechten. Dat blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, ook uit hetgeen hiervoor is opgenomen onder het hoofdstuk ‘Plan’ met als subtitel ‘
Oplossing zoeken voor het ‘probleem [slachtoffer 1] van [medeverdachte 2]’,waarin overwogen is dat de strategie die [betrokkene 7] en [betrokkene 15] voorstonden om ‘het probleem [slachtoffer 1]’ op te lossen, namelijk praten, voor [verdachte] geenszins voldoende was.
Zoals eveneens onder het hoofdstuk ‘Plan’ is overwogen, heeft [verdachte] [medeverdachte 1] ingeschakeld om [slachtoffer 1] te ontvoeren dan wel te beroven. Dat daarbij sprake zal zijn van een conflictsituatie – hetgeen [verdachte] voorzag omdat praten niet genoeg was – is inherent aan een dergelijk plan, temeer wanneer het ‘object’, zijnde [slachtoffer 1], bij [verdachte] bekend staat als geoefend kickbokser en voorts als agressieve en intimiderende persoonlijkheid.
Gelet op de hiervoor besproken redengevende feiten en omstandigheden kon [verdachte] ervan uitgaan dat [medeverdachte 1] beschikte over een vuurwapen, dat door [medeverdachte 1] een vuurwapen zou worden meegenomen en zou worden gebruikt ten behoeve van het ontvoeren dan wel beroven van [slachtoffer 1]. Door [medeverdachte 1] desondanks in te schakelen, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij de uitvoering van de geplande ontvoering dan wel beroving een vuurwapen zou worden gebruikt en [slachtoffer 1] daarmee om het leven zou worden gebracht.
4.2.6. 20
december 2011 tot en met de afspraak pannenkoekenhuis
Ziekmelding [medeverdachte 4]Op 20 december 2011 om 2.24 uur stuurt [telefoonnummer 9] een sms-bericht naar [telefoonnummer 7]). [129]
Die ochtend belt [telefoonnummer 7] om 8.12 uur en 8.39 uur met zijn werkgever [bedrijf] te Schiphol-Rijk. [130] Volgens de administratie van [bedrijf] is [medeverdachte 4] op 20 december 2011 ziek gemeld. [medeverdachte 4] staat volgens die administratie alleen op 20 december 2011 als ziek geregistreerd en verder op geen andere dag in 2011. [131] Op 21 december 2011 belt [telefoonnummer 7] om 8.44 uur naar zijn werkgever [bedrijf]. [132] en wanneer [telefoonnummer 7] die dag om 14.38 uur wordt gebeld, bevindt hij zich onder bereik van de zendmast aan de Koolhovenlaan 35 Haarlemmermeer, welke onder andere dekking geeft aan het bedrijf waar [medeverdachte 4] werkzaam is, zijnde [bedrijf] aan de [adres] te Schiphol-Rijk. [133]
[medeverdachte 4] zegt zelf dat hij nooit ziek is en dat hij zich niet kan herinneren dat hij in de periode voorafgaand aan zijn verhoor op 10 juli 2012 ziek is geweest. Wel heeft hij gedurende drie weken last gehad van een gebroken hand, maar daarmee werkte hij gewoon door. [134]
Eerste belronde [medeverdachte 1] na contact met [verdachte]
Om 13.32 uur en 13.47 uur proberen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 3] elkaar telefonisch te bereiken, maar er komt geen gesprek tot stand. [135] Dit lukt wel om 13.48 uur, als [telefoonnummer 9] belt naar [telefoonnummer 3] en een gesprek van 91 seconden heeft. Direct na dat gesprek belt [telefoonnummer 9] om 13.50 uur met [telefoonnummer 7] en vervolgens om 13.52 uur met [telefoonnummer 4]. [136]
Contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte]
Om 13.42 uur belt [slachtoffer 1] (BEL) naar [telefoonnummer 2], maar [medeverdachte 2] neemt niet op. Direct daarop belt [telefoonnummer 12] naar [telefoonnummer 13]. [137] [medeverdachte 2] verstopt zich die dag voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Om 14.09 uur belt [telefoonnummer 3], die op dat moment op weg is naar Amsterdam, naar [telefoonnummer 1] om door te geven dat de witte bus van [slachtoffer 2] achter hem rijdt. Kort daarna belt [slachtoffer 2] aan bij de woning van [betrokkene 13], waar [medeverdachte 2] op dat moment is. [slachtoffer 2] wil om vier uur afspreken bij het pannenkoekenrestaurant De Boffert. Vervolgens belt [telefoonnummer 1] om 14.16 uur naar [telefoonnummer 3] om te vragen hoe het kan dat [slachtoffer 2] voor de deur staat terwijl hij volgens [verdachte] ‘daar en daar’ zou rijden. [138]
Tweede belronde [medeverdachte 1] na contact met [verdachte]
Tussen 14.19 uur en 14.28 uur, kort na het laatste telefoontje tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] over [slachtoffer 2], vindt weer eenzelfde belrondje plaats als ongeveer een half uur eerder. [telefoonnummer 3] belt om 14.19 uur naar [telefoonnummer 9], maar krijgt geen contact met hem. Nadat [telefoonnummer 3] om 14.21 uur kort telefonisch contact heeft met [telefoonnummer 9] is er om 14.23 uur weer een contactmoment tussen beiden waarin geen gesprek plaatsvindt. Om 14.24 uur heeft [telefoonnummer 3] nog weer kort telefonisch contact met [telefoonnummer 9]. [139] Vervolgens belt [telefoonnummer 9] om 14.27 uur weer eerst met [telefoonnummer 7]) en in aansluiting daarop, om 14.28 uur, met het nummer (-[telefoonnummer 10]) met [telefoonnummer 4], nadat zijn eerste poging [medeverdachte 3] te pakken te krijgen mislukt is. [140]
Ophalen [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] en aankomst op de Houtbaai in Purmerend
[medeverdachte 4] bevindt zich om 14.27 uur, het tijdstip waarop [telefoonnummer 9] met hem in de tweede belronde belt, in Amsterdam Zuid-Oost, waar zijn verblijfplaats in die periode is. Een half uur na deze belronde, om 14.56 uur en 14.59 uur, hebben [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7] opnieuw telefonisch contact. Op laatstgenoemd tijdstip bevinden zij zich beiden in het dekkingsgebied van de zendmast met locatie Jisperveldstraat Amsterdam. Deze zendmast geeft onder meer dekking aan het adres [adres] te Amsterdam, het woonadres van [medeverdachte 1]. Dit telefooncontact betreft het laatste telefooncontact tussen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7] die dag. Meer dan vermoedelijk is de [telefoon 7] van [medeverdachte 4] uitgeschakeld. Het is tevens ook het laatste contact dat zij met deze telefoonnummers met elkaar hebben. [medeverdachte 4] neemt immers vanaf 22 december 2011 een ander telefoonnummer in gebruik ([telefoonnummer 8]). Met dit nieuwe nummer heeft hij voor het eerst op 26 januari 2012 weer contact met [medeverdachte 1]. [141]
Zes minuten later, om 15.05 uur, wordt er met de ING-bankpas van [medeverdachte 4] een betaling gedaan bij een BP-tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. [142] Uit de historische telefoongegevens van [telefoonnummer 9] blijkt dat [medeverdachte 1] zich om 15.10 uur bevindt onder bereik van de zendmast die onder meer dekking geeft aan het BP tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. [143]
[medeverdachte 3] wordt die middag door [medeverdachte 1] opgehaald op zijn verblijfadres in Diemen, de woning van zijn moeder, met een rode auto van een vriend van [medeverdachte 1]. Die vriend bestuurt de auto. Het betreft een blanke jongen met een blonde baard, Nederlandssprekend, ongeveer 1.80 meter, 24-26 jaar. [144]
Rond 15.50 uur wordt de rode Renault gezien op de Houtbaai te Purmerend. [145]
Na het telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vinden er op het nummer [telefoonnr. 4] geen contacten meer plaats. Om 15.28 uur en 16.57 uur hebben er op een andere telefoon van [medeverdachte 3] (telefoonnr) nog twee contacten plaatsgevonden, een inkomend sms-bericht van de provider Vodafone en een uitgaand contact. Vervolgens vinden er in het geheel geen contacten meer plaats op de door [medeverdachte 3] gebruikte telefoons. Pas om 21.31 uur vindt het eerstvolgende contact met een door hem gebruikte telefoon plaats, vanaf de huistelefoon vanuit de woning van de moeder van [medeverdachte 3]. [146]
4.2.7. 20
december 2011 De bestuurder van de rode Renault Megane met kenteken [kenteken 3]
Zoals eerder besproken staat de rode Renault op naam van [betrokkene 12], de moeder van [medeverdachte 4]. Zij verklaart dat zijzelf, haar zoon [medeverdachte 4] en haar dochter kunnen beschikken over de auto. Zij heeft zelf de auto in december 2011 niet gebruikt en ze weet vrijwel zeker dat haar dochter de auto toen ook niet heeft gebruikt. Vanaf ongeveer december 2011 gebruikt haar zoon [medeverdachte 4] de auto. Voor zover zij weet, leent [medeverdachte 4] de auto niet uit. [147] De zus van [medeverdachte 4] is nog nooit met de auto in Purmerend of Purmerland is geweest. Zij heeft de rode Renault die dagen ook niet gebruikt. [148] [medeverdachte 4] verklaart dat hij de auto gebruikt om naar het werk te gaan en heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen. [149]
Volgens [medeverdachte 3] is de persoon die de auto op 20 december 2011 bestuurt steeds dezelfde persoon geweest. [150] Na afloop van de gewelddadigheden heeft de bestuurder eerst [medeverdachte 1] naar huis gebracht, vervolgens [medeverdachte 3] en daarna is hij zelf naar huis gegaan. [151] Omstreeks 21.31 uur die avond wordt vanaf de vaste huislijn van de woning van de moeder van [medeverdachte 3] gebeld. [152] Zijn moeder is op vakantie en niet thuis. [153] Rond datzelfde tijdstip, omstreeks 21.31 uur, wordt er met de ING-pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een pompstation, deze keer het Total tankstation, aan de Flierbosdreef te Amsterdam. [154] Dit tankstation ligt zowel op korte afstand van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] als van de verblijfplaats van [medeverdachte 4] in die periode. [155]
Wanneer bij gelegenheid van de observaties ná 20 december 2011 de rode Renault wordt gezien met een bestuurder, wordt de bestuurder steeds herkend als [medeverdachte 4]. [156] De rode Renault wordt op 21 april 2012 verkocht [157] , vier dagen na de uitzending van Opsporing Verzocht op 17 april 2012 waarin de beelden van de rode Renault worden getoond. [158] De Algemene Periodieke Keuring (APK) van de rode Renault is nog geldig tot september 2012. [159]
Bewijsoverweging ten aanzien van de bestuurder van de rode Renault
Zoals hierna zal blijken, speelt de rode Renault een belangrijke rol in de onderhavige zaak. In deze auto zitten op 20 december 2011 de personen die betrokken zijn bij de gewelddadigheden in het begin van de avond als gevolg waarvan [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn komen te overlijden.
De rechtbank zal, nu niet ter discussie staat dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de 20e december 2011 in de rode Renault hebben mee gereden, eerst vaststellen wie de bestuurder is geweest. Beantwoording van deze vraag is ook van belang, aangezien de bestuurder, zoals uit de verklaring van [medeverdachte 3] is gebleken, op de middag en avond van de 20e december 2011 steeds dezelfde persoon is geweest.
Vooropgesteld zij dat het kenteken van de auto op naam staat van de moeder van [medeverdachte 4] en dat zowel zijn moeder als zijn zus heeft verklaard dat zij de auto in december 2011 niet hebben gebruikt, terwijl de auto op 20 december 2011 wel in Purmerend wordt gezien. Volgens zijn moeder is [medeverdachte 4] in december 2011 de gebruiker van de rode Renault. [medeverdachte 4] heeft zelf overigens ook verklaard dat hij de auto van zijn moeder in die tijd gebruikte.
Opvallend is dat [medeverdachte 4] – naast [medeverdachte 3] van wie vaststaat dat hij op 20 december 2011 in de rode Renault zat – een van de personen is die wordt gebeld in de twee belrondes die [medeverdachte 1] aan het begin van de middag van de 20e december pleegt. Tevens valt op dat [medeverdachte 4] die dag ziek geregistreerd is op zijn werk, terwijl hij zelf verklaart dat hij zich niet kan herinneren dat hij ooit ziek was - hij werkt zelfs door met een gebroken hand - en hij overigens in 2011 ook niet bij zijn werkgever ziek is geregistreerd. De ziekmelding lijkt ook te volgen op het smsje dat hij om 2.24 uur die nacht van [medeverdachte 1] ontvangt.
Om 14.59 uur straalt de telefoon van [telefoonnummer 7] aan in de buurt van het woonadres van [medeverdachte 1]. Zes minuten later wordt er, gelet op de bankafschriften van zijn bankrekening, met zijn bankpas gepind bij het BP tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam, in welke buurt [telefoonnummer 9] zich op dat moment ook bevindt, terwijl [medeverdachte 1], zo blijkt onder meer uit de verklaring van [medeverdachte 3], vanaf het moment dat hij [medeverdachte 3] komt ophalen, een van de inzittenden van de rode Renault is. De rode Renault wordt vervolgens in Purmerend gezien op een tijdstip dat ook haalbaar is wanneer ze vanaf het genoemde BP tankstation eerst [medeverdachte 3] hebben opgehaald in Diemen en vervolgens naar Purmerend zijn gereden.
Na afloop van de gewelddadigheden zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] achtereenvolgens door de bestuurder naar huis gebracht. Daarbij valt op dat er om 21.31 uur wordt gebeld met de vaste lijn vanuit de woning van de moeder van [medeverdachte 3], terwijl zijn moeder op dat moment op vakantie is. Het kan dan ook niet anders dan dat dit telefoontje door [medeverdachte 3] is gepleegd die dan kennelijk (net) thuis is. Op exact datzelfde tijdstip wordt er met de pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een tankstation dat vlakbij de woning van [medeverdachte 3] ligt en ook vlakbij verblijfplaats van [medeverdachte 4], waarnaar hij die avond op weg is.
Ook in de dagen na de gewelddadigheden valt er een aantal dingen met betrekking tot [medeverdachte 4] op. Zo heeft hij op 20 december 2011 om 14.59 uur voor het laatst contact met [medeverdachte 1]. Daarna worden er geen onderlinge telefonische contacten meer geregistreerd tussen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7]. Op 22 december 2011 neemt [medeverdachte 4] een nieuw telefoonnummer in gebruik (-nr) waarmee hij [medeverdachte 1] voor het eerst pas weer op 26 januari 2012 belt, overigens ook weer op een ander nummer van [medeverdachte 1] (-telefoonnummer 10) dan waarmee hij op 20 december 2011 contact had.
Verder valt nog op dat de rode Renault kort na een uitzending van Opsporing Verzocht waarin de rode Renault is getoond, wordt verkocht, terwijl de APK keuring nog tot september 2012 loopt.
Ten slotte kan uit de observaties ná 20 december 2011 worden afgeleid dat bij die observaties [medeverdachte 4] steeds de bestuurder van de rode Renault is, zodat de observaties in ieder geval geen aanknopingspunt bieden voor de stelling dat [medeverdachte 4] de auto uitleende. Zijn moeder heeft aanvankelijk ook verklaard dat zij zich niet kon voorstellen dat hij de auto zou hebben uitgeleend. Later komt zij hierop weliswaar terug, maar dat is nadat zij [medeverdachte 4] daarover zou hebben gesproken.
Op meerdere momenten gedurende het onderzoek als ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is [medeverdachte 4] geconfronteerd met feiten die erop wijzen dat hij op 20 december 2011 de bestuurder van de rode Renault is geweest, doch hij heeft zich met betrekking tot de feitelijke gang van zaken in die dagen steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft in ieder geval ook nooit verklaard dat een ander dan hijzelf de bestuurder is geweest. Daarbij komt dat hij voldoet aan het signalement dat [medeverdachte 3] van de bestuurder geeft en het ook niet waarschijnlijk is dat hij én zijn auto én zijn telefoon én zijn pinpas en pincode uitleent aan een ander.
Voornoemde feiten schreeuwen naar het oordeel van de rechtbank om een verklaring. De verklaring die hij tegenover zijn moeder zou hebben afgelegd, dat hij de auto zou hebben uitgeleend, is daartoe – wat daar ook van zij – niet voldoende. Niet alleen is niet komen vast te staan dat hij die verklaring ook daadwerkelijk tegenover zijn moeder heeft afgelegd, hij heeft deze verklaring ook niet herhaald, noch bij de politie noch ter terechtzitting. Ook overigens heeft [medeverdachte 4] geen voor de feitelijke toedracht van de zaak relevante verklaring afgelegd en dus geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4] op 20 december 2011 de bestuurder van de rode Renault is geweest.
De plaats van de inzittenden in de rode Renault
Voorts stelt de rechtbank nog vast dat naast [medeverdachte 4] als bestuurder [medeverdachte 1] op de bijrijderstoel in de rode Renault zit, en [medeverdachte 3] rechts achterin, achter [medeverdachte 1]. [160] De rechtbank zal in het vervolg van het vonnis van deze indeling uitgaan.
Ontmoeting in Purmerend
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rode Renault rond 15.50 uur in Purmerend gesignaleerd. Rond dat tijdstip wordt gezien dat de rode Renault geparkeerd staat op de Houtbaai, vlakbij de Ivoorkust te Purmerend. [161]
Er vindt een ontmoeting plaats op de Ivoorkust, vlakbij de Houtbaai, te Purmerend. Daarbij zijn aanwezig [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. [162] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] blijven in de rode Renault, [medeverdachte 1] stapt uit de rode Renault en spreekt enkele meters verderop met [medeverdachte 2] en [verdachte]. [163]
Na de ontmoeting biedt [verdachte] [medeverdachte 2] aan om een oogje in het zeil op hem te houden. [164] Terug in de auto vertelt [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] beveiligd moet worden. [165]
Omstreeks 16.00 uur komen er twee voertuigen aanrijden over de Ivoorkust en zij slaan bij de kruising met de Zambezilaan rechtsaf in de richting van de Laan der Continenten, vermoedelijk betreft dat de zwarte Volkswagen Golf van [verdachte] en de rode Renault die kennelijk weer wegrijden. [166]
Bewijsoverweging ten aanzien van de locatie van de ontmoeting
De rechtbank overweegt dat [verdachte] weliswaar verklaart over een ontmoeting tussen dezelfde personen, die volgens hem heeft plaatsgevonden bij de McDonalds in Purmerend. Gelet echter op de beelden van de beveiligingscamera van Weidevenne Sports, de verklaring van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] over de plaats van de ontmoeting alsmede de historische telefoongegevens van [verdachte], heeft de ontmoeting, waarbij [medeverdachte 2] betrokken is geweest, naar het oordeel van de rechtbank, plaatsgevonden op de Ivoorkust.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] overigens toegegeven dat het goed mogelijk is dat de ontmoeting inderdaad bij de Ivoorkust heeft plaatsgevonden en dat hij zich wellicht vergist heeft, wanneer hij eerder heeft gesproken over een ontmoeting bij de Mac Donalds.
Afspraak bij pannenkoekenhuis De Boffert [medeverdachte 2]-[slachtoffer 2]
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [slachtoffer 2] eerder op de dag aan [medeverdachte 2] laten weten dat hij om 16.00 uur bij pannenkoekenhuis De Boffert aan het Weidelandpad 3 te Purmerend (gelegen in het groengebied Purmerland waarin ook het Burgtpad is gelegen, tussen de Zambezilaan en de Purmerlanderrijweg) moet zijn. Om 16.01 uur rijdt er een Mercedes Vito over de Zambezilaan, komende vanuit de richting van de Laan der Continenten en gaande in de richting van het Purmerland te Purmerend. Gelet op de verklaring van [getuige 9] van wie [slachtoffer 2] een loods huurde en de verklaring van [betrokkene 21] dat hij, als enige buiten [slachtoffer 2], ook wel eens in de bus reed en hij op verzoek van [slachtoffer 2] tussen 16.30 uur en 17.15 uur de bus gereden heeft om de honden op te halen, is dit meer dan vermoedelijk [slachtoffer 2] die op weg is naar de Boffert. [167] Bij De Boffert wacht [slachtoffer 2] op [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] gaat niet naar de afspraak. [168] [telefoonnummer 1], die op dat moment thuis bij [betrokkene 10] [169] zit, stuurt om 16.07 uur een sms-bericht aan [telefoonnummer 3]. [telefoonnummer 3] stuurt om 16.08 uur een sms-bericht terug naar [telefoonnummer 1]. Om 16.09 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 3] en vindt er een telefoongesprek plaats gedurende 85 seconden. [170] Rond diezelfde tijd belt [telefoonnummer 13] een paar keer met [telefoonnummer 12], vermoedelijk om te melden dat [medeverdachte 2] niet op de afspraak bij De Boffert is verschenen. [171]
De rode Renault
Ondertussen blijft de rode Renault na de ontmoeting op de Ivoorkust rondjes rijden in de buurt. Zo is op de camerabeelden van de Weidevenne Sports te zien dat er om 16.31 uur een rode Renault rijdt over de Zambezilaan richting de Laan der Continenten. [172]
[telefoonnummer 9] belt om 16.19 uur, iets minder dan tien minuten na het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2], naar [telefoonnummer 3] gedurende 26 seconden. [173]
Nieuwe afspraak [medeverdachte 2] – [slachtoffer 2]/[slachtoffer 1]
Om 16.21 uur wordt [telefoonnummer 2] door [slachtoffer 1] (BEL) gebeld vanuit een belhuis. [174] Kort hierna, om 16.26 uur, belt [telefoonnummer 1] [telefoonnummer 3] gedurende 50 seconden. [175] [telefoonnummer 3] belt op zijn beurt om 16.27 uur naar [telefoonnummer 9] gedurende 18 seconden [176] en vervolgens, om 16.28 uur, weer terug naar [telefoonnummer 1] gedurende 69 seconden. [177]
[telefoonnummer 2] wordt om 16.30 uur opnieuw door [slachtoffer 1] (BEL) gebeld vanuit een belhuis. [178] Ook nu belt [telefoonnummer 1] kort daarna, om 16.34 uur, naar [telefoonnummer 3] gedurende 37 seconden. Op hetzelfde moment probeert [telefoonnummer 9] [telefoonnummer 3] wederom te bellen, maar er komt geen gesprek tot stand. Bij een derde en vierde belpoging, om 16.34.55 uur en 16.35.04 uur, komt er zeer waarschijnlijk wel een gesprek tot stand. [179]
[medeverdachte 2] heeft in de gesprekken met [slachtoffer 1] te horen gekregen dat hij [slachtoffer 2] moet ophalen bij De Boffert en daarna naar de KFC moet komen. [medeverdachte 2] heeft aan [slachtoffer 1] gezegd dat hij dit niet wil omdat hij bang is dat hij geslagen zal worden. [medeverdachte 2] vertelt in één van de gesprekken met [verdachte] dat hij naar de KFC moet. [180] [medeverdachte 2] gaat uiteindelijk alsnog naar De Boffert. Daar pikt hij [slachtoffer 2] op en samen rijden ze in de Mercedes naar de KFC aan de Jan van Galenstraat te Amsterdam, alwaar zij om 16.57 uur arriveren. [181] [verdachte] geeft intussen op zijn beurt aan [medeverdachte 1] door dat [medeverdachte 2] gaat rijden. [182] [medeverdachte 3] verklaart dat [medeverdachte 1] een telefoontje heeft gekregen dat ze naar de KFC moeten. [183]
[medeverdachte 2] heeft overigens na voormeld gesprek met [verdachte] om 16.34 uur zowel zijn telefoon (-telefoonnummer 1) als zijn één-op-één telefoon uitgeschakeld. [verdachte] probeert hem om 16.39 uur en ook later, om 18.44 uur, nog te bellen, maar er komt geen contact tot stand. [medeverdachte 2] mag zijn telefoon, zo verklaart hij, niet meenemen of aanzetten, wanneer hij bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] is. Het eerstvolgende contact van [medeverdachte 2] op die dag is om 20.39 uur. [184]
4.2.8. 20
december 2011 De KFC
Het parkeerterrein van de KFC grenst tevens aan een gebouw van Dienst Werk en Inkomen (hierna te noemen DWI). Waar hierna zal worden gesproken over de KFC of DWI, betreft het hetzelfde parkeerterrein. [185]
Na het arriveren en parkeren van de Mercedes op het parkeerterrein naast de KFC door [medeverdachte 2] met [slachtoffer 2] om 16.57 uur rijdt om 17.07 uur een grijze Volkswagen Polo het parkeerterrein bij de DWI op. In voornoemde auto bevinden zich [slachtoffer 1] en een broer van hem, [betrokkene 3]. [slachtoffer 1] stapt uit de Volkswagen Polo en stapt in de Mercedes bij [medeverdachte 2], nadat [slachtoffer 2] is uitgestapt. [slachtoffer 2] stapt in de Volkswagen Polo. [186] [slachtoffer 1] breekt zijn mobiele telefoon en gooit later restanten daarvan achter op voornoemde parkeerplaats weg. [slachtoffer 1] zegt daarbij dat hij, omdat [medeverdachte 2] even weg was, weer bereikbaar moest zijn om dat op te lossen. [187]
Om 17.14 uur rijdt de rode Renault het parkeerterrein bij de KFC/DWI op, rijdt door tot aan de Volkswagen Polo en parkeert om 17.17 uur aan de achterzijde bij de DWI. Er zitten drie personen in de rode Renault. [188] Op hetzelfde moment, om 17.17 uur, belt [telefoonnummer 9] met [telefoonnummer 3] gedurende 190 seconden. [189] Tijdens dit gesprek straat de telefoon van [telefoonnummer 3] aan bij een zendmast die dekking geeft aan zijn woning. Hij is die avond thuis en past op zijn kinderen, omdat zijn vrouw, [betrokkene 22], weg is. Zijn telefoon straalt daar in ieder geval tot 21.34 uur aan. [190]
Om 17.19 uur stapt er een man uit de rode Renault. Hij loopt een paar keren heen en weer. Er is duidelijk te zien dat hij richting de Mercedes en de Volkswagen Polo kijkt. Ook de bestuurder van de rode Renault is even uit de auto. [191]
Om 17.40 uur loopt er een persoon naar de passagierskant van de Volkswagen Polo, opent de deur en laat die korte tijd open staan. De persoon sluit de deur weer en loopt in de richting van de Mercedes of de KFC. [192] Om 17.41 uur belt [telefoonnummer 9] weer met [telefoonnummer 3] gedurende 31 seconden. [193]
Om 17.46 uur start de rode Renault en rijdt naar een andere parkeerplek op het parkeerterrein. Er zitten nog steeds drie personen in de rode Renault. Volgens [medeverdachte 3] gebeurt dat om beter zicht te hebben op [medeverdachte 2]. [194]
Ruim een uur later, om 18.48 uur, stapt er een passagier uit de rode Renault. Deze loopt een rondje rondom het DWI en keert vervolgens om 18.51 uur weer terug in de auto. [195] Om 18.53 uur belt [telefoonnummer 9] wederom met [telefoonnummer 3], gedurende 66 seconden. [196]
De Volkswagen Polo, met daarin alleen [betrokkene 3], rijdt weg omstreeks 18.54 uur. [197]
[medeverdachte 4] verlaat om 19.02 uur de rode Renault, loopt naar een boom en stapt een minuut later weer in. [198] Een kwartier later, om 19.16 uur, gaat [medeverdachte 3] de rode Renault uit en loopt de KFC binnen. Om 19.30 uur keert [medeverdachte 3] weer terug naar de rode Renault en stapt in. [199]
Om 19.49 uur komt een grijze Peugeot het parkeerterrein oprijden met daarin [slachtoffer 3]. [200] Deze voegt zich bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] lopen langs de DWI en zijn met elkaar in gesprek gedurende ongeveer zeven minuten. [slachtoffer 1] gooit hierbij iets weg, zoals eerder reeds is vermeld. [201]
[medeverdachte 2] krijgt op enig moment bij de KFC te horen dat hij naar de parkeerplaats moet. [202] De parkeerplaats bij het Burgtpad is een vaste overlegplek voor [slachtoffer 1]. [203]
Om 20.01 uur lopen de drie mannen weer richting de parkeerplaats van de KFC naar de plek waar de Peugeot geparkeerd staat. Zij passeren daarbij de rode Renault. Kort erna licht er een display op in de rode Renault, de drie mannen stappen in, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de Peugeot, en te zien is vervolgens dat er om 20.02 uur twee voertuigen wegrijden van de parkeerplaats, eerst de Mercedes met daarin [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1], gevolgd door voornoemde Peugeot 207. Kort na het uitdoven van het display (enkele seconden na het wegrijden van de Mercedes en de Peugeot) rijdt ook de rode Renault weg, [204] achter de twee voertuigen aan. De rode Renault rijdt weg met gedoofde lichten en ontsteekt deze pas als deze op de hoofdrijbaan is. [205] De auto’s rijden richting de A10. [206]
Bewijsoverweging/conclusie
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat na de ontmoeting op de Ivoorkust telefonisch informatie wordt doorgegeven door [medeverdachte 2] aan [verdachte] welke informatie [verdachte] op zijn beurt weer doorgeeft aan [medeverdachte 1]. Meer in het bijzonder geeft [verdachte] de informatie van [medeverdachte 2] door dat hij naar de KFC gaat. De rechtbank baseert deze conclusie op de telefonische contacten waaruit blijkt dat deze plaatsvinden tussen enerzijds [medeverdachte 2] en [verdachte] en anderzijds [verdachte] en [medeverdachte 1]. Voorts is gebleken dat deze contacten steeds direct of vrijwel direct volgen op het telefonisch contact van [medeverdachte 2] met [slachtoffer 1]. Daarnaast is de conclusie van de rechtbank gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij aan [verdachte] doorgeeft dat hij naar de KFC moet, omdat [verdachte] immers een oogje in het zeil zou houden, terwijl [verdachte] zelf heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte 1] doorgeeft dat [medeverdachte 2] gaat rijden en [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 1] per telefoon te horen kreeg dat zij naar de KFC moesten.
Daar komt nog bij dat er 17 minuten tussen de aankomst van [medeverdachte 2] met [slachtoffer 1] bij de KFC en de aankomst van de rode Renault zit, zodat deze informatie ook wel door [medeverdachte 2] aan [verdachte] moet zijn doorgegeven. De rode Renault is dus niet achter [medeverdachte 2] aangereden, zodat ze anderszins op de hoogte moesten zijn waarheen zij moesten rijden.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat de inzittenden van de rode Renault bijna drie uur wachten op het parkeerterrein waar gedurende die tijd ook [medeverdachte 2], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en later ook [slachtoffer 3] zijn. In die tijd neemt [medeverdachte 1] driemaal telefonisch contact op met [verdachte]. Hoewel [verdachte] daarover verklaart dat het nietszeggende gesprekken zijn over kip eten bij de KFC en de mededeling dat [medeverdachte 2] in orde is, constateert de rechtbank dat de momenten waarop [medeverdachte 1] belt naar [verdachte] te koppelen zijn aan relevante momenten zoals i) het aankomen op de KFC parkeerplaats van de rode Renault, ii) het opengaan van een deur van de Volkswagen Polo, terwijl de rode Renault kort na dat telefoongesprek wordt verplaatst om [medeverdachte 2] beter te kunnen zien, iii) nadat een van de inzittenden van de rode Renault een ronde heeft gelopen, welk gesprek ook nog ten tijde van het wegrijden van de Volkswagen Polo met [betrokkene 3] gaande is. De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] nauw op de hoogte werd gehouden van de gang van zaken bij de KFC.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] bij de KFC al te horen heeft gekregen dat hij naar de parkeerplaats moest gaan. Het gesprek waarop de rechtbank dit baseert, heeft op 20 februari 2012 plaatsgevonden in het Safehouse waar [medeverdachte 2] met [betrokkene 10] en zijn zoon als beschermde getuige vanaf 7 februari 2012 heeft verbleven. Op 6 februari 2012 is er in het Safehouse Opname Vertrouwelijke Communicatie geplaatst. De aldaar gevoerde gesprekken zijn door middel van deze OVC opgenomen en vervolgens uitgeluisterd door verbalisanten. Nu [medeverdachte 2] deze gesprekken gevoerd heeft in een veilige en besloten setting, waarbij hij zich niet ervan bewust was dat deze gesprekken opgenomen en afgeluisterd werden, twijfelt de rechtbank niet aan het waarheidsgehalte van de inhoud van deze gesprekken en zal de rechtbank deze voor het bewijs bezigen
4.2.9. 20
december 2011 tot en met De Kanaaldijk
Zoals hiervoor reeds aangegeven, rijden de Mercedes, de Peugeot en de rode Renault rijden rond 20.02 uur over de Jan van Galenstraat in de richting van de A10. [medeverdachte 2] ziet bij het stoplicht dat de Peugeot achter hem rijdt. Daarna, bij de Coentunnelweg, ziet hij de Peugeot niet meer. De Mercedes rijdt richting de Kanaaldijk, gevolgd door de rode Renault. Vervolgens rijden zij de Kanaaldijk op in de richting van Purmerland. [207]
Omstreeks 20.14 uur rijden twee voertuigen met een onderlinge afstand van twee seconden langs het perceel Kanaaldijk [1] te Landsmeer. [208]
[medeverdachte 2] ziet een auto achter zich rijden, die met de lichten seint dat deze hem wil inhalen. [medeverdachte 2] wijkt uit naar rechts om de rode Renault te laten passeren. De rode Renault haalt hem vervolgens aan de linkerzijde in. Op dat moment roept [medeverdachte 1] in de rode Renault: ‘Snijden, snijden’, waarna [medeverdachte 4] de Mercedes van [medeverdachte 2] snijdt. De rode Renault remt af, waardoor [medeverdachte 2] ook moet remmen. [209] [slachtoffer 1] schreeuwt tegen [medeverdachte 2] dat hij er langs moet gaan. [slachtoffer 1] pakt met zijn linkerhand het stuur vast en draait het stuur mee naar links, waardoor de auto een klein stukje naar links staand tot stilstand komt. De rode Renault komt recht voor de Mercedes tot stilstand. [210]
[medeverdachte 1] springt van rechts voorin uit de rode Renault en rent naar de rechterkant van de Mercedes. [slachtoffer 1] springt uit de Mercedes. [medeverdachte 1] roept ‘Blijf staan motherfucker’ en heeft een wapen op [slachtoffer 1] gericht. [medeverdachte 1] staat dan bij de rechterachterkant van de Mercedes. [slachtoffer 1] staat in de deuropening van de bijrijderskant van de Mercedes met zijn gezicht naar [medeverdachte 1] en zijn rug naar de openstaande bijrijdersportier. [211]
[medeverdachte 3] komt van rechts achterin uit de rode Renault met een wapen in zijn handen. Daarna gaat het snel. [medeverdachte 1] wil [slachtoffer 1] in de kofferbak gooien en meenemen, maar [slachtoffer 1] probeert het wapen van [medeverdachte 1] vast te pakken. [medeverdachte 3] rent naar de Mercedes en schiet [slachtoffer 1] van achter door het hoofd waarna [slachtoffer 1] in elkaar zakt. [slachtoffer 1] zit tegen het rechter voorportier aan, met zijn hoofd naar beneden. Vervolgens wordt het lichaam van [slachtoffer 1] verplaatst, het kanaal in. [212]
Daarna zegt [medeverdachte 2] dat er nog twee staan. [213]
Vervolgens rijden zij naar het Burgtpad. [214] Om 20.19 uur is op de camerabeelden van het perceel Kanaaldijk [2] te Landsmeer te zien dat er twee personenauto’s langsrijden, komende uit de richting Amsterdam en gaande in de richting Purmerland. [215] Het linker achterlicht van het voorste voertuig straalt meer licht uit dan het rechter achterlicht, hetgeen overeenkomt met het verschil in achterlichten van de rode Renault. [216] Het tweede voertuig is een personenauto van het merk Mercedes, type A Klasse. [217]
De afstand tussen perceel Kanaaldijk [1] en perceel Kanaaldijk [2] bedraagt exact één kilometer. Kanaaldijk [1] ligt binnen de bebouwde kom van de gemeente Landsmeer. Ter plaatse geldt de maximum snelheid van 50 km per uur. Gaande in noordelijke richting vanaf Kanaaldijk [2] zijn de woningen vanaf perceel Kanaaldijk [3] gelegen buiten de bebouwde kom en geldt de maximum snelheid van 60 km/uur. In totaal zal de reisduur, indien de maximum snelheden worden aangehouden, iets minder dan één minuut en twee seconden bedragen. [218]
De route vanaf de Kanaaldijk [1] naar de kruising van de Kanaaldijk met de Purmerlanderrijweg bedraagt ruim 5 km. [219] Vervolgens dient er dan nog een fors stuk over de Purmerlanderrijweg te worden gereden naar de parkeerplaats bij het Burgtpad.
Om 20.21 uur rijdt een Mercedes Vito, gelijkend op de Mercedes Vito van [slachtoffer 2], komende uit de richting van de Laan der Continenten, in de richting van Purmerland. [220] Rond 20.25 uur ziet [getuige 10] op de parkeerplaats een witte halfhoge bus staan waarvan de lichten branden. Als ze de parkeerplaats passeert, zijn de lichten van de bus uit. De bus staat er nog steeds als zij daar op de terugweg langsrijdt en door de politie wordt tegengehouden in verband met de op het Burgtpad aangetroffen lichamen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [221]
Bewijsoverweging plaats delict:
Hoewel de exacte plek van het klemrijden op de Kanaaldijk uit vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden niet is af te leiden en [medeverdachte 2] de plek waar hij is klemgereden en vervolgens [slachtoffer 1] is doodgeschoten plaatst voor perceel Kanaaldijk [2], acht de rechtbank het vaststellen van die exacte locatie van gering belang. Voor een bewezenverklaring van de moord c.q. doodslag op [slachtoffer 1] is een precieze aanduiding van de plaats waar dit op de Kanaaldijk heeft plaatsgevonden, immers niet zozeer een noodzakelijke omstandigheid. Ook door [medeverdachte 2] is immers niet betwist dat hij is klemgereden en dat [slachtoffer 1] vervolgens gedood is.
De rechtbank acht overigens aannemelijk dat dit, gelet op de afstand tussen de percelen [1] en [2] en de tijd die beide voertuigen daadwerkelijk nodig hebben gehad om van perceel [1] naar perceel [2] te rijden, zoals gebleken uit de beelden opgenomen door de camera’s van beide percelen, tussen perceel [1] en [2] is gebeurd. Het schietincident zelf zou dan een kleine vier minuten hebben geduurd, hetgeen aansluit bij de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat alles heel snel ging.
Bewijsoverweging met betrekking tot de schutter op de Kanaaldijk
Uit de verklaringen van de verdachten valt niet zonder meer af te leiden wie de persoon is geweest die het fatale schot op de Kanaaldijk heeft gelost. Nu [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] hierover (zelf) niet meer kunnen verklaren, terwijl [medeverdachte 4] zich op zijn zwijgrecht beroept, blijven alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over die ter plaatse zijn geweest en hierover iets verklaren.
[medeverdachte 2] heeft meerdere, wisselende verklaringen over de gebeurtenissen op de Kanaaldijk afgelegd en heeft niet een duidelijk beeld wie het dodelijke schot heeft gelost. Wel heeft [medeverdachte 2] in zijn verklaring van 19 november 2013, waarbij hij ook een situatieschets heeft gemaakt, aangegeven dat [medeverdachte 1] aan de rechter achterkant van de Mercedes stond, een wapen had en dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] elkaar aankeken, waarbij [slachtoffer 1] met zijn rug naar de openstaande bijrijdersportier stond. Dit komt in zoverre met de verklaring van [medeverdachte 3] overeen dat ook hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] elkaar aankeken en dat [medeverdachte 1] en wapen had. Volgens [medeverdachte 2] komt vervolgens [medeverdachte 3] uit de rode Renault naar buiten en loopt op [slachtoffer 1] af. [medeverdachte 2] verklaart dat [slachtoffer 1] nog staat op het moment dat [medeverdachte 3] de auto is uitgekomen en dat hij kort daarna ziet dat [slachtoffer 1] op de grond zit.
[betrokkene 5] en [betrokkene 9] hebben in hun ‘de auditu-verklaringen’ aangegeven dat zij van [medeverdachte 1] hebben vernomen dat [medeverdachte 3] de schutter was. Hetzelfde heeft [betrokkene 15] van [verdachte] gehoord. Aan [betrokkene 5] heeft [medeverdachte 1] ook nog verklaard dat dit gebeurde nadat [medeverdachte 1] een wapen op [slachtoffer 1] richtte en [slachtoffer 1] dit wapen vastpakte. Toen zou [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] van achteren onderin zijn nek door het hoofd hebben geschoten. [betrokkene 5] maakt daarbij telkens een gebaar waarmee hij de plek aanduidt en hij geeft aan dat hij alleen niet weet of het aan de linker of aan de rechterkant van de nek is geweest. Deze ‘de auditu-verklaring’ past bij het (objectieve) forensische bewijsmateriaal, te weten de sectiebevindingen, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] om het leven is gekomen door een schotverwonding door zijn hoofd, lopend vanaf zijn achterhoofd op de overgang van zijn nek in de richting van zijn kruin. De schotrichting/plek van de inschot lijkt dan ook daderinformatie te zijn waarover [betrokkene 5] niet heeft kunnen beschikken, anders dan wanneer hij dat van iemand heeft gehoord die ter plaatse was. Dit maakt zijn verklaring aannemelijker. Het past eveneens bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij [slachtoffer 1] opeens ziet zitten, nadat [medeverdachte 3] uit de auto is gekomen.
De rechtbank overweegt verder dat het scenario dat [medeverdachte 3] in zijn verklaringen heeft geschetst - namelijk dat [medeverdachte 1] de schutter is geweest, terwijl [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] wel met het gezicht naar elkaar toe stonden - niet past bij het forensische bewijsmateriaal. Op die wijze is een schot in het achterhoofd niet goed mogelijk. Dit zou slechts anders zijn als [slachtoffer 1] zich plotseling zou hebben omgedraaid. Hiervoor biedt het dossier echter geen aanknopingspunten en gelet op het feit dat, zoals zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] verklaart, [medeverdachte 1] op dat moment een wapen op [slachtoffer 1] richtte, lijkt dit ook niet erg aannemelijk.
De rechtbank merkt verder nog op dat zij de door [medeverdachte 3] afgelegde verklaring dat hij de gebeurtenissen vanaf de achterbank van de rode Renault heeft gadegeslagen, ook niet aannemelijk acht. Het is minst genomen opmerkelijk dat [medeverdachte 3], die naar eigen zeggen werkzaam is geweest in de beveiliging en gevraagd zou zijn om [medeverdachte 2] te beveiligen, in de auto zou zijn blijven zitten, terwijl er een potentieel gevaarlijke situatie voor [medeverdachte 2] ontstaat.
Dit nog los van de vraag of [medeverdachte 3] het hele gebeuren vanaf de positie die hij volgens eigen zeggen in de rode Renault innam, goed heeft kunnen waarnemen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat [medeverdachte 3] het fatale schot op de Kanaaldijk heeft gelost.
Bewijsoverweging met betrekking tot het roepen dat nog 2 staan door [medeverdachte 2]
[medeverdachte 2] heeft ontkend dat er op de plaats delict aan de Kanaaldijk door hem is geroepen dat er nog twee staan. Desalniettemin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] dit heeft geroepen.
De rechtbank wijst hiertoe allereerst op de opname vertrouwelijke communicatie (OVC) in het zogenaamde ‘Safe house’ op Texel waar [medeverdachte 2] heeft verbleven als beschermde getuige. [medeverdachte 2] zegt hier tegen [betrokkene 10] dat hij vanaf de KFC wist dat hij naar de parkeerplaats moest. Zoals al eerder overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 2] hier de waarheid spreekt. Dit vindt bovendien steun in de verklaring van [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris.
Voorts is het Burgtpad één van de vaste afspreekplekken van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zodat het, eenmaal rijdend op de Kanaaldijk, voor de hand ligt dat ze elkaar daar zullen ontmoeten. Daarbij komt dat noch [medeverdachte 1] noch [medeverdachte 3] noch [medeverdachte 4], anders dan via [medeverdachte 2] weet of kan weten dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een afspraak hebben met [slachtoffer 1] op het Burgtpad, terwijl voorts niet valt in te zien, welk belang [medeverdachte 1]. [ medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zelf hebben bij de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kenden deze drie mannen immers niet. De enige persoon die moet vrezen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de link naar hem zullen leggen, zodra [slachtoffer 1] wordt vermist of dood wordt aangetroffen, is [medeverdachte 2]. Een ander motief voor de dood van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is niet althans onvoldoende gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 2] de informatie dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op het Burgtpad op [slachtoffer 1] stonden te wachten en om die reden een probleem vormden, op de plaats waar [slachtoffer 1] is doodgeschoten, heeft gedeeld met de personen in de rode Renault en hen aldus heeft gewezen op de andere slachtoffers.
Rechtstreeks vanaf de Kanaaldijk naar het Burgtpad
De rechtbank acht niet aannemelijk dat – zoals [medeverdachte 2] heeft verklaard – nog een stop heeft plaatsgevonden bij de voetbalvelden alvorens het Burgtpad werd bereikt waarbij [medeverdachte 2] is bedreigd. Dit onderdeel van de verklaringen van [medeverdachte 2] wordt niet ondersteund door andere (objectiveerbare) bewijsmiddelen in het dossier. Bovendien blijkt uit het dossier eerder een contra-indicatie voor de juistheid van dit onderdeel. De rechtbank wijst hiertoe op het zeer korte tijdsbestek tussen het passeren van Kanaaldijk [2] (20.19 uur), het tijdstip waarop de Mercedes Vito op de Zambezilaan richting Purmerland reed (20.21 uur), het tijdstip waarop [getuige 10] de witte halfhoge bus op het Burgtpad ziet staan (20.25 uur) en het tijdstip waarop de telefoons van [medeverdachte 2] (20.39 uur) en [medeverdachte 1] (20.37 uur) weer activiteit vertonen.
Dit tijdsbestek maakt het, naar het oordeel van de rechtbank, vrijwel onmogelijk dat er vanaf de plaats waar [slachtoffer 1] is gedood tot aan het Burgtpad nog een stop is geweest even voorbij het Burgtpad, waarbij [medeverdachte 2] en de inzittenden van de rode Renault met elkaar hebben gesproken om vervolgens weer terug te rijden naar het Burgtpad.
De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat verdachten vanaf de Kanaaldijk rechtstreeks naar het Burgtpad zijn gereden.
4.2.10.
Het Burgtpad
De situatie ter plaatse
Het Burgtpad te Purmerland, vindt zijn verloop van de Purmerlanderrijweg (zuid) naar het Weidelandpad (noord) te Purmerland. Met de auto is het Burgtpad via de Purmerlanderrijweg te bereiken vanaf de Kanaaldijk of vanuit Purmerland. Aan het Burgtpad is ten westen een autoparkeerplaats gesitueerd met een afmeting van circa 20 meter en 20 centimeter bij 5 meter en 10 centimeter. De rijbaan ter plaatse is verhard met asfalt en de parkeerplaats ter plaatse is verhard met straatklinkers. [222]
De aankomst van de Mercedes en de rode Renault
Onderweg naar het Burgtpad haalt [medeverdachte 2] de rode Renault weer in, zodat [medeverdachte 2] voorop rijdt. [223] De Mercedes, met daarin [medeverdachte 2], rijdt het Burgtpad op en rijdt – bezien vanaf de Purmerlanderrijweg – door naar achteren. Op de parkeerplaats zelf staan op dat moment al de Mercedes Vito (met de neus naar Purmerland) en de Peugeot van [slachtoffer 3]. Ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zelf staan op de parkeerplaats. [medeverdachte 2] brengt zijn auto nabij de Peugeot tot stilstand. De rode Renault stopt op de weg langs de parkeerplaats, met de neus naar het bruggetje en staat zodanig dat [medeverdachte 2] niet kan wegrijden. [224]
Nadat de rode Renault tot stilstand is gekomen, springen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uit de auto, beiden met een wapen in hun handen. De gebeurtenissen volgen elkaar zeer snel op. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 1]schiet. [225] [slachtoffer 3] wordt neergeschoten door een tweetal schoten door het achterhoofd. [slachtoffer 3] heeft zijn hand nog in zijn jaszak. [slachtoffer 2] probeert nog te ontkomen, rent naar de Mercedes Vito toe en wordt op zijn vlucht door meerdere kogels geraakt. In de Mercedes Vito zijn meerdere beschadigingen aan het interieur zichtbaar. [226] Op enig moment tijdens deze gebeurtenissen komt [medeverdachte 4] uit de rode Renault en kijkt, en stapt ook [medeverdachte 2] uit zijn auto. [227]
Na deze gebeurtenissen, welke slechts korte tijd hebben geduurd, verlaten de rode Renault en de Mercedes direct het Burgtpad. [228]
Later die avond komt de politie naar aanleiding van een melding ter plaatste en treft daar de levenloze lichamen aan van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Voor verdere bevindingen hieromtrent wordt verwezen naar de inleiding waarin de forensische bevindingen zijn opgenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van de volgorde waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn doodgeschoten:
Uit het feit dat [slachtoffer 3] is aangetroffen met zijn hand nog in zijn jaszak en twee doorschotverwondingen door het hoofd heeft, leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 3] kennelijk is verrast door de voor hem plotselinge geweldsuitbarsting. [slachtoffer 2] daarentegen heeft nog een poging gedaan om met of door de Mercedes Vito te vluchten en is door veel meer kogels getroffen. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 3] als eerste is doodgeschoten en dat [slachtoffer 2] vervolgens is achtervolgd op zijn vlucht en daarbij ook is doodgeschoten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de schutter op het Burgtpad:
Uit het forensisch bewijsmateriaal leidt de rechtbank af dat het meest aannemelijke scenario is dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met hetzelfde (semi-) automatisch werkend machinepistool van het model Skorpion, kaliber 7,65mm Browning (hierna: de Skorpion), zijn omgebracht. Zo zijn op het Burgtpad en bij het lichaam van [slachtoffer 2] hulzen en kogel(delen) aangetroffen die alle afgevuurd lijken te zijn vanuit één loop en verschoten lijken te zijn door een (semi-) automatisch werkend machinepistool van het model Skorpion.
Uit de verklaringen van de verdachten die bij de gebeurtenissen op het Burgtpad aanwezig zijn geweest en daarover iets hebben gezegd, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], valt niet zonder meer af te leiden wie de persoon is geweest die op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten. [medeverdachte 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] kunnen hierover (zelf) niet meer verklaren, en [medeverdachte 4] heeft zich bij voortduring op zijn zwijgrecht beroepen.
[medeverdachte 2] heeft – samengevat – verklaard dat het snel ging en dat hij niet precies kan verklaren wat er is gebeurd nadat de inzittenden van de rode Renault zijn uitgestapt. Wel heeft [medeverdachte 2] verklaard over de aanwezigheid van een machinegeweer en een pistool en dat er is geschoten.
[medeverdachte 3] heeft – samengevat – verklaard dat hijzelf en [medeverdachte 1] allebei hebben geschoten. [medeverdachte 1] zou het machinegeweer hebben gebruikt en [medeverdachte 3] zelf zou een pistool/revolver in handen hebben gehad. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met dat wapen in de hand tegenover [slachtoffer 3] heeft gestaan. Hij zou echter over [slachtoffer 3] heen hebben geschoten en hem niet hebben geraakt. Volgens [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 1] eerst [slachtoffer 2] doodgeschoten en daarna [slachtoffer 3].
Uit de ‘de auditu’-verklaringen van [betrokkene 9] en [betrokkene 5] blijkt ook dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 3] op het Burgtpad heeft geschoten, maar niet wie de Skorpion in handen had en dus de dodelijke schoten heeft afgevuurd.
Gelet op deze stand van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wie op het Burgtpad de Skorpion in handen heeft gehad en dus ook niet wie de dodelijke schoten heeft gelost. De enkele verklaring van [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 1] de Skorpion in handen had, is onvoldoende om vast te stellen dat [medeverdachte 1] de (dodelijke) schutter is geweest, nu deze verklaring onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal in het dossier. Daarbij merkt de rechtbank op dat het overigens door [medeverdachte 3] geschetste scenario wordt weersproken door het forensisch bewijsmateriaal. Volgens [medeverdachte 3] zou [slachtoffer 2] zijn beschoten in de Mercedes Vito en is hij liggend op de voorbanken achtergelaten. Uit het forensisch onderzoek blijkt echter dat bij [slachtoffer 2] 22 perforaties zijn aangetroffen, terwijl op de voorbanken geen bloedsporen zijn aangetroffen.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk worden vastgesteld dat [medeverdachte 3], zoals hij zelf stelt, de Skorpion
nietheeft gehanteerd omdat hij met een pistool/revolver zou hebben geschoten. Ook die verklaring wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal in het dossier. Zoals door de verdediging is aangevoerd – en door het Openbaar Ministerie bevestigd – is het wel verklaarbaar dat er op het Burgtpad geen kogels of kogeldelen, behorend bij een revolver zijn aangetroffen, omdat die – gelet op de wijze waarop [medeverdachte 3] zou hebben geschoten – op grote afstand terecht kunnen komen. Maar daarmee staat nog niet vast dat [medeverdachte 3] en niet [medeverdachte 1] de revolver heeft gehanteerd.
Voor het standpunt van het Openbaar Ministerie dat [medeverdachte 3] op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten, mede omdat hij op de Kanaaldijk de Skorpion heeft gehanteerd, is, evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat [medeverdachte 3] op de Kanaaldijk met de Skorpion heeft geschoten, terwijl uit het forensisch onderzoek volgt dat alle slachtoffers zeer waarschijnlijk met hetzelfde wapen zijn doodgeschoten – ook in aanmerking genomen het tijdsverloop tussen de Kanaaldijk en het Burgtpad – onvoldoende om te kunnen concluderen dat [medeverdachte 3] ook op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten. Daarbij wijst de rechtbank er op dat niet kan worden uitgesloten dat de Skorpion, bijvoorbeeld in de rode Renault onderweg van de Kanaaldijk naar het Burgtpad, door [medeverdachte 3] is overgedragen aan [medeverdachte 1].
Op basis van het dossier kan de rechtbank enkel vaststellen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op het Burgtpad allebei een vuurwapen hadden en dat zij allebei hebben geschoten, zodat niet kan worden vastgesteld wie van hen beiden uiteindelijk voor het afvuren van de dodelijke schoten verantwoordelijk is geweest.
4.2.11.
De gebeurtenissen van 20 december 2011 na het Burgtpad
[verdachte] en [medeverdachte 1]
Om 20.37 uur belt [telefoonnummer 9] naar [telefoonnummer 3] en vindt een gesprek gedurende 43 seconden plaats. [medeverdachte 1] bevindt zich op dat moment onder bereik van een zendmast die onder meer dekking geeft aan de wijk Weidevenne te Purmerend. Na dit telefooncontact vinden er geen telefooncontacten meer plaats tussen het telefoonnummer van [telefoonnummer 3] en het telefoonnummer van [telefoonnummer 9]. [229] In totaal zijn op 20 december 2011 19 telefooncontacten naar voren gekomen tussen deze twee telefoonnummers (2 keer voicemail, 10 keer mogelijke gesprekken, 4 keer geen gesprek en 3 keer sms-berichten). [230]
[verdachte] en [medeverdachte 2]
Om 20.40 uur probeert [telefoonnummer 3] naar [telefoonnummer 15] te bellen, maar er komt geen gesprek tot stand. Daarna volgen er tot en met 20.51 uur diverse telefoontjes, een smsje en pogingen om te bellen tussen [telefoonnummer 15], [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 1], waarbij [verdachte] ook een aantal keer daadwerkelijk contact heeft met [betrokkene 13] en [medeverdachte 2]. [231] [medeverdachte 2] heeft om 21.12 uur telefonisch contact met [betrokkene 13]. [232] Die avond gaat [medeverdachte 2] bij [verdachte] thuis langs. [233] Om 21.34 uur vindt dan nog een gesprek tussen [telefoonnummer 15] en [telefoonnummer 3] plaats. [234]
[medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]Ondertussen brengt [medeverdachte 4] eerst [medeverdachte 1] naar huis. [235] Uit de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 9] blijkt dat hij zich om 20.52 uur – ongeveer veertien à vijftien minuten later dan het eerdergenoemde telefoongesprek met [verdachte] om 20.37 uur – bevindt onder het bereik van zendmasten die onder meer dekking geven aan zijn woonadres aan de [adres] te Amsterdam. Vervolgens rijden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] verder naar de verblijfplaats van [medeverdachte 3] in Diemen om [medeverdachte 3] af te zetten. [236]
Omstreeks 21.31 uur die avond wordt vanaf de vaste huislijn van de woning van de moeder van [telefoonnummer 6] gebeld naar een vriend van [medeverdachte 3]. [237] Rond datzelfde tijdstip, omstreeks 21.31 uur, wordt er met de ING-pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een pompstation, deze keer het Total tankstation, aan de Flierbosdreef te Amsterdam. [238] Dit tankstation ligt zowel op korte afstand van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] als van de verblijfplaats van [medeverdachte 4] in die periode. [239]
Om 22.14 uur wordt er vanaf de huislijn van [telefoonnummer 6] gebeld naar de huislijn van [medeverdachte 1] en vindt er een gesprek plaats gedurende 70 seconden. [240] Het eerst zichtbare telefooncontact van [telefoonnummer 7] is om 23.09 uur, wanneer hij smsjes en een inkomend telefooncontact ontvangt. [241]
4.2.12.
Relevante feiten en omstandigheden na 20 december 2011
Na 21 december 2011 is zowel het telefoonnummer van [telefoonnummer 9], als ook het telefoonnummer van [telefoonnummer 7] niet meer actief. [242]
4.3.
De rol van verdachte [verdachte] bij het onder 1 ten laste gelegde
Nu de rechtbank de feiten die zij in de onderhavige zaak tot uitgangspunt neemt, heeft vastgesteld, komt de rechtbank toe aan de vraag welke rol [verdachte] heeft vervuld bij de levensberoving van [slachtoffer 1] en hoe die rol strafrechtelijk dient te worden gekwalificeerd.
De feitelijke rol van [verdachte]
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden kan in ieder geval worden vastgesteld dat [verdachte] niet fysiek op de Kanaaldijk te Landsmeer aanwezig is op het moment dat [slachtoffer 1] wordt doodgeschoten, omdat hij dan thuis bij zijn kinderen zit. Echter, ook zonder fysieke aanwezigheid kan [verdachte] een strafrechtelijk verwijtbare rol hebben vervuld.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat [verdachte] meerdere motieven heeft om [slachtoffer 1] te willen aanpakken, die op 20 december 2011 samenkomen. Hij ziet de oplossing voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’ in de ontvoering c.q. beroving van [slachtoffer 1]. Uit de hiervoor beschreven bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] voor het realiseren van deze oplossing de hulp van [medeverdachte 1] inschakelt. Hoewel [verdachte] zelf heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] eigenlijk nauwelijks kent en [verdachte] eigenlijk een goede kennis van zijn ouders is, heeft hij, nadat hij bij anderen geen passende oplossing voor het ´probleem [slachtoffer 1]´ heeft kunnen vinden, opeens opvallend veel contact met [medeverdachte 1]. Zo helpt [medeverdachte 1] [verdachte] op 8 december 2011 bij het opruimen van Portsmuiden, waarbij hij ook voor het eerst [medeverdachte 2] ontmoet en waar de interesse bij [medeverdachte 1] ontstaat voor hennep.
In de avond van 19 december 2011 gaan [verdachte] en [medeverdachte 1] samen in de auto van [verdachte] op zoek naar het hennephok van [slachtoffer 1] in Zaandam. Daaraan voorafgaand wijst [verdachte] aan [medeverdachte 1] waar het Burgtpad is, de parkeerplaats waar de bus van [slachtoffer 2] vaak staat, zodat ze die eventueel kunnen volgen om het hok in Zaandam te lokaliseren. Hieruit heeft de rechtbank afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 1] samen steeds meer interesse krijgen in [slachtoffer 1] en zijn activiteiten op het gebied van hennep.
Na afloop van de zoektocht naar het hok in Zaandam probeert [medeverdachte 1] [verdachte] tot vier keer toe te bellen, wat niet lukt. ‘s Nachts smst [medeverdachte 1] om 2.24 uur naar [medeverdachte 4], die zich vervolgens de volgende ochtend al vroeg ziek meldt op zijn werk. Vanaf 13.32 uur die dag proberen [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar weer een aantal maal te pakken te krijgen. Zodra dat lukt, vindt er een opvallend belrondje plaats, waarbij [medeverdachte 1] eerst bestuurder [medeverdachte 4] belt en vervolgens [medeverdachte 3]. Ditzelfde belrondje vindt een tweede keer plaats nadat [verdachte] contact heeft gehad met [medeverdachte 2]. De reden voor het contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] is dat [medeverdachte 2] zich schuil houdt voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en [verdachte] denkt dat hij [slachtoffer 2] ziet rijden. Hij geeft dat door aan [medeverdachte 2]. Wanneer [medeverdachte 2] meldt dat [slachtoffer 2] desondanks toch op de stoep van de woning van [betrokkene 13] staat, waar [medeverdachte 2] op dat moment is, belt [verdachte] vrijwel direct daarna [medeverdachte 1] die op zijn beurt weer achtereenvolgens [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] belt. Daarbij valt overigens op dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] steeds met een ander telefoonnummer belt dan waarmee hij [medeverdachte 3] belt.
Kort na het tweede belrondje komen [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] naar Purmerend, alwaar [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [verdachte] ontmoet, terwijl [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de auto blijven. Opvallend is dat deze ontmoeting plaatsvindt kort voor 16.00 uur, het tijdstip waarop [slachtoffer 2] eerder die dag [medeverdachte 2] bij het nabij gelegen pannenkoekenhuis De Boffert heeft ´besteld´. [medeverdachte 2] wil echter niet gaan omdat hij bang is slaag te krijgen. [slachtoffer 1] belt [medeverdachte 2] een paar keren en tijdens één van deze gesprekken deelt [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] mee dat hij [slachtoffer 2] moet ophalen en met hem naar de KFC te Amsterdam moet rijden. [medeverdachte 2] belt na ieder telefonisch contact dat hij met [slachtoffer 1] heeft, met [verdachte], die direct daarna weer met [medeverdachte 1] belt en vervolgens weer met [medeverdachte 2].
De rechtbank heeft al geconcludeerd dat [verdachte] ook aan [medeverdachte 1] doorgeeft dat [medeverdachte 2] naar de KFC moet en dat [verdachte] ook bij de KFC opvallend vaak contact heeft met [medeverdachte 1], welke contacten steeds samenvallen met relevante gebeurtenissen bij de KFC, zodat die telefoontjes geen toeval kunnen zijn.
[verdachte] heeft over de telefonische contacten met [medeverdachte 1] verklaard dat er alleen is gesproken over het leveren van stekken door [medeverdachte 2] voor [medeverdachte 1] en dat hij daarbij als tussenpersoon fungeerde, omdat hij dan ´een dubbeltje per stek´ verdiende.
De rechtbank acht die verklaring niet aannemelijk. Niet valt in te zien waarom [verdachte] na de ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 8 december 2011 en nadat hij de ontmoeting op de Ivoorkust te Purmerend op de middag van de 20e december 2011 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft geregeld, nog steeds tussen hen in zou moeten blijven staan. Het zou immers meer voor de hand liggen zijn wanneer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , na beide ontmoetingen rechtstreeks contact met elkaar hebben. Dat is echter niet het geval. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben nooit direct contact met elkaar, ook niet per telefoon. Daarom vinden ook steeds de hierboven genoemde opvallende belrondjes plaats. Daarbij komt dat de frequentie van de telefonische contacten op 20 december 2011 zeer hoog is, terwijl op dat moment allang duidelijk is dat [medeverdachte 2] ook die avond geen stekken zal kunnen leveren en [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] onder meer bezig zijn om [medeverdachte 2] in de gaten te houden wanneer deze bij de KFC is, met of in de buurt van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en op een later moment ook [slachtoffer 3].
Tegen het standpunt dat [verdachte] er slechts voor de stekken tussen zat, pleit ook nog dat [verdachte] kort na de levensdelicten met [medeverdachte 1] contact heeft. Het ligt niet voor de hand dat [medeverdachte 1] op dat voor hem zo heftige moment contact met [verdachte] heeft over stekken, terwijl het evenmin aannemelijk is dat als [verdachte] op geen enkele wijze betrokken was bij hetgeen daar die avond gebeurde, [medeverdachte 1] contact met [verdachte] heeft. Daarnaast acht de rechtbank het opmerkelijk dat [verdachte] en [medeverdachte 1], die kort voor en op 20 december 2011 dus zeer frequent contact met elkaar onderhielden, na het telefoontje van 20.37 uur van [medeverdachte 1] naar [verdachte], geen enkel telefoongesprek meer met elkaar hebben.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] [medeverdachte 1] heeft benaderd om hem te helpen het ´probleem [slachtoffer 1]´ op te lossen door middel van een ontvoering c.q. beroving, terwijl [medeverdachte 1] op zijn beurt [medeverdachte 4] met een auto en [medeverdachte 3] met diens beveiligerservaring erbij betrokken heeft. In de aanloop naar de levensdelicten onderhielden [verdachte] en [medeverdachte 1] zeer intensief contact. Verdachte heeft onder meer de ontmoeting georganiseerd bij de Ivoorkust en de zoektocht naar het hok in Zaandam, waarbij hij zelf ook steeds aanwezig is. Hij heeft ook belangrijke informatie van [medeverdachte 2] doorgegeven aan [medeverdachte 1], waaronder de informatie dat [medeverdachte 2] naar de KFC moet gaan. Enerzijds fungeert [verdachte] daarbij als tussenpersoon voor [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2], die onderling geen rechtstreeks contact hebben, terwijl anderzijds [medeverdachte 1] het contact met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] onderhoudt.
De juridische duiding van de rol van [verdachte]
Onder het kopje ‘de aanwezigheid van wapens’ is reeds overwogen dat [verdachte] bij deze ontvoering/beroving bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] daarbij zou komen te overlijden, zodat de rechtbank het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] bij [verdachte] bewezen acht. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] met voorbedachte raad hebben gehandeld, zodat [verdachte] van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de beschrijving van de rol van [verdachte] dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking bij de doodslag op [slachtoffer 1] tussen [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Daarbij is sprake van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering van dat plan, zoals hierboven beschreven, welke uitvoering uiteindelijk resulteert in de dood van [slachtoffer 1]. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben daarbij weliswaar verschillende rollen vervuld, maar die rollen zijn wel vergelijkbaar. De rechtbank acht dan ook het aan [verdachte] onder 1 primair impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1], wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte [verdachte] dit feit heeft bekend, met uitzondering van de ten laste gelegde periode waarover hierna een bewijsoverweging zal worden opgenomen, en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 15 juni 2012, GET: p. 486-487;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012, GET: p. 497-498, met bijlagen GET: p. 499-509;
- een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel, OND: p. 390;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2012, VE1: p. 718;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2012, VE1: p. 755-757;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 633;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 344;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 95-97;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013, GET: p. 897-898;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] d.d. 21 juni 2012, GET: p. 478-479;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 maart 2012, VE1: p. 466 en 473-474;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 20-21 en 29;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 18 februari 2012, BE3: p. 111;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 13] d.d. 24 oktober 2012, VE4: p. 64.
Overweging ten aanzien van de periode
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] reeds in 2008 met de hennepkwekerij/stekkerij te Portsmuiden is gestart. De periode dient derhalve te worden ingekort, te weten van medio 2011 tot 8 december 2011, conform de verklaring van [verdachte].
De rechtbank volgt de raadslieden hierin niet en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het pand te Portsmuiden per 1 december 2008 wordt gehuurd door [verdachte] en dat [verdachte] hiervoor een maandhuur diende te voldoen van € 2.700,- per maand. Volgens de verhuurder is de huur in de eerste anderhalf jaar van de huurperiode probleemloos voldaan, deels door middel van contante betalingen. Pas na anderhalf jaar begonnen de problemen op te spelen.
[verdachte] heeft dus in de eerste achttien maanden kennelijk steeds voldoende inkomsten gehad om maandelijks een bedrag van € 2.700,- aan huur te kunnen betalen. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid uit welke inkomstenbron, anders dan uit de inkomsten van een hennepkwekerij of stekkenhok, [verdachte] deze hoge huur heeft kunnen betalen. Uiteindelijk heeft [verdachte] besloten het hok op te ruimen omdat de baten de kosten niet dekten.
Voorts is er een verklaring in het dossier van getuige [getuige 12], afgelegd in juni 2012, inhoudende dat hij ongeveer drie jaar eerder in een pand van [verdachte], gelegen in het Westelijk havengebied, is geweest in verband met een bootje dat daar lag, dat hij daar toen dingen zag gebeuren waar hij niet bij wilde zijn en dat hij hennep rook. Dit moet dus ongeveer in juni 2009 zijn geweest.
Gelet op het feit dat [verdachte] Portsmuiden al vanaf 1 december 2008 huurde en daarvoor een huur van € 2700,- per maand moest betalen, terwijl niet van legale inkomsten is gebleken waaruit [verdachte] die hoge huur kon betalen, in samenhang bezien met het feit dat [verdachte] heeft verklaard dat hij de huurschuld wilde inlopen en daarom dit gestart is, en de verklaring van [getuige 12] dat volgens hem halverwege 2009 in Portsmuiden 26 een hennephok zat, is de rechtbank van oordeel dat Portsmuiden vanaf het begin van de huurovereenkomst (mede) is gebruikt als hennepkwekerij/stekkenhok.
Daarbij komt dat [verdachte] niet alleen Portsmuiden wordt verweten, maar ook de stekkenhandel die [verdachte] voerde met behulp van de stekken van [medeverdachte 2] uit Nijkerk. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de groene vingers van hem en [verdachte] eigenlijk al in 1992 samenkwamen, maar dat hij eerst nog alleen handelde. Ook met deze stekkenhandel hield [verdachte] zich al langer bezig dan vanaf medio 2011.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de stelling van de raadslieden dat zich pas sinds medio 2011 in het pand te Portsmuiden een hennepkwekerij bevond, waarmee pas vanaf die datum kan worden bewezen dat [verdachte] zich bezig hield met handel en bewerking/verwerking enz. in hennep, niet houdbaar is. De rechtbank verwerpt deze stelling dan ook.
Op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat de door [verdachte] uitgeoefende hennepactiviteiten in de gehele tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
primair
hij op 20 december 2011 te Landsmeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft een van zijn mededaders met dat opzet, met een vuurwapen een kogel geschoten door het hoofd van die [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2 .
hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 8 december 2011 te Amsterdam (in/vanuit een pand aan Portsmuiden [huisnummer]), en/of te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair : medeplegen van doodslag
Feit 2 : opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag van het slachtoffer [slachtoffer 1]. [verdachte] is geruime tijd voor 20 december 2011 actief op zoek gegaan naar een oplossing voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’. [verdachte] heeft vrienden ingelicht en heeft [betrokkene 15] om hulp gevraagd. Als de geboden hulp niet de in zijn ogen juiste oplossing biedt, knoopt [verdachte] contact aan met [medeverdachte 1] met het verzoek hem te helpen bij het oplossen van het ‘probleem [slachtoffer 1]’. De rechtbank neemt het [verdachte] zeer kwalijk dat hij met het zoeken naar een oplossing, feitelijk de initiator is geweest van de gebeurtenissen op 20 december 2011. [verdachte] heeft op 20 december 2011 nauw contact onderhouden met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] en er was sprake van afstemming en coördinatie. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1]. Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet gedurende een langere periode, welk feit mede aan de basis heeft gestaan van het uiteindelijk gepleegde levensdelict.
De doodslag op [slachtoffer 1] betekent een schending van het hoogste rechtsgoed dat in onze rechtsorde bescherming geniet, namelijk het menselijk leven. Verdachten hebben daarmee onomkeerbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Het spreekt voor zich dat hierop in beginsel niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur kan worden gereageerd.
De gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [slachtoffer 1] hebben groot persoonlijk leed teweeggebracht voor zijn familie en nabestaanden. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in de (schriftelijke) slachtofferverklaringen van de vader, moeder en broers van [slachtoffer 1], alsmede van zijn partner.
De rechtbank is zich ook bewust dat vermoedelijk geen enkele straf voldoende recht zal doen aan het leed van de familieleden, al was het alleen maar omdat ze daarmee hun overleden dierbare niet terug krijgen.
Voor een feit als het onderhavige zijn door de gerechten landelijk geen oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laten vergelijken met andere, soortgelijke feiten, omdat elke doodslag op zich een aantal specifieke elementen in zich draagt en daardoor de verschillende rollen bij een doodslag niet altijd strafrechtelijk hetzelfde gewaardeerd kunnen en moeten worden.
Alles overwegende leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan de straf zoals die door de officieren van justitie is geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat zij ten laste van verdachte bewezen heeft verklaard dat er oorspronkelijk sprake was van een plan tot ontvoering dan wel beroving van [slachtoffer 1] en dat een en ander volkomen uit de hand is gelopen, hetgeen dus niet via ‘vol opzet’ maar langs de weg van het voorwaardelijk opzet tot een bewezenverklaring van de dood van [slachtoffer 1] leidt.
Al deze omstandigheden overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen

Voor de requisitoiren in het onderzoek 11Drome is door de nabestaanden van [slachtoffer 1] een vordering benadeelde partij ingediend, te weten de ouders van [slachtoffer 1], bij monde van hun zoon [betrokkene 2].
Alvorens in te gaan op deze vorderingen zal de rechtbank kort het wettelijk kader uiteenzetten, waarbinnen vergoeding van eventuele schade aan nabestaanden mogelijk is.
Ingevolge artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kunnen degenen die door een strafbaar feit rechtstreeks schade hebben geleden, zich met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces voegen. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat beschermd wordt door de overtreden strafbepaling.
Ook in geval van levensberoving, zoals in het onderzoek 11Drome aan de orde is, staat in feite het te beschermen belang van het slachtoffer van de levensberoving centraal. De wetgever heeft met de strafbepaling in beginsel niet de bedoeling gehad ook de nabestaanden van het overleden slachtoffer te beschermen. Daarmee is er voor de erfgenamen of nabestaanden geen sprake van rechtstreekse schade. Zij zouden zich derhalve in beginsel niet als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen.
In artikel 51f, tweede lid, Sv heeft de wetgever als uitzondering limitatief enkele categorieën van personen opgesomd die zich desondanks als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen, indien het slachtoffer dat rechtstreeks schade heeft geleden, is overleden ten gevolge van het strafbare feit.
Materiële schade
Het betreft onder meer degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, waaronder ook de gedenksteen en kosten voor de urn en dergelijke vallen, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. Onder laatstgenoemde categorie kunnen kosten van teraardebestelling in het buitenland vallen, wanneer het slachtoffer de buitenlandse nationaliteit heeft en in het land van herkomst wordt begraven. In de wet is niet bepaald of kosten van het bijwonen van een teraardebestelling in het buitenland ook onder de kosten van lijkbezorging vallen. In de literatuur en jurisprudentie is geoordeeld dat de reiskosten van de directe nabestaanden, zoals de weduwe en de kinderen, in het kader van repatriëring van de overledene, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Daarnaast kunnen, voor zover in deze zaak relevant, de erfgenamen terzake van hun onder algemene titel verkregen vordering, een vordering als benadeelde partij indienen. Ook kunnen bepaalde categorieën personen een vordering indienen tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud.
Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:
  • aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud;
  • aan andere bloed- of aanverwanten van de overledene, mits deze reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;
  • aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;
  • aan degene die met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud de overledene bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien.
Van de immateriële schade van nabestaanden kan alleen shock-schade vergoed worden. Hiervan is sprake, wanneer iemand geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van of de confrontatie met een ernstig schokkende gebeurtenis.
De Hoge Raad heeft in een tweetal arresten, van 22 februari 2002 (ECLI: NL: HR: 2002: AD5356) en 9 oktober 2009 (ECLI: NL: HR: 2009: BI8583), geoordeeld dat vergoeding van shockschade mogelijk is indien:
de betrokkene rechtstreeks geconfronteerd wordt met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld het aantreffen van het slachtoffer direct na het misdrijf, ooggetuige zijn van het ongeval);
deze confrontatie bij de betrokkene een hevige schok teweeggebracht heeft, hetgeen zich met name kan voordoen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood of gewond geraakt, en
geestelijk letsel is vastgesteld (in psychiatrie erkend ziektebeeld), waardoor een betrokkene in zijn persoon is aangetast.
Affectieve schade valt hier niet onder en komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.
Uitgangspunt is voorts dat de beoordeling van een vordering geen onevenredige belasting van het strafproces dient op te leveren.
Hierna zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij bespreken en aangeven of deze vordering, en zo ja, welke posten daarvan, bezien in het licht van het hiervoor geschetste juridische kader, voor vergoeding in aanmerking komt.
Vordering benadeelde partij [betrokkene 2]:
[betrokkene 2], broer van [slachtoffer 1], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 4.620,-, ter terechtzitting aangevuld met een bedrag van € 2.000,-, in totaal derhalve € 6.620,-, wegens materiele schade die de familie [slachtoffer 1] als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op [slachtoffer 1] zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit € 2.000,- kosten graf , € 2.500,- kosten grafsteen en
€ 2.120,- kosten vliegtickets voor een achttal familieleden in verband met de uitvaart in Marokko.
Ter terechtzitting van 22 mei 2014 heeft [betrokkene 2] te kennen gegeven dat hij deze vordering (mede) namens zijn ouders heeft ingediend. Hij heeft daartoe een schriftelijke machtiging overgelegd.
De officieren van justitie hebben zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien de kosten voor het graf en de grafsteen niet nader onderbouwd zijn met bescheiden en de factuur met betrekking tot de kosten van de vliegtickets gelet op de daarop vermelde personen, de vermelde datum en de datum van de heenreis, teveel onduidelijkheden bevat.
Na de mondeling ter terechtzitting van 22 mei 2014 door [betrokkene 2] gegeven toelichting hebben de officieren van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de gevorderde kosten.
De raadslieden van [verdachte] hebben zich in deze aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten grafrechten en grafsteen, samen groot € 4.500,-, aan te merken zijn als kosten van lijkbezorging, zoals hiervoor uiteengezet. [slachtoffer 1], die rechtstreeks schade heeft geleden, is immers overleden door de bewezenverklaarde doodslag, zodat degene voor wiens rekening deze kosten zijn gekomen, vergoeding van deze kosten als benadeelde partij kan vorderen. Weliswaar heeft de familie [slachtoffer 1] deze kosten niet met stukken onderbouwd, maar de hoogte van het gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor en is ook niet door de verdediging betwist. De vordering met betrekking tot dit gedeelte zal dan ook worden toegewezen.
De factuur met betrekking tot de vliegtickets vermeldt in ieder geval de namen van
[moeder], de moeder van [slachtoffer 1], en een zevental broers en zussen van [slachtoffer 1], terwijl de partner van [slachtoffer 1] geen kosten voor repatriëring heeft gevorderd. Hoewel de factuur een onjuiste reisdatum vermeldt, is duidelijk geworden dat er door de familie kosten voor tickets zijn gemaakt om het lichaam van [slachtoffer 1] te repatriëren en zijn begrafenis in Marokko bij te wonen. Ter terechtzitting heeft [betrokkene 2] een gemotiveerde onderbouwing voor deze kosten gegeven en ook overigens komen deze kosten per ticket de rechtbank niet onredelijk voor, mede gelet op de overgelegde factuur. Gelet op de jurisprudentie in deze acht de rechtbank het redelijk dat in het kader van repatriëring van het lichaam van [slachtoffer 1] in ieder geval de kosten voor twee personen, dus twee keer € 265,-, voor vergoeding in aanmerking komen, te weten voor de moeder van [slachtoffer 1] en broer [betrokkene 2]. De vordering zal derhalve op dit onderdeel tot een bedrag van € 530,- worden toegewezen.
In totaal zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van
€ 5.030,-.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte het in totaal toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
3, 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TIEN (10) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[betrokkene 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.030,-en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [betrokkene 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [betrokkene 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.030,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M. Valk en mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2014.

Voetnoten

1.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 1.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, PD1: p. 2.
3.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 3.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2011, SLT 1: p. 6.
5.Het proces-verbaal lijkschouw d.d. 22 december 2011 , FO: p. 256.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 45-48.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, PD 1: p. 2.
8.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van
9.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 januari 2012, FO: p. 382-386 alsmede een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Bloedspoorpatroonanalyse naar aanleiding van een schietincident dat plaats vond op 20 december 2011 te Purmerland’ d.d. 31 augustus 2012, FO: p. 425-433 alsmede het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 februari 2012, FO: p. 398-400.
10.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijk dood’ d.d. 29 december 2011, FO: p. 299-300.
11.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, FO: p. 1241.
12.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 14 januari 2012, FO: p. 350-352.
13.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 45 en 50 met bijlagen, foto’s op p. 80 en p. 104.
14.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 29 december 2011, FO: p. 314-316.
15.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, p. FO-1241-1242.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, MB: p. 12-13.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2011, MB: p. 21-22.
18.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 40.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2012, PD 2: p. 1-2.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2012, SLT 3: p. 1.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2012, OND: p. 322.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2012, PD 2: p. 6-8.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2012, FO: p. 906.
24.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 23 januari 2012, FO: p 574-576.
25.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 23 januari 2012, FO: p. 574-575 alsmede een geschrift, zijnde een beantwoording van aanvullende vragen n.a.v. het sectieverslag door de patholoog-anatoom, FO: p. 584.
26.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, FO: p. 1217-1244, samenvattende interpretatie van uitgevoerde vergelijkingen op p. 1244.
27.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ’Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Purmerland op 20 december 2011 en het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 15 juni 2012, FO: p. 1060-1108, conclusie op p. 1107.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 21, het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 477 alsmede het proces-verbaal van verhoor
29.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 709, het proces-verbaal van
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 31.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 39 alsmede het proces
32.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 106-107, het proces
33.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 51 en 78 alsmede het proces verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2012, M.B.: p. 31.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 21-22, het proces
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2012, TEL: p. 367-369.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2011, VE 1: p. 12.
37.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 1-3 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2012, TEL: p. 161.
38.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, VE1: p. 1037.
39.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 3] d.d. 29 februari 2012, TEL: p. 539-542.
40.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2012, TEL: p. 316-317 alsmede het proces-verbaal identiteit door [medeverdachte 3] gebruikte telefoonnummers d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 318-320.
41.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2012, TEL: p. 331-332.
42.Het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 6] d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 335 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 januari 2013, VE7: p. 31 en 54, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2012, TEL: p. 314-317 alsmede het proces-verbaal identiteit door [medeverdachte 3] gebruikte telefoonnummers d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 318-320.
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 31 en 63.
44.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 48.
45.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2013, VE7: p. 222.
46.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 31, 63 en 89 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2012, OND: p. 475.
47.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2012, TEL: p. 158-159 alsmede het proces-verbaal bevindingen d.d. 10 juli 2012, TEL: p. 21-29.
48.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2012, TEL: p. 158-159 alsmede het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 8] d.d. 6 februari 2012, TEL: p. 552-554.
49.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 12] bij de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2013.
50.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 66-76.
51.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 66-76 alsmede het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 10], TEL: p. 36-41.
52.Het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 11] d.d. 21 september 2012, TEL: p. 574-577.
53.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 30 augustus 2012, TEL: p. 164-166, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 212 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, TEL: p. 167-169.
54.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 27, het proces-verbaal bevindingen d.d. 6 februari 2012, OND: p. 203-207, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 3, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2012, TEL: p. 113 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: 1604.
55.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 juni 2013, TEL: p. 1389-1390 alsmede de verklaring van getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2011, GET: p. 113.
56.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1400, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 28 december 2011, GET: p. 81 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 27 december 2011, GET: p. 229.
57.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummers d.d. 1 februari 2012, TEL: p. 531-533 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 13] d.d. 25 september 2012, VE4: p. 20.
58.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 16] d.d. 6 februari 2012, TEL: p. 5-7 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2012, VE6: p. 316.
59.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313, het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 339, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 110 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1285.
60.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2012, OND: p. 265 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 juni 2012, VE3: p. 33.
61.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2011, OND: p. 231 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2011, GET: p. 116.
62.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313 alsmede een schriftelijk bescheid te weten het kentekenbewijs behorende bij het kenteken [beslag], bijgevoegd bij het proces-verbaal inbeslagneming, Beslag, ALG: p. 2, bijlage p. 3.
63.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2012, p. OND-214 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] d.d. 2 juli 2012, GET: p. 442-443.
64.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012, OND: p. 717.
65.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 12 mei 2012, VE2: p. 2.
66.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2012, VE2: p. 6.
67.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam’ d.d. 7 september 2012, FO: p. 3.
68.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: p. 354-355, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 16] d.d. 21 juni 2013, GET: p. 971 en 975-976, het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 87-95 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338.
69.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: 354-355.
70.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: p. 355, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 13-14, het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 98-102, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 61-62, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 25 september 2012, VE4: p. 17, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 13] d.d. 29 februari 2012, GET: p. 197, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 18 februari 2013, BE3: p. 117 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 10 oktober 2012, BE1: p. 54.
71.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338-339, het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 104-106 en 108, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 13] d.d. 24 januari 2012, GET: p. 189, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 131 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 1-3.
72.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 20] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 19, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 24, 26 en 30, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 36 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 118.
73.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 113, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 4 april 2014, VE4: p. 138-139, het verhoor van getuige [betrokkene 13] bij de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2013, blad 3, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 15 november 2012, BE3: p. 74, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 6 maart 2014 almede het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 122.
74.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 344 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 24 oktober 2012, VE4: p. 61.
75.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012, GET: p. 133 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 4 april 2014, VE4: p. 139.
76.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris als getuige d.d. 6 maart 2014, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 15 juni 2012, VE1: p. 928.
77.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 34, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 113, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 78, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 379-380 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 januari 2012, GET: p. 126.
78.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 78, het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 145, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 293, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 149-150 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1299.
79.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 109-110.
80.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 27 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 15 november 2012, BE3: p. 110 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 25 februari 2013, GET: p. 738-739.
81.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 11 december 2012, GET: p. 646, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 766 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013.
82.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 107 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 768.
83.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 26 maart 2013, BE5: p. 65 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82-83.
84.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 17-18, 27, 42-44 en 45-46.
85.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 764-765, 768 en 770 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013.
86.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2013, GET: p. 1065.
87.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 112.
88.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 105.
89.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie huurovereenkomst d.d. 18 november 2008, Beslag (map 10): p. 3733-3736.
90.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 november 2012, VE3: p. 363-366, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 633-635 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 19-21.
91.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2012, VE1: p. 755-757, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2012, VE1: p. 718, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 19/20 en 30 alsmede het proces-verbaal Onderzoek hennepkwekerij Portsmuiden d.d. 31 maart 2014, VE3: p. 811-823.
92.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 633-635, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 maart 2012, VE1: p. 473-474, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2012, VE1: p. 755-757 en 761, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012, GET: p. 497, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 november 2012, VE3: p. 366, 368 en 386, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 april 2013, VE3: p. 574, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d 11 juli 2012, VE3: p. 88, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] d.d. 15 juni 2012, GET: p. 486-487 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82.
93.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 344-345, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 67, 72-73 alsmede het proces-verbaal van bevindingen (verhoor getuige [getuige 8]) d.d. 11 mei 2013, GET: p. 897-898.
94.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 maart 2012, VE1: p. 462, 471-472 en 476, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 874-875, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 november 2012, VE3: p. 385-387, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 550-552, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 772-775 alsmede het proces-verbaal bevindingen d.d. 14 juni 2013, met als bijlagen de schriftelijke bescheiden, te weten de schriftelijke weergave van de tapgesprekken met gespreksnummer 348 en 349 uit onderzoek 11Manet, OND: p. 820-821.
95.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 november 2012, VE3: p. 246-250, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 321 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1516-1520 en 1528-1529.
96.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 786.
97.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 764, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013 (verhoor getuige [getuige 6]), het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, blad 3, het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 423 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 19 december 2012, VE6: p. 76 en 81
98.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 321-322 en 325 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 689-691.
99.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 119-120 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 15.
100.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 19, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 20] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 24, 26 en 30, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 36 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 118.
101.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 20] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 34, het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 321-322, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 653, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 690-691.
102.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 779, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, p. 606 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 457-458.
103.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 619, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893-895 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 november 2012, VE3: p. 275-277.
104.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 november 2012, VE3: p. 266-267, 269, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 457-458 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 690-691.
105.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 95 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: 606.
106.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 95-96, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2012, OND: p, 617, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013, OND: p. 737-738 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1579-1582.
107.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 456-461, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 94-95, het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 november 2012, VE3: p. 255 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1643-1647.
108.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 101.
109.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 878, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 323 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 106.
110.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1583 en 2133-2143.
111.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 150 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 200.
112.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 december 2012, GET: p. 649-650.
113.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-104, 106, 108 en 112-113, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 154 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 324.
114.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 777-778.
115.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 109.
116.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 107.
117.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-104.
118.Het proces-verbaal van verhoor van getuige . [betrokkene 9- d.d. 13 mei 2013, GET: p. 807 en 814.
119.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 771.
120.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 november 2012, VE3: p. 374-377 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 753-754.
121.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2012, VE8: p. 122-124, het proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 10 juli 2012, VE8: p. 130-131 in samenhang bezien met het proces-verbaal aanvullend proces-verbaal d.d. 17 december 2012, VE8: p.133-134, het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 95-96 en 98 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2013, VE8: p. 190.
122.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p.162-165.
123.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4.
124.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2013, OND: p. 529 e.v., het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2013, OND: p. 549-555, het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 17-18 en 41-45, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 25 februari 2013, GET: p. 741-742, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 618 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013, GET: p. 898.
125.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] d.d. 18 februari 2012, BE3: p. 119.
126.Een uitdraai van een tapgesprek d.d. 29 april 2012, tapgespreknummer 276421600, TEL: p. 1104-1109, het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 november 2012,VE3: p. 387 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 777.
127.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2012, VE8: p.156-166, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2012, VE8: p. 135-150 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2013, VE8: p. 180-181.
128.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 105.
129.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1821.
130.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1849-1850.
131.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2012 inclusief bijlage, OND: p. 456-457.
132.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1856 en 1858.
133.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1856 en 1858.
134.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 juli 2012, VE5: p. 26.
135.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1784 met 2335 en 1785 met 2336.
136.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1785 met 2336 en 1822-1823 met 2235.
137.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1715 met 2234 en 1716 met 2234.
138.Het proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1716 met 2235, 1787 met 2236 en
139.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1788 met 2336-2337.
140.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1694 met 2237 en 1695 met 2237.
141.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1825 met 2237 en 1826 met 2239, p. 1858 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 12] d.d. 15 augustus 2013 bij de rechter-commissaris.
142.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
143.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1826 en 2239.
144.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 33-35 en 37-38.
145.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2013, GET: p. 903-904.
146.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 17 april 2014, TEL: p. 1149 en 1158 alsmede het cluster proces-verbaal
147.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] d.d. 2 juli 2012, GET: p. 442-443.
148.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2012, GET: p. 446 alsmede proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 4] d.d. 15 augustus 2013 bij de rechter-commissaris.
149.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 juli 2012, VE5: p. 23-24.
150.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 396.
151.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 356-357.
152.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1887 met 2250.
153.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 48 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
154.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
155.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
156.Het proces-verbaal van observeren d.d. 26 januari 2012, OBS: p. 30, het proces-verbaal van observeren d.d. 30 januari 2012, OBS: p. 33, het proces-verbaal van observeren d.d. 9 februari 2012, OBS: p. 40, het proces-verbaal van observeren d.d. 20 februari 2012, OBS: p. 46, het proces-verbaal van observeren d.d. 8 augustus 2012, OBS: p. 52, het proces-verbaal van observeren d.d. 23 februari 2012, OBS: p. 63 alsmede het proces-verbaal van observeren d.d. 1 maart 2012, OBS: p. 66.
157.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2012, OND: p. 463.
158.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2012, Ops. Verz.: p. 1.
159.Keuringsrapport RDW met betrekking tot het voertuig [kenteken 3] d.d. 30 september 2011, BESLAG: ordner 11, p. 42171.
160.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 359 alsmede de verklaring van [medeverdachte 2] bij de reconstructie op de Kanaaldijk.
161.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2013, GET: p. 903-904.
162.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1348-1349, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 352-355 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1807.
163.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 417, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2013, VE7: p. 126 en 128-129 en 131 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 43.
164.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 maart 2013, VE1: p. 1204-1205.
165.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 380.
166.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2012, OND: p. 159.
167.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2012, OND: p. 159, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 21] d.d. 24 januari 2012, GET: p. 94, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 21] d.d. 25 januari 2012, GET: p. 98 en 100 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] d.d. 22 december 2011, GET: p. 386.
168.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 27.
169.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 811.
170.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1728 met 2264.
171.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1722 met 2263.
172.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 355 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2012, OND: p. 141-147.
173.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2242.
174.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1729 met 2242.
175.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1730 met 2242.
176.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2242.
177.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2243.
178.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1731 met 2243.
179.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1792 met 2243 en 1834 met 2243.
180.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 150, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 200 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 382.
181.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 205-207, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 151 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 55.
182.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 524-525.
183.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: 415.
184.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1764, 1766-1767, 1769 met 2243 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p.172.
185.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 49-51.
186.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 56-58, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012, OND: p. 717, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 23 december 2011, M.B.: p. 18-19 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 208.
187.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 212, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2012, OND: p. 305 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, TEL: p. 168-169.
188.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 59-63 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2012, OND: p. 224.
189.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1835 met 2244 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 528.
190.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1431, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 22] d.d. 18 juli 2012, GET: p. 415 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 84.
191.Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken beelden DWI) d.d. 15 mei 2012, OND: p. 64 alsmede het proces-verbaal bevindingen (beelden DWI/KFC) d.d. 5 maart 2012, OND: p,. 317.
192.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 70.
193.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1793 met 2245.
194.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 71 en 98 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 418.
195.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 100-106.
196.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1794 met 2246.
197.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 73 en 84 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 23 december 2011, M.B.: p. 19.
198.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 107-109.
199.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 114-118, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 416 alsmede het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken beelden) d.d. 17 januari 2012, OND, p. 128.
200.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 87 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 31.
201.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 87-91 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2012, OND: p. 305.
202.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, met uitgeluisterde OVC-gesprekken als bijlagen, VE1: p. 1129.
203.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 125 en 161 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 232.
204.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 92-97, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 225, het proces-verbaal bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 319 alsmede
205.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 383.
206.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 229-232.
207.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 229-232, het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1284 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p 383.
208.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 196 en 201.
209.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 355 en 359 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1286.
210.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1286 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 359.
211.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1353-1354 en 1362-1363 en 1371.
212.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1351-1355, 1362-1363, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-105, 108, 113-114, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 153-154, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800 en 802 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 109.
213.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 105, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9]d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800-802.
214.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 363, alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1364.
215.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 169 en 175-176.
216.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2013, OND: p. 711-712.
217.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 177.
218.Het proces-verbaal van bevindingen reisduur Kanaaldijk [1] tot [2] te Landsmeer, d.d. 29 oktober 2013, OND: p. 864.
219.Volgens ANWB routeplanner:
220.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 22 februari 2012, OND: p. 141.
221.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] d.d. 28 december 2011, GET: p. 5.
222.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 44.
223.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 282 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 31 december 2013, VE7: p. 429.
224.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 612, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 834 en 836-837 alsmede de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], afgelegd gedurende de reconstructies inzake Burgtpad d.d. 27 februari 2014, DVD.
225.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800-802, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-106, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 834-835 en 838 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 367.
226.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 januari 2012, FO: p. 350-352 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 367.
227.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 429, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] 19 november 2013, VE1: p. 1346 alsmede de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] afgelegd gedurende de reconstructie inzake Burgtpad d.d. 27 februari 2014, DVD.
228.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 356 en 368 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 838 en 840.
229.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1795 met 2248 en 1838.
230.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 142.
231.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 141-142 met 2248 en 2249.
232.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1772 met p. 2250.
233.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 385 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 536-538.
234.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 142 met 2250.
235.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 356-357.
236.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 371-372 en 388.
237.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1887 met 2250 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] d.d. 7 februari 2013, GET: p. 690 en 692.
238.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
239.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
240.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1884 met 2251.
241.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1708-1709 met 2252.
242.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 10 juli 2012, TEL: p. 28, alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 68.