Uitspraak
De rechtbank zal het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie reeds daarom verwerpen omdat deze sanctie op enig vormverzuim als genoemd in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering uitsluitend is bedoeld voor uitzonderlijke gevallen daarin bestaande dat met opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekort gedaan. Daarvan is in casu geen sprake.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/700186-11 als feit 2 ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor dit feit slechts één bewijsmiddel (de aangifte namens Liander) voorhanden is, dat niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. De aangifte, niet zijnde een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), is, gelet op artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. onvoldoende voor een bewezenverklaring. Weliswaar wordt gerelateerd over de diefstal van energie in de loods aan de [adres 1] te Beverwijk in het proces-verbaal aantreffen hennepstekkenkwekerij d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 104, 105), maar dit is slechts een verwijzing naar het onderzoek door een medewerker van Liander, weergegeven in de aangifte van Liander d.d. 7 maart 2011 (ordner 2, dossierpagina 134-136) en betreft geen eigen waarneming van de politie.