Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Rechtbank Noord-Holland
In de zaak met parketnummer 15/743003-13 heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. E. Visser, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.R. Koenders, pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging omvatte onder andere het werven, vervoeren en uitbuiten van een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 7], en deelname aan een organisatie die mensenhandel als doel had. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het slachtoffer had geen aangifte gedaan en had ontlastende verklaringen afgelegd. De rechtbank benadrukte dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een veroordeling, en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel.
Met betrekking tot de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie, oordeelde de rechtbank dat er geen gestructureerd samenwerkingsverband kon worden aangetoond waaraan de verdachte deelhad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De vordering tot gevangenneming werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.