ECLI:NL:RBNHO:2014:6228

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
15/740247-11 en 15/710438-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en witwassen in het kader van een hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt van hennep. De verdachte maakte deel uit van deze organisatie gedurende een periode van ongeveer tweeënhalf jaar. In Beverwijk werd een hennepkwekerij opgezet in een loods, die zich ontwikkelde tot een grootschalige en professionele onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennep en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als katvanger gekwalificeerd, waarbij hij op papier als huurder van de loods fungeerde, maar geen uitvoeringshandelingen verrichtte in de kwekerij. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor de feiten die hem onder 15/740247-11 ten laste waren gelegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de feiten onder 15/710438-12, waarbij hij zich schuldig maakte aan gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740247-11 en 15/710438-12 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Uitspraakdatum: 1 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 en 17 juni 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van Brakel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.H. Fridsma, advocaat te Heemskerk, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(15/740247-11)
Feit 1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (waaronder in elk geval 1434 hennepplanten en/of 34.695 hennepstekken), in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 2:
hij in of omstreeks 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
en/of verbreking door die stroom buiten de meter om af te nemen;
(15/710438-12)
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te
Beverwijk en/of te Weesp en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of haar mededader(s) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten dat/die geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf (te weten onder andere uit hennephandel en/of hennepteelt);
Feit 2:
Hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Weesp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5]) die tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijf/misdrijven als bedoeld
in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig bereiden/verwerken/bewerken/telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het afleveren/verkopen/verstrekken/vervoeren van een grote hoeveelheid hennep,
althans in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 (15/740247-11) en onder 1 en 2 (15/710438-12) ten laste gelegde feiten.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 (15/740247-11) ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
Naar het oordeel van de rechtbank fungeerde verdachte als katvanger door op papier als huurder op te treden van de loods in Beverwijk. Hij kreeg daarvoor een beloning en wist dat hij zich inliet met een criminele onderneming. Verdachte heeft echter geen uitvoeringshandelingen verricht en heeft ook anderszins geen betrokkenheid gehad bij de hennepstekkenkwekerij. Zijn rol was veeleer van ondersteunende aard. Hij heeft weliswaar bewust, maar niet zodanig nauw met zijn medeverdachten samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij dat feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank overweegt dat voor dit feit slechts één bewijsmiddel (de aangifte) voorhanden is, dat niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. De aangifte, niet zijnde een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), is gelet op artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. onvoldoende voor een bewezenverklaring. Weliswaar wordt gerelateerd over de diefstal van energie in de loods aan de [adres 1] te Beverwijk in het proces-verbaal aantreffen hennepstekkenkwekerij d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 104, 105), maar dit is slechts een samenvatting van de aangifte van Liander d.d. 7 maart 2011 (ordner 2, dossierpagina 134-136) en betreft geen eigen waarneming van de politie.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 (15/710438-12) ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 25 februari 2011 werd er in[adres 1] te Beverwijk een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. In totaal werden er 1.434 moederplanten en 34.695 hennepstekken aangetroffen. [2] Het ging hier om hennepplanten als bedoeld in lijst II van de Opiumwet. [3] Het opzetten van de kwekerij was een gezamenlijk plan van medeverdachten [medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], waarbij zij alle drie een bedrag investeerden en deelden in de opbrengst.
De loods werd vanaf 1 maart 2007 op naam van [medeverdachte 3] gehuurd. Vervolgens zijn drie zeecontainers gekocht die door [medeverdachte 5] samen met een zekere [medeverdachte 9] werden verbouwd tot kweekruimten [4] . Kort voordat de kweek een aanvang nam, in oktober 2008, werd het huurcontract op verzoek van [medeverdachte 5] tegen betaling van € 3.000 per maand op naam van verdachte gezet. Het was verdachte bekend dat ze wiet wilden kweken in de loods [5] . Eind 2008 is de eerste oogst door [medeverdachte 5] verkocht [6] . Nadien raakten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] meer en meer betrokken bij de kwekerij en deelden in de opbrengst. Het was hun idee om stekken te gaan kweken. De opbrengsten werden aanvankelijk door [medeverdachte 5] en later door [medeverdachte 1] verdeeld. [medeverdachte 4] hield zich in die periode bezig met het aansturen van de mensen die in de loods werkten en [medeverdachte 2] met de verkoop van de stekken. [7]
De kwekerij was zeer professioneel opgezet. [8] Mede gelet op de omvang en de opzet van de kwekerij ontstond gaandeweg een continue productieproces, waarbij per week ongeveer 17.347 hennepstekken beschikbaar kwamen voor de verkoop. [9]
Vlak voor de inval op 25 februari 2011 werden medeverdachte [medeverdachte 11] en een viertal Brazilianen aangehouden terwijl zij met een wit busje, Mercedes Vito, de loods wilden inrijden alwaar de Brazilianen zouden gaan werken. [10] [medeverdachte 11] was op 2 februari 2011 gecontroleerd toen zij in datzelfde busje reed. Er werden toen in het busje vuilniszakken met hennepafval aangetroffen. [11] [medeverdachte 2] gaf opdrachten aan [medeverdachte 11]. Aan [beambte], een afvalverwerker bij de gemeente Utrecht, had [medeverdachte 2] gevraagd of [medeverdachte 11] hennepafval bij hem mocht komen storten. [medeverdachte 11] kwam vervolgens elke twee weken met 6 à 7 zakken hennepafval bij [beambte]. [beambte] werd hiervoor betaald door [medeverdachte 2]. [12] [13]
Verdachte ontving voor het op zijn naam zetten van de huurovereenkomst van voornoemde loods € 3.000,- per maand. Dit geld heeft hij allemaal uitgegeven, door rekeningen te betalen en vrienden financieel te helpen. [14]
3.3. Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de witwasverdenking heeft zij aangevoerd, dat verdachte niet wist dat zijn beloning uit misdrijf afkomstig was. Dit verweer wordt verworpen, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat hij zich als katvanger voor een hennepkwekerij leende. Voor het tenlastegelegde medeplegen van witwassen is geen bewijs voorhanden zodat in zoverre een partiële vrijspraak zal volgen.
Ten aanzien van de criminele organisatie heeft de verdediging aangevoerd, dat de rol van verdachte te klein was om van deelneming daaraan te kunnen spreken. Ook dit verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Verdachte speelde welbewust een ondersteunende rol in de organisatie, hetgeen volstaat voor een bewezenverklaring.
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (15/710438-12) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of te Weesp en/of elders in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte voorwerpen, te weten geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf (te weten onder andere uit hennephandel en/of hennepteelt);
Feit 2:
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Weesp en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]) die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het verkopen van een grote hoeveelheid hennep, telkens zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 (15/710438-12) meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
(15/710438-12)
Feit 1:
Gewoontewitwassen;
Feit 2:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden, waarvan een gedeelte groot vijf (5) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte maakte in een periode van ongeveer twee en een half jaar deel uit van een criminele organisatie, waarin hij en zijn mededaders ieder een eigen rol speelden. In Beverwijk werd in een loods een hennepkwekerij gevestigd, die uitgroeide tot een grootschalige, professionele onderneming. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] regelden de locatie en zorgden vervolgens dat de huurovereenkomst voor deze locatie op naam van verdachte gezet. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 9] hielden zich met de bouw van de kwekerij bezig [medeverdachte 2] regelde de verkoop van de hennep. [medeverdachte 4] had de dagelijkse leiding over de mensen die werkzaam waren in de loods. De afvalverwerking was in handen van [medeverdachte 11] en [beambte].
Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat in het algemeen overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien betreft het in deze zaak een kwekerij van bijzonder grote omvang en behelst de periode van kweken meerdere jaren. Het kweken van hennep wordt daarnaast vaak omgeven door andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het witwassen van de aanmerkelijke opbrengsten van de kwekerij. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het is bovendien een essentieel onderdeel van de georganiseerde criminaliteit rond illegale handelsactiviteiten, zoals de handel in verdovende middelen: zonder het witwassen van de opbrengsten zou deze handel niet kunnen bestaan.
De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit. Voornoemd handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank houdt wel rekening met het feit dat de rol van verdachte in de criminele organisatie, te kwalificeren als katvanger, een beperkte en kwetsbare was. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de redelijke termijn is overschreden. Tenslotte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven, hij geen relevante justitiële documentatie heeft en hij na de onderhavige feiten geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten kennelijk anders beoordeelt dan de officier van justitie.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 140, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3, 11, 11a van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 (15/740247-11) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (15/710438-12) ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 (15/710438-12) meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 (15/710438-12) bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENZEVENTIG (76) DAGEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters, voorzitter,
mr. E.L. Grosheide en mr. D. Gruijters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 99-101).
3.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 105).
4.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
5.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 30 maart 2012 (ordner 13, persoonsdossier [verdachte], dossierpagina 103-105).
6.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
7.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 8 februari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 3], dossierpagina 42-44).
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina A-130-142).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2011 (ordner 2, dossierpagina 188-190) en het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2012 (ordner 2 A 130-142)
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2012 (ordner 1, dossierpagina 18).
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2011 (ordner 2, dossierpagina 94-96).
12.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 22-27).
13.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 36-39).
14.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 maart 2012 (ordner 14, persoonsdossier, dossierpagina 104).