ECLI:NL:RBNHO:2014:5130

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
C/14/153392/HA RK 14/61
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2014 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. drs. C.M. van Wechem, de behandelend rechter in twee WOZ-zaken. Verzoekster, die haar vertrouwen in de rechter had verloren, stelde dat de rechter niet geschikt was om haar zaak te behandelen. Dit gebrek aan vertrouwen was volgens verzoekster ontstaan omdat de rechter tijdens een eerdere zitting op 19 augustus 2013 haar beroepschrift had genegeerd en niet inging op haar argumenten over fraude en bedrog.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer overwoog dat het gebrek aan vertrouwen van verzoekster in de rechter, of haar oordeel dat de rechter niet geschikt was, geen grond vormt voor wraking. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde redenen niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van (schijn van) partijdigheid.

De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De griffier van de wrakingskamer is opgedragen om deze beslissing onverwijld aan verzoekster en de voorzitter van de sector bestuursrecht van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, mee te delen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR

Wrakingskamer
zaaknummer: C/14/153392/HA RK 14/61
Datum uitspraak : 24 april 2014
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: verzoekster.

1.PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft bij brief van 29 maart 2014 de wraking verzocht als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van mr. drs. C.M. van Wechem (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de procedures met nummers 12/126 en 12/818 (woz-zaken).
De rechter heeft schriftelijk en gemotiveerd laten weten niet te berusten in de wraking.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de wrakingskamer van 15 april 2014, 9.00 uur. Verzoekster is hier in persoon verschenen. De rechter is eveneens ter zitting verschenen. Verzoekster en de rechter hebben hun standpunt ter zitting toegelicht.
Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Verzoekster stelt in haar wrakingsverzoek dat zij de rechter niet geschikt acht om de zaak verder te behandelen. Samengevat en zakelijk weergegeven stelt verzoekster dat het vertrouwen in de rechter weg is, nu tijdens de behandeling van de onderliggende zaken op 19 augustus 2013 ‘het hele beroepschrift’ door de rechter is genegeerd. De wrakingskamer begrijpt uit de toelichting van verzoekster ter zitting van de wrakingskamer dat verzoekster in haar beroepschrift het – naar haar mening – aan de objectafbakening onderliggende probleem, namelijk fraude en bedrog, aan de orde had gesteld en dat de rechter tijdens de zitting hier niet op inging.
De rechter stelt dat tijdens de zitting de objectafbakening centraal heeft gestaan. De rechter geeft ook aan dat zij ter zitting aan verzoekster heeft geprobeerd duidelijk te maken dat de oplossing van de onderliggende problematiek die verzoekster voor ogen staat, niet bereikt kan worden in de voorliggende procedure, omdat de Wet waardering onroerende zaken dwingendrechtelijke bepalingen bevat over de objectafbakening.

3.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

De wrakingskamer stelt voorop dat de bestuursrechter, in dit geval een belastingrechter, gehouden is om te oordelen over de besluiten die hem of haar worden voorgelegd. In de onderliggende zaken heeft verzoekster de besluiten over de vastgestelde WOZ-waarden van haar onroerende zaken aan de rechter voorgelegd. Samengevat is verzoekster van mening dat [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats 2] als één object moeten worden aangemerkt, waar de gemeente [woonplaats 2] uitgaat van twee objecten. In het kader van het geschil over de vastgestelde WOZ-waarden diende de rechter ook de objectafbakening te beoordelen. De rechter heeft verklaard dat de objectafbakening tijdens de zitting van 19 augustus 2013 centraal heeft gestaan en de wrakingskamer ziet geen reden hieraan te twijfelen. De door verzoekster gestelde fraude en bedrog vallen echter buiten de omvang van het geschil, zodat deze niet aan de orde kunnen komen in de bestuursrechtelijke procedure.
De wrakingskamer overweegt dat het gebrek aan vertrouwen van verzoekster in de rechter, dan wel het oordeel van verzoekster dat de rechter niet geschikt is haar zaak te behandelen, geen grond vormt voor wraking. Een rechter kan slechts worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
Dat de rechter tijdens de zitting de fraude en bedrog onbesproken heeft gelaten vormt geen toereikende grond voor wraking en vormt zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, geen grond voor de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van de rechter gerechtvaardigd is.
Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen sprake is van (schijn) van partijdigheid van de rechter, zodat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.

4.BESLISSING

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
- beveelt dat de griffier van de wrakingskamer onverwijld mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster en aan de voorzitter van de sector bestuursrecht van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar;
Deze beslissing is gegeven door mr. A.F. van Hoorn, voorzitter, mr. M. Kraefft en
mr. J.L. Roubos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Affourtit-Kramer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 april 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.