ECLI:NL:RBNHO:2014:5334
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf op basis van persoonlijke omstandigheden en reclasseringsadvies
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 3 maart 2014, omdat de veroordeelde de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd was om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie ontvankelijk was. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar die inging op 23 maart 2012.
Tijdens de zitting op 16 mei 2014 heeft de reclassering verklaard dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden, maar dat er recentelijk positieve ontwikkelingen waren. De veroordeelde had een nieuwe woning gevonden en was gemotiveerd om samen te werken met de reclassering. De reclasseringswerker gaf aan dat de veroordeelde nu wel aan zijn meldplicht voldeed en dat hij op de wachtlijst stond voor een cognitieve vaardighedentraining (CoVa).
De rechtbank heeft de omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, evenals het advies van de reclassering en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie vroeg om afwijzing van de vordering, gezien de inspanningen van de veroordeelde. De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van de officier van justitie afgewezen, op grond van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, en oordeelde dat de veroordeelde een kans moest krijgen om zijn leven weer op de rails te krijgen.