Op 4 juni 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had op 10 april 2014 een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Op 27 mei 2014 verzocht zij de rechtbank om, totdat er op haar verzoek tot schuldsanering was beslist, een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het schorsen van een aangekondigde openbare verkoop van roerende zaken, die door de deurwaarder Schoonebeek & Partners was aangekondigd voor 12 juni 2014.
De rechtbank oordeelde dat, op basis van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet, zij bevoegd was om in spoedeisende zaken een voorlopige voorziening te geven. De rechtbank weegt de belangen van de schuldeiser en de schuldenaar tegen elkaar af. Het belang van de schuldeiser om beslag te leggen op de goederen van de schuldenaar staat tegenover het belang van de schuldenaar om niet belemmerd te worden in het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank concludeert dat de executoriale verkoop van de goederen verzoekster ernstig in haar belangen zou schaden, vooral gezien het feit dat zij al een verzoek tot schuldsanering had ingediend. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoekster zwaarder weegt dan dat van de schuldeiser en besluit de gevraagde voorziening toe te wijzen. De rechtbank verbiedt Schoonebeek om over te gaan tot de aangekondigde openbare verkoop totdat er een beslissing is genomen op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.J. Wolfs op 4 juni 2014.