ECLI:NL:RBNHO:2014:4918

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
15/710092-14 en 13/651243-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige bedreiging en afpersing met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van gewelddadige bedreigingen en afpersing. De verdachte heeft op 14 oktober 2013 in Amsterdam een man bedreigd met een mes en geprobeerd hem te dwingen geld van zijn rekening te pinnen. Daarnaast heeft hij een minderjarige jongen bedreigd die op straat stond te wachten op zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte werd geconfronteerd met zijn gewelddadige gedrag en de impact daarvan op de slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de psychische toestand van de verdachte meegewogen, die leed aan middelenafhankelijkheid en een psychotische stoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710092-14 en 13/651243-12 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 22 april 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Amsterdam, locatie De Schans te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.C.M. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.C van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, de Droogbak en/of de Haarlemmerstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, eenmaal of meermalen
-voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn arm, in elk geval het lichaam, heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meegetrokken en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
-met voornoemde [slachtoffer 1] is meegelopen en/of heeft achtervolgd en/of
-dicht op/bij voornoemde [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
-(op luide toon/schreeuwend) voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft
toegevoegd:"pin me money" en/of "Get my money, I have a knife" en/of "I have a knife, give me everything", althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-(daarbij) een schaar en/of een mes, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in de zij, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde van [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of
-de (jas)zak(ken) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, de Droogbak en/of de Haarlemmerstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van enig goed en/of geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, eenmaal of meermalen
-voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn arm, in elk geval het lichaam, heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of meegetrokken en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
-met voornoemde [slachtoffer 1] is meegelopen en/of heeft achtervolgd en/of
-dicht op/bij voornoemde [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
-(op luide toon/schreeuwend) voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd:"pin me money" en/of "Get my money, I have a knife" en/of "I have a knife, give me everything", althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-(daarbij) een schaar en/of een mes, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in de zij, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde van [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of
-de (jas)zak(ken) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op of omstreeks 14 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend zeer dichtbij voornoemde [slachtoffer 2] gaan staan en/of (vervolgens en/of daarbij) voornoemde [slachtoffer 2] bij een arm vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand gehouden en/of dat mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) met dat mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of met gebalde vuist op voornoemde
[slachtoffer 2] afgestapt en/of dat mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp ter hoogte van de buikstreek, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] gehouden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1:
Op 14 oktober 2013 bevond verdachte zich met [slachtoffer 1] nabij de Droogbak te Amsterdam. Verdachte liep achter [slachtoffer 1] aan richting de Haarlemmerstraat. Verdachte pakte [slachtoffer 1] een aantal malen bij de kleding vast en wilde hem een zijstraatje intrekken. [2] Verdachte pakte [slachtoffer 1] regelmatig bij de arm beet, bleef tegen hem schreeuwen en verdachte gaf [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht een duw.teenwijk. [3] Bij de pinautomaat van de ABN Amro zei verdachte tegen [slachtoffer 1] ‘pin me money’, [slachtoffer 1] heeft daarop met zijn pinpas geprobeerd geld te pinnen, maar de transactie werd niet geaccepteerd. [4] Verdachte stond telkens zeer dicht tegen [slachtoffer 1]. [5] Verdachte schreeuwde daarop tegen [slachtoffer 1] ’get my money, I have a knife’, ‘I have a knife, give me everything’. [slachtoffer 1] voelde dat verdachte iets hards in zijn linkerzij drukte, wat voelde als een scherp voorwerp. [6] Bij verdachte werd bij zijn aanhouding een schaar aangetroffen. [7] [slachtoffer 1] heeft daarop nogmaals geprobeerd geld te pinnen, wat andermaal niet lukte. [8]
Ten aanzien van feit 2:
Op 14 oktober 2013 stond [slachtoffer 2] voor de woning te Amsterdam te wachten, toen hij werd aangesproken door verdachte. Verdachte kwam daarbij steeds dichter naar [slachtoffer 2] toegelopen. Verdachte hield vervolgens een schaar [9] in zijn rechterhand. Verdachte hield de schaar met gebalde vuist ter hoogte van de buikstreek van [slachtoffer 2]. [10]
Verdachte liep vervolgens weg en liet de paraplu die hij onder zijn linkerarm geklemd had vallen. [11]
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 14 oktober 2013 te Amsterdam, op de openbare weg, de Droogbak en de Haarlemmerstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1],
-voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn arm heeft vastgepakt en meegetrokken en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geduwd en
-met voornoemde [slachtoffer 1] is meegelopen en heeft achtervolgd en
-dicht op voornoemde [slachtoffer 1] is gaan staan en
-op luide toon/schreeuwend voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd:"pin me money" en "Get my money, I have a knife" en "I have a knife, give me everything", en
-daarbij een schaar tegen het lichaam van voornoemde van [slachtoffer 1] heeft gedrukt en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2:
hij op 14 oktober 2013 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend zeer dichtbij voornoemde [slachtoffer 2] gaan staan en vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] bij een arm vastgepakt en daarbij een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand gehouden en dat scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] voorgehouden en vervolgens met dat scherp en/of puntig voorwerp en met gebalde vuist op voornoemde [slachtoffer 2] afgestapt en dat scherp en/of puntig voorwerp ter hoogte van de buikstreek van voornoemde [slachtoffer 2] gehouden.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Poging tot afpersing.
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen ISD-maatregel).
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een man op gewelddadige wijze bedreigd en geprobeerd een geldbedrag van hem af te persen, door hem te dwingen geld van zijn rekening te pinnen.
Daarnaast heeft hij een minderjarige jongen, die alleen op straat stond te wachten op zijn vader, bedreigd met een mes.
Dit zijn ernstige feiten. De feiten als hiervoor omschreven leveren in het bijzonder bij de slachtoffers grote gevoelens van angst en onveiligheid op. Met name bij het minderjarige slachtoffer heeft dit een grote impact gehad. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Dit soort delicten veroorzaken en versterken de gevoelens van onrust en onveiligheid in onze samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport ongedateerde voorlichtingsrapport van mw. P.M. van Dooleweerd, als reclasseringswerkster verbonden aan de GGZ Inforsa JVz Amsterdam.
Voorts is over verdachte gerapporteerd door een psychiater en door een psycholoog.
Het psychiatrisch rapport gedateerd d.d. 4 maart 2014 houdt onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van afhankelijkheid van cocaïne, methadon en benzodiazepines, van misbruik van cannabis in de voorgeschiedenis, van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven en van antisociaal gedrag. Verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van cocaïne. Bovendien stond zijn leven in die periode volledig in het teken van het scoren en gebruiken van drugs. Door de afhankelijkheid werd hij derhalve beperkt in zijn vermogen om zijn gedrag volledig te sturen en te bepalen en gedragsalternatieven te overwegen. Ook zijn vermogen om de consequenties van zijn gedrag adequaat in te schatten was beperkt door de stoornis. Verdachtes gehele doen en laten werd in die periode dusdanig beheerst door met name de cocaïneafhankelijkheid dat hij ook in zijn functioneren ten tijde van het ten laste gelegde, door de stoornis is beperkt. Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Indien er binnen het ISD programma aandacht is voor de gehele, complexe, problematiek van betrokkene en er gezocht wordt naar een passend zorgkader voor de langere termijn dan kan dit zeker een bijdrage leveren aan het terugdringen van recidive, aldus de rapporterend psychiater.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Het psychologisch rapport gedateerd d.d. 12 maart 2014 houdt onder meer het volgende in:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten multiple middelenafhankelijkheid en een psychotische stoornis niet anderszins omschreven met daarbij sterke aanwijzingen voor cognitieve beperkingen. Dit gold ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De klinische inschatting vanuit verdachtes problematiek is een aanwezig risico op herhaling van gewelddadig gedrag op de langere termijn, door met name het middelengebruik, het criminele gedrag en de psychotische problematiek. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Een ISD-maatregel wordt zinvol geacht waarmee de kans op herhaling terug gedrongen kan worden, aldus de rapporterend psycholoog.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het gegeven dat verdachte, blijkens hetgeen door de verdediging is aangevoerd, mogelijk zijn verblijfsstatus in Nederland verliest en zal worden uitgezet naar Marokko.
7. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 10 september 2012 in de zaak met parketnummer 13/651243-12 heeft de politierechter in de rechtbank te Amsterdam verdachte ter zake van diefstal, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 26 september 2012 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 25 september 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank overweegt dat, gelet op de onzekere verblijfsstatus van verdachte, de tenuitvoerlegging in het onderhavige geval niet conflicteert met de resocialisatiedoelstelling van de ISD-maatregel.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 38m, 38n, 45, 57, 285, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/651243-12 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank in het arrondissement Amsterdam d.d. 10 september 2012.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. C.A. Boom en mr. W.J. van Andel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2014.
Mr. Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-1, dossierpagina 1 en 2.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-3, dossierpagina 8 en 9.
4.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-1, dossierpagina 2.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-3, dossierpagina 8 en 9.
6.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-1, dossierpagina 2.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-3, dossierpagina 10.
8.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-1, dossierpagina en 2 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL1303-2013253834-3, dossierpagina 9.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2013, proces-verbaalnummer 2013255339, dossierpagina 57-59.
10.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL133H-2013255339-1, dossierpagina 1 en 2 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2013 (camerabeelden), proces-verbaalnummer: PL133C-2013255339-3, dossierpagina 018-020 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2013, proces-verbaalnummer: PL133H-2013255339-11, dossierpagina 045.
11.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2013 (camerabeelden), proces-verbaalnummer: PL133C-2013255339-3, dossierpagina 018-020 en het NFI rapport d.d. 22 november 2013.