ECLI:NL:RBNHO:2014:5334

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
15/800019-12 (tul bijzondere voorwaarden)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf op basis van persoonlijke omstandigheden en reclasseringsadvies

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 3 maart 2014, omdat de veroordeelde de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd was om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie ontvankelijk was. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar die inging op 23 maart 2012.

Tijdens de zitting op 16 mei 2014 heeft de reclassering verklaard dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden, maar dat er recentelijk positieve ontwikkelingen waren. De veroordeelde had een nieuwe woning gevonden en was gemotiveerd om samen te werken met de reclassering. De reclasseringswerker gaf aan dat de veroordeelde nu wel aan zijn meldplicht voldeed en dat hij op de wachtlijst stond voor een cognitieve vaardighedentraining (CoVa).

De rechtbank heeft de omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, evenals het advies van de reclassering en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie vroeg om afwijzing van de vordering, gezien de inspanningen van de veroordeelde. De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van de officier van justitie afgewezen, op grond van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, en oordeelde dat de veroordeelde een kans moest krijgen om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800019-12 (tul bijzondere voorwaarden)
Uitspraakdatum: 28 mei 2014
Verschenen
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (ex artikel 14 g Sr)
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2014 in de zaak tegen:
[veroordeelde], (hierna: veroordeelde),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
volgens eigen opgave wonende te [adres].
1. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 3 maart 2014, welke ter griffie van de rechtbank is ingekomen op 4 maart 2014, gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Haarlem van 8 maart 2012 in deze zaak aan de veroordeelde opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de veroordeelde de aan die voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
3. Gronden van de beslissing
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Haarlem van 8 maart 2012 is de veroordeelde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de tijd van tien (10) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte, groot drie (3) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde vóór het einde van een op drie (3) jaren vastgestelde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende de proeftijd niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook inzien zulks inhoudt het volgen van een cognitieve vaardighedentraining (CoVa);
- dat de veroordeelde zich zal houden aan een door de reclassering op te leggen meldingsgebod.
De proeftijd is ingegaan op 23 maart 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Het standpunt van de reclassering
De Reclassering heeft zich in het advies strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf d.d. 13 februari 2014 op het standpunt gesteld dat veroordeelde de bij genoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De getuige [reclasseringswerker], als reclasseringswerker en tevens toezichthouder verbonden aan Reclassering Nederland te Rotterdam, heeft voornoemd advies ter zitting echter nader toegelicht en uitgelegd dat zij destijds, gelet op het feit dat veroordeelde toen de afspraken niet nakwam en niet reageerde op de officiële waarschuwing, niet anders kon dan het toezicht retourneren. Zij verklaarde echter ook van mening te zijn dat het niet nakomen van de afspraken door veroordeelde niet is gelegen in onwil, maar in een gevoel van onmacht. Inmiddels is gebleken dat veroordeelde, nu getuige [reclasseringswerker] als contactpersoon namens de Reclassering optreedt en hij een eigen woning in het vooruitzicht heeft, zich in de afgelopen periode van twee maanden alle keren aan zijn meldplicht heeft gehouden, en dat zij in die periode vier of vijf afspraken met hem heeft gehad. Voorts staat veroordeelde op de wachtlijst voor de CoVa training, en zal hij daarmee op 17 juni 2014 een aanvang maken. De veroordeelde heeft deze training volgens de getuige ook hard nodig. De getuige geeft namens de Reclassering aan dat zij inmiddels (weer) vertrouwen heeft in de voortzetting van het toezicht. Onder de huidige omstandigheden zou zijn niet hebben geadviseerd het toezicht negatief te retourneren. Gelet op het vorenstaande adviseert zij thans negatief met betrekking tot een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Het standpunt van veroordeelde
De veroordeelde heeft ter terechtzitting in reactie op voornoemd advies en de toelichting van de getuige naar voren gebracht dat hij zich vanwege omstandigheden zijnerzijds niet aan het toezicht heeft gehouden. Belangrijkste reden was dat hij gedurende het toezicht bij zijn vriendin woonachtig was. Hij mocht zich daar echter niet inschrijven en hij mocht ook aan niemand vertellen dat hij daar verbleef. Veroordeelde heeft ter zitting de getekende huurovereenkomst van zijn nieuwe woning overhandigd en heeft verklaard dat hij zich de komende week zal inschrijven op dit adres. Veroordeelde ziet dit als een belangrijke stap in zijn leven en een belangrijke verandering van zijn leefomstandigheden. Daarnaast is veroordeelde nog steeds werkzaam voor het uitzendbureau waar hij, ondanks wisselende diensten, regelmatig voor opgeroepen wordt. Veroordeelde geeft vervolgens aan nog steeds gemotiveerd te zijn om met de Reclassering samen te werken. Hij heeft een goede band met [reclasseringswerker] en vindt het krijgen van hulp en begeleiding van de Reclassering noodzakelijk. Hij geeft aan bereid te zijn zich te houden aan alle opgelegde voorwaarden en beloofd mee te werken als hem nog een kans wordt geboden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt de rechtbank om haar vordering af te wijzen, gelet op de hiervoor weergegeven toelichting van de getuige. De officier van justitie acht het voorts onwenselijk dat verdachte, gelet ook op zijn eigen inspanningen, thans gedetineerd komt te zitten en er vervolgens hierna ook geen reclasseringstoezicht meer zal zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van veroordeelde heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en daaraan toegevoegd dat veroordeelde bij diverse instanties heeft aangeklopt voor het vinden van een woning. Hij werd echter telkens afgewezen omdat hij een vriendin heeft waar hij kan verblijven. Desondanks is het hem, op eigen kracht, toch gelukt om geschikte woonruimte te vinden. Hieruit blijkt dat veroordeelde wel degelijk wat in zijn mars heeft. Verder zou het jammer zijn indien de CoVa training geen doorgang kan vinden, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt in de hiervoor genoemde omstandigheden, die voor zowel de Reclassering als de officier van justitie aanleiding hebben gevormd om hun schriftelijk ingenomen standpunt die strekte tot toewijzing van de vordering te wijzigen, aanleiding om de vordering van de officier van justitie af te wijzen, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek beslissing zal worden aangegeven.
4. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De te geven beslissing is gegrond op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
5. Beslissing
De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Haarlem van 8 maart 2012 in de zaak met parketnummer 15/800019-12 aan de veroordeelde opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.J. van Keken, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 28 mei 2014.
Mr. D.G.M. van den Hoogen en mr. S.V. Ramdharie zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.