ECLI:NL:RBNHO:2014:4914

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
15/710225-13 en 15/710148-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en mishandeling met bedreigingen in de woonomgeving

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreiging en mishandeling. De verdachte heeft gedurende een aantal maanden het slachtoffer in haar directe woonomgeving belaagd door herhaaldelijk (gedeeltelijk) naakt voor de ramen te staan en langdurig naar haar te kijken. Ondanks waarschuwingen om hiermee te stoppen, heeft hij dit gedrag voortgezet, wat resulteerde in een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belaging als zeer bedreigend werd ervaren door het slachtoffer, wat blijkt uit de aangiftes die in het procesdossier zijn opgenomen.

Naast de belaging heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen en mishandelingen. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen andere slachtoffers heeft bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 136 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht contact met de reclassering en behandeling bij een forensische zorginstelling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710225-13 en 15/710148-14 (P)
Uitspraakdatum: 24 april 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 en 10 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.C.M. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.E. van Stassen-Buijs, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/710225-13):
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 februari 2012 tot en met 3 augustus 2012 te Velserbroek, gemeente Velsen, zich (telkens) opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een of meerdere vetrek(ken)/kamer(s) van diens (ouderlijke) woning en/of in de (achter)tuin van diens (ouderlijke) woning,
met (al dan niet ontbloot) (boven- en/of onder)lichaam en/of geslachtsdeel heeft bevonden en/of (daarbij) heeft gemasturbeerd en/of aan diens geslachtsdeel heeft gezeten en/of (daarbij) in de richting van (de woning van) [slachtoffer 1] heeft gekeken en/of die [slachtoffer 1] heeft geobserveerd, terwijl daarbij [slachtoffer 1] en/of een of meer kennissen en/of familielid/leden van die [slachtoffer 1] haar/hun ondanks tegenwoordig was/waren;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2012 tot en met 3 augustus 2012 te Velserbroek, gemeente Velsen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode, (meermalen)
- ( vanuit diens (ouderlijke) woning en/of voor langere duur) naar die [slachtoffer 1] gekeken en/of die [slachtoffer 1] geobserveerd (terwijl die [slachtoffer 1] zich in en/of (na)bij haar woning bevond en/of waarbij hij, verdachte, (gedeeltelijk) naakts was) en/of
- die [slachtoffer 1] aangesproken en/of naar die [slachtoffer 1] geroepen, althans hinderlijk de aandacht van die [slachtoffer 1] getrokken;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710225-13):
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Castricum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je" en/of "Ik ruk je kop van je romp", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 15/710225-13):
hij op of omstreeks 8 april 2013 te Castricum opzettelijk mishandelend een persoon (te weten medewerker [slachtoffer 3]),
- ( met kracht) bij de (boven)arm(en) heeft (vast)gepakt en/of
- ( vervolgens) tegen een deur heeft geduwd en/of gegooid en/of
- ( met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand in/tegen de hals en/of het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 15/710225-13):
hij op of omstreeks 16 januari 2013 te Velserbroek, gemeente Velsen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij (na)bij/in de omgeving van die [slachtoffer 4] stond en agressief gedrag vertoonde) diens hand(en) naar/bij/achter diens rug en/of diens broekrand gedaan/geplaatst en/of (daarbij) deze [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak je" en/of "Ik heb een wapen en daar kan ik je ook mee pakken", althans woorden en/of daden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/710148-14):
hij op of omstreeks 08 april 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 5]) heeft mishandeld, door toen en daar voornoemde persoon eenmaal een kopstoot tegen het oog en/of tegen de neus, in elk geval in/tegen het gezicht, te geven,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710148-14):
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 08 april 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, (telkens) [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik leg je bij je zoon in zijn kist. Vuile stinkende homo! Ik breek je!" en/of "Ik ga nu naar de kampen/het kamp en laat jullie afmaken. Ik ga ervoor zorgen dat jullie worden afgemaakt" en/of "Ik maak jullie af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ten aanzien van parketnummer 15/710025-13 het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor een vervolging voor belaging is immers een klacht van het slachtoffer nodig. Het slachtoffer heeft aangifte gedaan ter zake van schennis van de eerbaarheid en op 10 oktober 2013 is de klacht van het slachtoffer opgenomen terzake van ‘openbare schennis van de eerbaarheid’ en niet terzake van belaging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Anders dan de raadsvrouw stelt de rechtbank vast dat uit de inhoud van de door het slachtoffer gedane aangiftes van 20 juli 2012 en van 2 september 2012 niet anders kan worden opgemaakt dan dat deze aangiftes naar hun inhoud bezien betreffen de aangifte van een misdrijf tegen de zeden(schennis van de eerbaarheid), alsmede de aangifte terzake belaging. Het feit dat de betrokken verbalisant de aangiftes slechts categoriseert als een misdrijf tegen de zeden(schennis van de eerbaarheid) maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de op 10 oktober 2013 opgemaakte klacht. In deze klacht heeft aangeefster uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging over te gaan van de dader, tegen wie zij in 2012 aangifte heeft gedaan. Nu de aangifte ziet op zowel een misdrijf tegen de zeden, als op de belaging is duidelijk dat aangeefster met de indiening van haar klacht wenst dat tot vervolging van verdachte wordt over gegaan terzake van de zaken waarvan zij aangifte heeft gedaan. Het feit dat de betrokken verbalisant de voornoemde klacht slechts omschrijft als betreffende de schennis van de eerbaarheid en dat daarmee de klacht slechts beperkt blijft tot dit misdrijf maakt dit, zoals dat uit het hiervoor overwogenen moge blijken, niet anders en mist ook grond.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten aanzien van parketnummer 15/710025-13 onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer 15/710025-13 onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken, nu verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd ook overigens voldoende wettig bewijs daartoe ontbreekt.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer 15/710025-13 onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
t.a.v. parketnummer 15/710025-13 onder 1 tweede cumulatief/alternatief:
- de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 22 juli 2012 (proces-verbaal nummer PL1251 2012056933-1, dossierpagina 008 e.v.) en 2 september 2012 (proces-verbaal nummer PL1251 2012056933-5, dossierpagina 015 e.v.);
t.a.v. parketnummer 15/710025-13 onder 2:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d.25 maart 2013 (proces-verbaal nummer PL10FR 2013030189-01, dossierpagina 05 en 06);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] d.d. 20 april 2013 (proces-verbaal nummer PL10ZK 2013030189-2, dossierpagina 07 en 08);
t.a.v. parketnummer 15/710025-13 onder 3:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 9 april 2013 (proces-verbaal nummer PL10FR 2013035637-1, dossierpagina 09 en 10);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 9 april 2013 (proces-verbaal nummer PL10FR 2013035637-3, dossierpagina 11 en 12);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 2] d.d. 10 april 2013 (proces-verbaal nummer PL10ZK 2013035637-2, dossierpagina 16 en 17);
t.a.v. parketnummer 15/710025-13 onder 4:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 16 januari 2013 (proces-verbaal nummer PL1251 2013005448-1, dossierpagina 003-005);
t.a.v. parketnummer 15/710148-14 onder 1 en 2:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 8 april 2014 (proces-verbaal nummer PL1251-2014034871-1,dossierpagina 1 en 2);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 6] d.d. 8 april 2014 (proces-verbaal nummer PL1251-2014034871-2 dossierpagina 6 en 7).
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/710225-13):
hij in de periode van 14 februari 2012 tot en met 3 augustus 2012 te Velserbroek, gemeente Velsen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode, meermalen
- vanuit diens ouderlijke woning en voor langere duur naar die [slachtoffer 1] gekeken en/of die [slachtoffer 1] geobserveerd terwijl die [slachtoffer 1] zich in en/of nabij haar woning bevond en waarbij hij, verdachte, (gedeeltelijk) naakt was en
- hinderlijk de aandacht van die [slachtoffer 1] getrokken;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710225-13):
hij op 25 maart 2013 te Castricum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je" en "Ik ruk je kop van je romp";
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 15/710225-13):
hij op of omstreeks 8 april 2013 te Castricum opzettelijk mishandelend een persoon te weten medewerker [slachtoffer 3],
- met kracht bij de bovenarmen heeft vastgepakt en
- vervolgens tegen een deur heeft geduwd en/of gegooid en
- met kracht met de tot vuist gebalde hand tegen de hals en/of het gezicht, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 15/710225-13):
hij op 16 januari 2013 te Velserbroek, gemeente Velsen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend terwijl hij nabij die [slachtoffer 4] stond en agressief gedrag vertoonde diens handen bij diens broekrand geplaatst en daarbij deze [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak je" en "Ik heb een wapen en daar kan ik je ook mee pakken";
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/710148-14):
hij op 8 april 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 5] heeft mishandeld, door toen en daar voornoemde persoon eenmaal een kopstoot tegen het oog en tegen de neus, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710148-14):
hij op tijdstippen op 8 april 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, telkens [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik leg je bij je zoon in zijn kist. Vuile stinkende homo! Ik breek je!" en "Ik ga nu naar de kampen/het kamp en laat jullie afmaken. Ik ga ervoor zorgen dat jullie worden afgemaakt" en/of "Ik maak jullie af".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 onder 1, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 tweede cumulatief/alternatief (parketnummer 15/710225-13):
Belaging;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710225-13):
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 15/710225-13):
Mishandeling;
Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 15/710225-13):
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 15/710148-14):
Mishandeling;
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/710148-14):
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.1. Beroep op noodweer
Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 15/710225-13):
Door de raadsvrouw is ter zitting bepleit dat er sprake was van noodweer, nu verdachte zich fysiek aangevallen voelde in zijn eigen huis omdat hij geschopt werd door de aangever. De rechtbank overweegt terzake het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient aannemelijk te worden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden was. Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 16 januari 2013 en de verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie op 16 januari 2013 is de rechtbank het volgende gebleken.
Aangever is naar de woning van verdachte gegaan. Nadat verdachte de bedreigende uitingen had gebezigd zoals vermeld op de tenlastelegging heeft hij zijn handen achter zijn rug bij zijn broekriem geplaatst alsof hij daar iets wilde pakken. Aldus voelde aangever zich zeer bedreigd en heeft ter verdediging verdachte een schop gegeven. Aldus is niet aannemelijk geworden dat op het moment dat verdachte de bedreigende uitingen deed reeds sprake was van een al dan niet wederrechtelijke aanranding. De schop vond immers plaats in reactie op de bedreiging. Het beroep op noodweer mist feitelijke grondslag en wordt daarom verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdzesennegentig (196) dagen, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan honderdtachtig (180) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport, waarbij de rechtbank zal bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
Ten slotte vordert de officier van justitie de gevangenneming van verdachte.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aantal maanden het slachtoffer in haar directe woonomgeving belaagd door herhaaldelijk (gedeeltelijk)naakt voor de ramen te gaan staan en lange tijd naar haar te kijken. Ook nadat hij was gemaand om hiermee te stoppen, heeft hij dit gedrag voortgezet. Met dit handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Uit de aangiftes van het slachtoffer die zich in het procesdossier bevinden, blijkt dat de belaging zeer bedreigend is overgekomen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen en mishandelingen. Dit soort delicten veroorzaken en versterken gevoelens van onrust en onveiligheid in onze samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 10 april 2014 van mw. M. Knippers, als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland, adviesunit 2 Noord-West te Haarlem.
Voorts is over verdachte gerapporteerd door een psychiater en door een psycholoog.
Het psychiatrisch rapport gedateerd 7 november 2013 houdt onder meer het volgende in:
Wegens zijn weigering tot deelname aan dit onderzoek, kan er niet op een gepersonaliseerde manier een zorgprognose geformuleerd worden en therapeutische mogelijkheden geïndiceerd worden. Hierdoor blijft vanuit zorgperspectief voor verdachte de mogelijkheid onbenut om hem naar een poli door te verwijzen, waar onderzocht zou kunnen worden of hij baat zou kunnen hebben bij libidoremmers of waar hij seksuele voorlichting zou kunnen krijgen voor mensen met een autisme spectrum stoornis en opties ter verbetering van zijn agressieregulatie nagegaan zouden kunnen worden.
Er wordt aan de rechtbank in overweging gegeven om verdachte te laten onderzoeken in een klinische setting, die geschikt is voor mensen met een autisme spectrum stoornis, zoals de GGNet in Warnsveld om voorliggende onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden.
Het psychologisch rapport gedateerd 30 oktober 2013 houdt onder meer het volgende in:
Op basis van het gerechtelijk dossier waarin opgenomen de medische informatie omtrent de psychiatrische problematiek is er sprake van een jongeman die ook ten tijde van het tenlastegelegde, gehandicapt is door een autistische stoornis waarbij bovendien de gevoelsregulatie gestoord is en psychoses optreden. Dit werd geduid als een neuropsychiatrische ontwikkelingsstoornis die bekend staat als MCDD (Multiple Complex Developmental Disorder) en geclassificeerd wordt als PDD-NOS met een psychotische stoornis. De zwakbegaafdheid die in 2009 in pro justitia onderzoek werd gemeten, wordt vanwege het toen actueel psychotische beeld door huidig onderzoeker onbetrouwbaar geacht. Bovendien werd toen de autistische stoornis gemist, welke tevens een invaliderende invloed heeft op een intelligentiemeting. Dit sluit zwakbegaafdheid, die bij autisme vaker voorkomt dan in de algemene populatie, echter geenszins uit. Op basis van de eerder vastgestelde autistische stoornis, MCDD en het seksueel onvoldoende gereguleerde gedrag van verdachte, mede tot uiting komende tijdens de verhoren en het reclasseringsonderzoek, wordt ter overweging gegeven een passende behandeling aan te bieden die ten minste bestaat uit autisme specifieke seksuele psycho-educatie. Een GGZ instelling als Dijk & Duin alwaar betrokkene in begeleiding is van het FACT team, kan dit bieden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering Nederland, Adviesunit 2 Noord-West te Haarlem noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden, alsmede de voorwaarde dat verdachte zich onder behandeling zal stellen bij het FACT-team en/of Centrum voor Autisme, of soortgelijke (forensische) ambulante zorginstelling.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 57, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 onder 1 eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de ten aanzien van parketnummer 15/710225/13 de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 en ten aanzien van parketnummer 15/710148-14 de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van HONDERDZESENDERTIG (136) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot HONDERDTWINTIG (120) DAGEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
dat veroordeelde zich moet melden bij de Reclassering Nederland, locatie Haarlem, Zijlweg 148c, zo frequent en zolang de Reclassering dit nodig acht.
dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij het FACT-team en/of Centrum voor Autisme, of soortgelijke (forensische) ambulante zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering in samenwerking met beschreven instellingen waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de (medicamenteuze) aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. C.A. Boom en mr. D. Gruijters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2014.
Mr. Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.