ECLI:NL:RBNHO:2014:5265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
AWB-14_916
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving Flora- en faunawet in verband met bestemmingsplan Strandgebied Castricum

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Vereniging Vogelwerkgroep Midden-Kennemerland. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken, dat op 14 april 2014 was genomen, waarin het verzoek om handhaving van de Flora- en faunawet werd afgewezen. De verzoekster stelde dat het gewijzigde gebruik van de duinen door de bewoners van de strandhuisjes, die nu ook in de vroege ochtend en tijdens de schemering de duinen ingaan, leidt tot verstoring van de tapuit, een beschermde vogelsoort. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet is aangetoond dat het nachtelijk verblijf in de strandhuisjes leidt tot overtreding van de Flora- en faunawet. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewoners van de strandhuisjes niet de enige gebruikers van de duinen zijn en dat er ook andere oorzaken zijn voor de teruggang van het aantal broedende tapuiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening en dat het verzoek om handhaving terecht was afgewezen door de staatssecretaris. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. P.C. van der Vlugt, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/916
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Vereniging Vogelwerkgroep Midden-Kennemerland, gevestigd te Castricum, verzoekster
(gemachtigde: mr. A.H. Jonkhoff),
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om handhaving van de Flora- en faunawet (Ff) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014. Verzoekster is vertegenwoordigd door[naam], bijgestaan door mr. C.C. de Brauw, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
J. den Haan.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Verzoekster heeft verweerder verzocht handhavend op te treden op grond van de Flora- en faunawet. Het verzoek houdt verband met het gewijzigd gebruik dat van de duinen wordt gemaakt als gevolg van het vastgestelde en in werking getreden bestemmingsplan “Strandgebied Castricum”. Dit bestemmingsplan heeft het aantal strandhuisjes dat op het strand is toegestaan vergroot en maakt ook het overnachten in de strandhuisjes mogelijk. De mogelijkheid in de strandhuisjes te overnachten heeft tot gevolg dat de bewoners van de strandhuisjes nu ook in de vroege ochtend en tijdens de schemering de duinen ingaan, wat tot gevolg heeft dat de tapuit nu ook tijdens het foerageren wordt verstoord, aldus verzoekster. Verzoekster stelt dat dit leidt tot overtreding van de artikelen 10 en 11 van de Flora- en faunawet, welke overtreding tot gevolg zal hebben dat de tapuit uit de duinen zal verdwijnen en dat om die reden de overtreding door verweerder moet worden beëindigd.
3.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat hij niet kan concluderen dat als gevolg van het wijzigen van het bestemmingsplan en daarmee het toestaan van nachtelijke recreatie in de aanwezige strandhuisjes, sprake is van een overtreding van de artikelen 10 en 11 van de Flora- en faunawet. Daartoe is redengevend dat ook de campinggasten van duincamping Bakkum het duingebied vroeg in de ochtend of laat in de avond kunnen betreden. Verweerder wijst er verder op dat de tapuit ook al enigszins gewend is aan de aanwezigheid van recreanten in de duinen, hetgeen wordt bevestigd door de waarnemingen dat de vogels op de parkeerplaats en dicht langs paden nestelen.
4.1
Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd aangegeven dat het door haar ingediende verzoek om een voorlopige voorziening zo moet worden begrepen dat zij de voorzieningenrechter verzoekt verweerder op te dragen handhavend op te treden tegen de verstoring van de tapuit door de bewoners van de strandhuisjes.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast, hetgeen door verzoekster ter zitting ook is erkend, dat het verzoek om voorlopige voorziening geen betrekking heeft op het opbouwen van de strandhuisjes. Alle strandhuisjes zijn inmiddels al opgebouwd. Het verzoek houdt enkel verband met het overnachten in de strandhuisjes dat tot gevolg zou hebben dat de duinen door de bewoners van de strandhuisjes nu ook tijdens de vroege ochtend en in de schemering worden gebruikt.
5.
De voorzieningenrechter overweegt dat, nu het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot het voorkomen van verstoring van de tapuit tijdens het broedseizoen en het broedseizoen inmiddels is aangevangen, er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster in haar verzoek aan zowel verweerder als aan de voorzieningenrechter, de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om te overnachten in de strandhuisjes en het gebruik dat de bewoners als gevolg daarvan van de duinen kunnen maken, aanwijst als de oorzaak van de verstoring van de tapuit en daarmee de overtreding of dreigende overtreding van de Flora- en faunawet. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat als gevolg van het toestaan van het nachtelijk verblijf in de strandhuisjes die overtreding plaatsvindt. Nog daargelaten de vraag of voldoende aannemelijk is dat de bewoners van de strandhuisjes op de door verzoekster aangeven wijze, dus vroeg in de morgen en tijdens de schemering, gebruik maken van de duinen, zijn voorts de bewoners van de strandhuisjes niet aan te wijzen als de enigen die op genoemde tijdstippen van de duinen gebruik maken. Verweerder heeft in het besluit gewezen op de campinggasten van camping Bakkum, maar ook anderen kunnen tijdens de opengestelde uren de duinen betreden. Daar komt bij dat uit de door zowel verzoekster als verweerder overgelegde stukken blijkt dat er ook andere oorzaken dan (verstoring door) recreatie zijn aan te wijzen voor de teruggang van het aantal in de duinen broedende tapuiten. Dat sprake is van die teruggang, hetgeen door verweerder overigens niet is betwist, betekent dan ook niet zonder meer dat ook verstoring en dus overtreding van de Flora- en faunawet heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om handhaving, nu dat specifiek verband houdt met de op grond van het bestemmingsplan “Strandgebied Castricum” geboden mogelijkheid om in de strandhuisjes te overnachten, kunnen afwijzen.
7.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Auwerda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 mei 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.