ECLI:NL:RBNHO:2014:4983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
15/741351-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika

Op 28 mei 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De rechtbank heeft de toelaatbaarheid van de uitlevering beoordeeld op basis van een verzoek dat op 30 januari 2014 door het U.S. Department of Justice was ingediend. Dit verzoek werd ondersteund door verschillende documenten, waaronder een Diplomatic Note en Affidavits van Amerikaanse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Mexico en momenteel in uitleveringsdetentie in Nederland, wordt verdacht van strafbare feiten die gepleegd zijn tussen 2008 en 2013, met betrekking tot de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgelegde stukken voldoen aan de eisen van het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS, en dat er geen feiten zijn die de uitlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor uitlevering wordt gevraagd ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de uitlevering toelaatbaar te verklaren voor bepaalde feiten, terwijl andere feiten als ontoelaatbaar zijn verklaard. Tevens is besloten tot de overdracht van in beslag genomen voorwerpen aan de verzoekende staat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Uitlevering
Parketnummer: 15/741351-13
Registratienummer: 14/307
Zittingsdatum: 15 mei 2014]
Uitspraakdatum: 28 mei 2014
Uitspraak van deze rechtbank, locatie Haarlem, op de vordering van de officier van justitie, strekkende tot het in behandeling nemen van het verzoek tot uitlevering van
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], (Mexico),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans in uitleveringsdetentie verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Vught,
aan de Verenigde Staten van Amerika.
1. De relevante schriftelijke stukken
1.1. Het verzoek tot uitlevering.
In het dossier bevindt zich het verzoek tot uitlevering van de hierboven aangeduide opgeëiste persoon, afkomstig van de Verenigde Staten van Amerika, U.S. Department of Justice, d.d. 30 januari 2014, alsmede een Diplomatic Note (aanbiedingbrief) d.d. 7 februari 2014 van de ambassade van de Verenigde Staten van Amerika, met als kenmerk Note No. 150/08, gericht aan het Ministerie van Buitenlandse zaken van Nederland te Den Haag
Uitlevering wordt gevraagd ter fine van strafvervolging ter zake de strafbare feiten opgenomen in de Warrant of Arrest nr. 13CR4517-DMS afgegeven door Mitchell D. Demblin Judge of the United States District Court van het Southern District of California te San Diego d.d. 20 december 2013, welke feiten in het uitleveringsverzoek en in een aanvulling daarop nader zijn omschreven.
Door de verzoekende staat zijn de volgende stukken overgelegd:
- een Diplomatic Note d.d. 7 februari 2014, aangaande het verzoek tot uitlevering van de hierboven aangeduide opgeëiste persoon, afkomstig van de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika, met als kenmerk No. 006/14;
- een Affidavit in support of Extradition (uitleveringsverzoek) opgesteld door Adam L. Braverman, Assistant United States Attorney, en bekrachtigd door William McCurine, Jr. United States Magistrate Judge of the United States District Court van het Southern District of California te San Diego d.d. 17 februari 2014, waarin een uiteenzetting van de feiten is opgenomen en waaraan de volgende lijst van producties zijn aangehecht;
A - een Warrant of Arrest (aanhoudingsbevel) nr. 13CR4517-DMS afgegeven door Mitchell D. Demblin Judge of the United States District Court van het Southern District of California te San Diego d.d. 20 december 2013;
B - een overzicht van de toepasselijke rechtsvoorschriften;
C - foto’s;
D - vingerafdrukken van de opgeëiste persoon;
E - een geboorteakte en een overlijdensakte.
- Supplemental Affidavit in support of Extradition opgesteld door Adam L. Braverman, Assistant United States Attorney, en bekrachtigd door William V. Gallo United States Magistrate Judge of the United States District Court van het Southern District of California te San Diego d.d. 2 mei 2014, inhoudende een aanvulling op het uitleveringsverzoek van de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd, die zijn gepleegd in de periode van 2008 tot en met 2013;
- een Nederlandse vertalingen van diverse van die stukken.
1.2. De overige stukken van het dossier.
Voorts maken de navolgende stukken deel uit van het dossier:
- de vordering van de officier van justitie zoals bedoeld in art. 23, eerste lid van de Uitleveringswet d.d. 17 februari 2014;
- de schriftelijke conclusie (samenvatting) van de opvatting van de officier van justitie, zoals bedoeld in art. 26, tweede lid van de Uitleveringswet d.d. 15 mei 2014.
2. De overwegingen
2.1. De identiteit van de opgeëiste persoon.
Hoewel verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn heeft de rechtbank op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde vastgesteld dat de opgeëiste persoon [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in Mexico is, dat hij de Mexicaanse nationaliteit bezit en dat hij degene is, van wie de uitlevering wordt verzocht.
2.2. De genoegzaamheid van de stukken.
De door de verzoekende staat overgelegde stukken voldoen ook overigens aan de daaraan ingevolge het toepasselijk verdrag te stellen eisen. Met name is in het hiervoor genoemde Affidavit en Supplement Affidavit voldoende duidelijk omschreven ter zake van welke feiten de uitlevering wordt verzocht, met voldoende nauwkeurige aanduiding van plaats en tijd.
Derhalve is voldaan aan de in art. 9 van het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 1980, 111 en Trb. 1983, 133 en Trb. 2004, 299 en hierna: Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS) gestelde eisen.
2.3. De overige voorwaarden voor toelaatbaarheid van de uitlevering.
2.3.1. Dubbele strafbaarheid.
Van toepassing is het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS , alsmede de overeenkomst betreffende Uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie (Trb. 2010, 7).
De feiten waarvoor de uitlevering wordt verzocht, staan vermeld in het Aanhangsel bij het Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS onder nummer 28.
Ook naar Nederlands recht zijn die feiten, waarvoor de officier van justitie ter zitting heeft gevorderd de uitlevering toelaatbaar te verklaren, strafbaar en leveren naar Nederlands recht op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, B, C of D, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid, van de Opiumwet;
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, B, C of D, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet;
Strafbare voorbereidingshandelingen bedoeld in het voerde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet;
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, of 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijven.
Daarvoor kan eveneens een vrijheidsstraf van tenminste één jaar worden opgelegd.
De rechtbank bepaalt verder dat de feiten waarvoor de uitlevering is toegestaan gepleegd moeten zijn in de periode van 2008 tot en met 2013.
2.3.2. Vermoeden van schuld.
Door of namens de opgeëiste persoon is ter zitting niet gesteld onverwijld te kunnen aantonen onschuldig te zijn aan de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd. Evenmin is anderszins gebleken dat ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd.
3. Slotsom.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten die in de weg zouden staan aan de toelaatbaarverklaring van de uitlevering, zal, gelet op de artikelen:
2 en 9 Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS,
5 en 18 van de Uitleveringswet,
2, 3, 10, 10a, 11 en 11a van de Opiumwet;
140 van het Wetboek van Strafrecht,
worden beslist als volgt.
4. In beslag genomen voorwerpen
Ter terechtzitting van 15 mei 2014 heeft de officier van justitie tevens de overdracht aan de verzoekende staat gevorderd van de bij de opgeëiste persoon in beslag genomen voorwerpen, namelijk: een mobiele telefoon (IPhone 5), een powerbank voor IPhone, een mobiele telefoon (Blackberry Bold), een Mexicaans paspoort ten name van [persoon] (nr. [paspoortnummer]), drie vliegtickets ten name van [persoon], een visacard, een Mexicaans rijbewijs, een Banamax mastercard, een IFE card, een Costocard Mexico.
De officier van justitie heeft hiertoe ter terechtzitting een proces-verbaal van bevindingen en een kennisgeving van inbeslagneming overgelegd.
Nu de uitlevering toelaatbaar wordt verklaard en de inbeslaggenomen goederen kunnen dienen als stukken van overtuiging, kan de overdracht van na te melden goederen aan de verzoekende staat toelaatbaar worden verklaard.
5. De beslissing.
De rechtbank:
Verklaart toelaatbaar de uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van [opgeëiste persoon] ter strafvervolging ter zake van de feiten gepleegd in de periode van 2008 tot en met 2013 zoals die zijn omschreven onder Count 1 en Count 2 in de Diplomatic Note van 7 februari 2014 welke stuk als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
Verklaart voor het overige ontoelaatbaar de uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van [opgeëiste persoon].
Beveelt de overdracht en afgifte aan de verzoekende Staat van de in beslag genomen voorwerpen te weten:
een mobiele telefoon (IPhone 5),
een powerbank voor IPhone,
een mobiele telefoon (Blackberry Bold),
een Mexicaans paspoort ten name van [persoon] (nr. [paspoortnummer]),
drie vliegtickets ten name van [persoon],
een visacard,
een Mexicaans rijbewijs,
een Banamax mastercard,
een IFE card,
een Costocard Mexico.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. M. Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare zitting van 28 mei 2014.
Mr. Malsch is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.