ECLI:NL:RBNHO:2014:6036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
590359 CV EXPL 13-1512
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie na diefstal van een auto en schending van de mededelingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en ING Insurance Services N.V. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot schadevergoeding na de diefstal van haar auto, waarvoor zij bij ING verzekerd was. ING heeft de schadeclaim afgewezen op grond van het feit dat [eiseres] haar mededelingsplicht bij het afsluiten van de verzekering heeft geschonden. De procedure begon op 30 januari 2013, toen [eiseres] ING dagvaardde. Na een comparitie van partijen op 3 december 2013, waarin [eiseres] werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot, heeft de kantonrechter de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] en haar echtgenoot meerdere verzekeringen bij ING hebben afgesloten. ING heeft in haar verweer aangevoerd dat [eiseres] niet heeft gemeld dat er eerder verzekeringen op naam van haar echtgenoot zijn beëindigd, wat volgens ING van belang was voor de acceptatie van de verzekering. De kantonrechter oordeelde dat ING terecht een beroep deed op artikel 7:930 BW, dat bepaalt dat een verzekeraar niet gehouden is tot uitkering indien de verzekerde relevante informatie niet heeft verstrekt. De kantonrechter concludeerde dat [eiseres] op de hoogte was van de beëindigingen van de verzekeringen van haar echtgenoot en dat zij deze informatie had moeten delen met ING.

De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie vorderde ING schadevergoeding van [eiseres] voor kosten die zij had gemaakt voor een deskundigenonderzoek, maar deze vordering werd eveneens afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat ING zelf had gekozen om de deskundige in te schakelen en dat er geen causaal verband was tussen de vermeende wanprestatie van [eiseres] en de gemaakte kosten. De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht bij het afsluiten van verzekeringen en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 590359 CV EXPL 13-1512
datum uitspraak: 5 februari 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiseres]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde mr. J.P. van Vulpen
tegen

ING INSURANCE SERVICES N.V.

te ‘s-Gravenhage
gedaagde
hierna te noemen: ING
gemachtigde mr. S.E. Phoelich-Pontier

De procedure

[eiseres] heeft ING gedagvaard op 30 januari 2013. ING heeft schriftelijk geantwoord en een eis in recoventie ingesteld. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 4 september 2013 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 3 december 2013. Daarbij is [eiseres] vertegenwoordigd door haar echtgenoot, [echtgenoot eiseres] . Voorafgaande aan de comparitie heeft [eiseres] nadere producties in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

[eiseres] en [echtgenoot eiseres] hebben meerdere malen verzekeringen afgesloten bij ING en haar rechtsvoorgangers en/of aan ING gelieerde vennootschappen.
Bij brief van 14 juni 2005 heeft Postbank Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van de schademelding betreffende waterschade aan [echtgenoot eiseres] laten weten:
“(…) Ook hebben wij uit het expertiserapport geconcludeerd dat u, om een schadevergoeding te krijgen, liegt over de toedracht en zelfs een nota laat vervalsen. (…) Na uw tegenstrijdige verklaring over de toedracht en het laten vervalsen van de reparatienota concluderen wij dat u als verzekerde niet aan uw verplichtingen heeft voldaan. Wij zullen daarom niet tot schadevergoeding overgaan. (…) Doordat u niet voldaan heeft aan uw verplichtingen als verzekerde vinden wij dat onze vertrouwensrelatie is geschaad. Wij willen daarom gebruik maken van ons recht om uw WoonZekerheidpakket binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief te beëindigen. (...)Wij willen u in de toekomst ook niet meer als verzekerde accepteren. Daarom nemen wij uw persoonsgegevens op in de incidentenregistratie van ING verzekeringen N.V. (…) Mocht in de toekomst blijken dat er toch een verzekeringsovereenkomst door u is afgesloten met ons, dan zullen wij ons op verzwijging beroepen, waardoor de eventueel afgesloten verzekering nietig wordt verklaard. (…)”
Op 3 augustus 2009 heeft N.V. Unive Schade met betrekking tot een autoverzekering betreffende een auto met kenteken [Kenteken Micra] aan [echtgenoot eiseres] laten weten:
“De verzekering onder bovengenoemd polisnummer is met ingang van 11-09-2009 beëindigd in verband met wanbetaling. (…)”
Op 31 augustus 2009 heeft [eiseres] telefonisch een autoverzekering bij ING aangevraagd voor een Nissan Micra met kenteken [Kenteken Micra] . De verzekering werd afgesloten onder polisnummer [polisnummer 1] en op het polisblad is [eiseres] als regelmatig bestuurder vermeld.
Op 9 september 2009 heeft [eiseres] telefonisch een autoverzekering bij ING aangevraagd voor een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken Jetta] . Deze verzekering is afgesloten onder polisnummer [polisnummer 2] . De polis is op verzoek van [eiseres] op 20 januari 2010 weer beëindigd.
Op 26 september 2011 heeft [eiseres] aan ING laten weten dat zij onder de polis [polisnummer 1] het kenteken [Kenteken Micra] (Nissan Micra) wilde vervangen door het kenteken [kenteken Jetta] (Volkswagen Jetta). Zij heeft daarbij aangegeven dat zij de regelmatige bestuurder van de auto was. Hiervoor is een nieuw polisblad afgegeven waarop de polisvoorwaarden ING Autoverzekering (PP 9000-02) en de polisvoorwaarden Motorrijtuigverzekering Casco personenauto (PP 9325-01) van toepassing zijn verklaard.
Het kenteken van voornoemde Volkswagen Jetta heeft steeds op naam van [echtgenoot eiseres] gestaan.
In de polissen van voormelde autoverzekeringen is opgenomen:
“Uit de door verzekeraar ontvangen gegevens blijkt dat verzekeringnemer heeft verklaard dat, ten aanzien van– verzekeringnemer,- personen met wie verzekeringnemer in gezinsverband samenwoont,- andere belanghebbenden bij de verzekering(en)en indien sprake is van motorrijtuigenverzekering(en)– regelmatige bestuurder(s) van het (de) motorrijtuig(en),gedurende 8 jaar voorafgaande aan de datum waarop deze verzekering(en) is (zijn) aangevraagd (…)b. door een verzekeringsmaatschappij niet enige vorm van verzekering is geweigerd of opgezegd en er geen beperkende voorwaarden of verhoogde premies zijn aangekondigd dan wel verplicht gesteld; (…)”
Op 12 december 2011 is bij ING gemeld dat de Volkswagen Jetta tussen 26 en 27 oktober 2011 was gestolen. [echtgenoot eiseres] heeft op 12 december 2011 aangifte van voormelde diefstal gedaan bij de politie.
Bij brief van 19 april 2012 heeft ING de claim van [eiseres] betreffende de diefstal afgewezen wegens het bewust niet-nakomen van de mededelingsplicht bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst.

De vordering in conventie

[eiseres] vordert (samengevat) veroordeling van ING tot betaling van € 9.750,- vermeerderd met wettelijke rente alsmede betaling van schade geleden door het niet ter beschikking stellen van een leenauto ad € 65,- per dag. Voorts vordert [eiseres] veroordeling van ING tot betaling van de proceskosten.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij bij ING was verzekerd voor onder meer diefstal van een auto. Die auto is gestolen maar ING weigert op onterechte gronden de uit die verzekering voortvloeiende uitkering te voldoen.

Het verweer in conventie

ING betwist de vordering. Zij voert aan dat zij niet gehouden is dekking te verlenen omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan de op haar rustende mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering. [eiseres] heeft immers, hoewel daar uitdrukkelijk naar is gevraagd, nagelaten aan ING te melden dat aan haar echtgenoot tot twee maal toe een verzekering is opgezegd, één maal wegens het geven van een verkeerde voorstelling van zaken en het vervalsen van een factuur en één maal wegens wanbetaling. Nu expliciet naar dergelijke feiten is gevraagd, wist [eiseres] dat deze gegevens voor ING van belang waren. ING zou de verzekering niet zijn aangegaan indien zij van die feiten op de hoogte zou zijn geweest.

De vordering in reconventie

ING vordert (samengevat) veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 1.248,43 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 februari 2012 over € 840,26 en vanaf 10 maart 2012 over €408,17 en tot betaling van de proceskosten vermeerderd met de nakosten.
ING legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die zij op grond van de redelijkheid en billijkheid jegens ING had voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. Zou [eiseres] ING bij het aangaan van de overeenkomst correct hebben geïnformeerd, dan zou die overeenkomst niet tot stand zijn gekomen en zou ING geen kosten hebben hoeven maken aan haar deskundige DEKRA. Die kosten komen daarom voor rekening van [eiseres] , aldus ING.

Het verweer in reconventie

[eiseres] betwist de vordering. Zij voert aan dat ING er zelf voor heeft gekozen de betreffende deskundige in te schakelen en dat er geen reden is om de kosten voor haar rekening te brengen.

De beoordelingIn conventie

1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter reeds geoordeeld over haar bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen.
2.
Vast staat dat [eiseres] bij ING was verzekerd tegen diefstal van een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken Jetta] , welke auto in oktober 2011 is gestolen. Op grond hiervan is ING in beginsel gehouden tot uitkering van de verzekering. ING beroept zich echter op het bepaalde in artikel 7:930 BW, op grond waarvan zij niet gehouden is tot uitkering indien de verzekerde heeft nagelaten voor de verzekeraar relevante gegevens te vermelden en de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten.
3.
Het beroep van ING op voormeld artikel slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend. In de schriftelijke bevestiging van de verzekering voor de Volkswagen Jetta is als verklaring van [eiseres] vermeld dat noch ten aanzien van personen met wie zij in gezinsverband samen woont (zoals haar echtgenoot) noch ten aanzien van de regelmatige bestuurder van de betreffende auto (zoals wederom haar echtgenoot) ooit een verzekering door de verzekeringsmaatschappij is opgezegd.
Voor zover [eiseres] zulks al niet telefonisch, bij het afsluiten van de overeenkomst, expliciet had verklaard, is gesteld noch gebleken dat zij naar aanleiding van deze schriftelijke bevestiging ING nog nader heeft geïnformeerd. Vast staat voorts dat ten aanzien van haar echtgenoot tot twee maal toe een verzekering is opgezegd. Daarbij is van belang dat de verzekeraar bij de eerste beëindiging van de verzekering met zoveel woorden heeft laten weten dat [echtgenoot eiseres] ook in de toekomst niet meer als verzekerde zou worden geaccepteerd en dat [echtgenoot eiseres] , tevergeefs, met behulp van een advocaat bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de verzekering. Voorts is van belang dat [eiseres] de verzekeringen is aangegaan in verband met onder meer een door haar echtgenoot te ondernemen reis vanuit Marokko naar Nederland met de Volkswagen Jetta, terwijl het kenteken van de auto steeds op naam van [echtgenoot eiseres] heeft gestaan. Gelet op deze omstandigheden moet er van uit worden gegaan dat [eiseres] op de hoogte was van de beëindiging van de verzekeringen die op naam van [echtgenoot eiseres] stonden. Verder kan uit de omstandigheid dat ING expliciet naar deze gegevens heeft gevraagd, worden afgeleid dat deze feiten voor ING van belang waren of konden zijn. Ingevolge voormelde vragen uit de polis alsmede op grond van het bepaalde in artikel 7:928 lid 2 BW was [eiseres] gehouden de beëindigingen van de verzekeringen betreffende haar echtgenoot aan ING te melden. Door de autoverzekering werden immers ook de belangen van [echtgenoot eiseres] , op wiens naam de auto stond en die de regelmatige berijder van de auto was, gedekt. Ten slotte kan uit de door ING overgelegde en onvoldoende betwiste verklaringen van twee acceptanten van ING en uit de brief van 14 juni 2005 worden afgeleid dat ING bij de juiste kennis van zaken geen verzekering met [eiseres] zou hebben afgesloten.
4.
De stellingen van [eiseres] dat de verzekering met [echtgenoot eiseres] in 2005 ten onrechte is beëindigd en dat de wanbetaling van de verzekeringspremie die in 2009 tot beëindiging heeft geleid slechts één maand bedroeg, en al hetgeen [eiseres] ter onderbouwing van die stellingen aan stukken in het geding heeft gebracht, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Deze omstandigheden doen immers niet af aan de mededelingsplicht van [eiseres] en hadden, naar ING onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, ook niet tot een andere beslissing ten aanzien van het aangaan van de verzekering met [eiseres] geleid.
5.
De conclusie is dan ook dat de vordering in conventie wordt afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld.
In reconventie
6.
ING wenst de kosten die zij heeft gemaakt voor het door Dekra verrichte onderzoek te verhalen op [eiseres] , stellende dat wanneer [eiseres] haar bij aanvang van de verzekeringsovereenkomst correct had voorgelicht, zij die kosten niet had hoeven maken. De vordering zal worden afgewezen. Voor zover [eiseres] door niet de correcte informatie te verschaffen wanprestatie heeft gepleegd, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, geldt dat het causaal verband tussen die wanprestatie of het onrechtmatig handelen en de schade onvoldoende vast staat. Het is immers de vrije keuze van ING geweest om Dekra als deskundige in te schakelen. [eiseres] is bij die beslissing niet betrokken geweest. Daar komt bij dat ING blijkens de rapporten van Dekra toen al bekend was met de omstandigheid dat [eiseres] bij het aangaan van de overeenkomst niet de juiste informatie had verschaft, waardoor de noodzaak voor het inschakelen van Dekra ook discutabel is.
7.
Als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal ING in de proceskosten worden veroordeeld, die evenwel aan de zijde van [eiseres] zullen worden begroot op nihil.

De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
  • wijst de vordering af;
  • veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van ING tot en met vandaag worden begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde;

In reconventie

- wijst de vordering af;
- veroordeelt ING tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.