ECLI:NL:RBNHO:2014:559

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
AWB-12_2459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec over de vastgestelde WOZ-waarde van de woning van eiser. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats], voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op € 117.000. Na bezwaar van eiser werd deze waarde verlaagd naar € 95.000. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 januari 2014 was eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van de woning is gebaseerd op een taxatierapport dat door eiser is ingediend, waarin de waarde op € 95.500 werd geschat. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht had aangenomen dat hij volledig tegemoet was gekomen aan het bezwaar van eiser door de WOZ-waarde te verlagen naar € 95.000. Eiser had geen argumenten aangedragen die de rechtbank overtuigden om de waarde verder te verlagen.

Daarnaast heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de wegingsfactor van de proceskostenvergoeding, die door de verweerder op 0,25 was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de werkbelasting van de gemachtigde van eiser gering was, aangezien het bezwaarschrift voornamelijk was gebaseerd op het taxatierapport. De rechtbank concludeerde dat de gecompliceerdheid en bewerkelijkheid van de zaak dusdanig beperkt waren dat de wegingsfactor van 0,25 gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 12/2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: M.F. Rupert),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 29 februari 2012 heeft verweerder ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de woning van eiser aan de [adres] te [woonplaats] voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op € 117.000.
Bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2012 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en daarbij de vastgestelde WOZ-waarde verlaagd naar € 95.000.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2014. Eiser is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde die werd vergezeld door een stagiaire A. Groot. Verweerder is niet verschenen.

Feiten

1.1. Verweerder heeft de WOZ-waarde van de woning van eiser aan de [adres] te [woonplaats] voor het belastingjaar 2012 bij beschikking van 27 augustus 2012 vastgesteld op € 117.000 en vervolgens bij de bestreden uitspraak verlaagd naar € 95.000. Verweerder is daarbij uitgegaan van de waardepeildatum 1 januari 2011.
1.2. De woning van eiser is een appartement met berging en parkeerplaats, gebouwd in 2006.

Overwegingen

2.1. Eiser voert aan dat hij in bezwaar niet is gehoord.
2.2. Verweerder voert aan – onder verwijzing naar artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - dat dit niet hoeft indien er volledig aan het bezwaar is tegemoet gekomen. In het taxatierapport dat eiser in bezwaar heeft ingediend, is de waarde van zijn appartement vastgesteld op 95.500. Op basis hiervan heeft verweerder de WOZ-waarde vastgesteld op € 95.000.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ervan mocht uitgaan dat volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiser door de WOZ-waarde vast te stellen op
€ 95.000 hetgeen minder is dan de waarde van € 95.500 die werd geconcludeerd in het taxatierapport dat eiser als onderbouwing van de waarde van zijn woning heeft overgelegd. Dat eiser ter zitting heeft gesteld het niet eens te zijn met de uitkomst van dit taxatierapport omdat de waarde naar zijn mening € 90.000 moet zijn maakt vorenstaande niet anders nu hij daarvan bij de aanbieding van dit taxatierapport op geen enkele wijze melding heeft gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder terecht van het horen van eiser kunnen afzien.
3.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiser geen argumenten heeft ingebracht op grond waarvan de WOZ-waarde van zijn woning lager moet worden vastgesteld.
4.1.
Eiser voert verder aan dat de wegingsfactor van de proceskosten als gemiddeld, derhalve 1, moet worden aangemerkt en niet als zeer licht, derhalve 0,25, zoals verweerder dat heeft gedaan omdat de gemachtigde de WOZ-waarde inhoudelijk heeft betwist. Het gewicht van de zaak wordt niet bepaald door de hoeveelheid werk die door de gemachtigde is verzet. Het Besluit proceskosten bestuursrecht gaat uit van een forfaitaire vergoeding, niet van de omvang van het bezwaarschrift.
4.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de werkbelasting van de gemachtigde gering is nu het bezwaarschrift is gebaseerd op het taxatierapport.
4.3.
De gemachtigde heeft in het bezwaarschrift summier verwezen naar de door verweerder gehanteerde referentiewoningen. Verder heeft de gemachtigde verwezen naar het taxatierapport en verzocht om een proceskostenvergoeding. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de gecompliceerdheid, de bewerkelijkheid van de zaak en daarmee de werkbelasting van de gemachtigde dusdanig beperkt is dat het gewicht van de zaak de kwalificatie “zeer licht” verdient. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid kunnen besluiten tot toekenning van wegingsfactor 0,25.
5.
Tenslotte heeft eiser ter zitting meegedeeld dat hij zijn beroepsgrond met betrekking tot de vergoeding door verweerder van het door eiser ingebrachte taxatierapport niet langer handhaaft. Gelet hierop behoeft deze beroepsgrond geen bespreking meer.
6.
Op basis van het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.