ECLI:NL:RBNHO:2014:4909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_2676 bz
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onrechtmatig besluit van de gemeente Heemskerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.F.M.P. Spreksel, en het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk, vertegenwoordigd door mr. J.J. Jacobse. Eiseres had een verzoek om schadevergoeding ingediend naar aanleiding van een onrechtmatig besluit van de gemeente, dat op 14 augustus 2008 was genomen. Dit besluit betrof de weigering van een bouwvergunning voor het verbouwen van garageboxen tot een Reikicentrum. Eiseres stelde dat zij door dit besluit schade had geleden, zowel materieel als immaterieel, en vorderde een schadevergoeding van in totaal € 56.963,00, inclusief kosten voor het opstellen van een schaderapport.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in redelijkheid het schadebedrag op € 6.268,- heeft kunnen vaststellen, wat bestond uit gederfde winst en kosten voor het vaststellen van de aansprakelijkheid. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en voerde aan dat de schadevergoeding niet in overeenstemming was met de daadwerkelijk geleden schade. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres opgevoerde schadeposten, zoals de kosten van de gedwongen verkoop van haar woning en immateriële schade, niet voldoende waren onderbouwd en dat de gemeente terecht had afgewezen om deze kosten te vergoeden.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de gemeente niet in redelijkheid het schadebedrag had kunnen vaststellen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2676

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juni 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. C.F.M.P. Spreksel),
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Jacobse).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om schadevergoeding toegekend tot een bedrag van € 6.268,-, vermeerderd met de wettelijke vanaf 14 augustus 2008 ten bedrage van € 1.111,08.
Bij besluit van 7 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit met verbetering van de motivering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014.
Eiseres is verschenen vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.M. Pieterse, kantoorgenoot van gemachtigde. Voorts is voor verweerder verschenen M. van der Fluit, werkzaam bij de gemeente Heemskerk.

Overwegingen

1.
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft verweerder aan eiseres en haar echtgenoot vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van twee garageboxen tot Reikicentrum op het perceel [perceel]. Bij besluit van 14 augustus 2008 heeft verweerder de daartegen gerichte bezwaren gegrond verklaard en in heroverweging de bouwvergunning geweigerd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 juni 2009 (zaaknummer AWB 08-6251) het beroep van eiseres en haar echtgenoot gericht tegen het besluit van 14 augustus 2008, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Op 7 augustus 2009 heeft eiseres aan verweerder aangegeven geen belang meer te stellen in een beslissing op haar bezwaar, dan wel in een bouwvergunning, omdat zij voornemens is de woning en garageboxen te verkopen en haar activiteiten elders voort te zetten.
Bij besluit van 29 september 2009 heeft verweerder, opnieuw beslissend op het bezwaar, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard waarmee het primaire besluit van 25 januari 2008 in stand is gebleven.
Verweerder heeft bij e-mail van 23 november 2009 de onrechtmatigheid van het besluit van 14 augustus 2008 erkend.
2.
Bij brief van 26 januari 2012 heeft eiseres verzocht om vergoeding van schade die is ontstaan als gevolg van het door verweerder op 14 augustus 2008 genomen, onrechtmatige besluit.
De door haar geleden schade bestaat volgens eiseres uit materiële en immateriële schade ter hoogte van een bedrag van € 56.963,00, alsmede de kosten voor het opstellen van een schaderapport. Het schadebedrag bestaat uit een bedrag ter hoogte van € 29.633,- binnen de schadeperiode (augustus 2008 tot en met 1 september 2009) en een bedrag ter hoogte van € 27.330,- buiten de directe schadeperiode.
Bij het bezwaarschrift heeft eiseres eerdergenoemd schadebedrag aangevuld met een bedrag ter hoogte van € 67.877,16, zijnde schade ten gevolge van de gedwongen verkoop van de woning van eiseres. Eiseres heeft dit bedrag als volgt gespecificeerd: € 57.677,16 verlies,
€ 5.200 makelaarskosten en € 5.000 boete hypotheekverstrekker.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor vergoeding in aanmerking komt de schade/kosten die vallen binnen de periode 14 augustus 2008 en 7 augustus 2009. Verweerder begroot de schade in deze periode op € 6.268,-, te weten € 4.500,- gederfde winst, € 1.000,- kosten voor het vaststellen van de aansprakelijkheid, € 768,- vergoeding voor het verkrijgen van voldoening buiten recht. Het bedrag dat is verschuldigd aan wettelijke rente heeft verweerder vastgesteld op € 1.111,08.
4.
Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en voert aan dat de hoogte van de toegekende vergoeding niet in overeenstemming is met de daadwerkelijk geleden schade. Zij stelt voorts dat verweerder haar verzoek heeft afgewezen op onjuiste gronden, dan wel de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
Verweerder heeft ten onrechte het feit dat zij één van de garageboxen in 2008 heeft verkocht en toen heeft besloten haar praktijk naar [provincie] te verhuizen aangemerkt als argument om geen schade te vergoeden, terwijl de reden om tot deze verkoop over te gaan rechtstreeks voortvloeit uit het bestreden besluit. Aangezien zij de vaste lasten van de woning niet meer kon opbrengen was eiseres gedwongen tot verkoop over te gaan. Ook de kosten die verband houden met de verkoop van de woning en de garageboxen dienen vergoed te worden nu ook deze rechtstreeks het gevolg zijn van het onrechtmatige besluit.
In tegenstelling tot hetgeen verweerder stelt hebben persoonlijke omstandigheden geen rol gespeeld bij de beslissing te verhuizen, aldus eiseres
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij immateriële schade heeft geleden ten bedrage van € 10.000,- gelet op de houding van de omwonenden. Ook deze houding volgt rechtstreeks uit het onrechtmatige besluit, aldus eiseres.
Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat de kosten die zij heeft gemaakt om haar praktijk naar [provincie] te verhuizen aangemerkt dienen te worden als schadebeperkende maatregelen die reeds hierom voor vergoeding in aanmerking komen.
5.
De rechtbank stelt vast dat de volgende door eiseres opgevoerde schadeposten in geschil zijn tussen partijen:
  • vertragingsschade en gederfde winst;
  • kosten gemaakt ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, dan wel ter verkrijging van voldoening buiten rechte;
  • kosten gerelateerd aan de gedwongen verkoop van de woning;
  • immateriële schade;
  • wettelijke rente.
Vertragingsschade en gederfde winst
6.1
Met betrekking tot de gestelde vertragingsschade en gederfde winst heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er slechts ruimte is om schade te vergoeden in de periode van 14 augustus 2008 tot 7 augustus 2009. Verweerder heeft de schade begroot op € 4.500,-, zijnde de omzetderving in deze periode.
6.2
Eiseres heeft haar gederfde bruto marge in de schadeperiode geschat op € 5.000,-. Daarnaast heeft zij de overige schade begroot op € 21.950,- waarin begrepen kosten die zij heeft gemaakt in verband met de verhuizing van haar praktijk naar [provincie] (o.a. huisvestings- en reiskosten). Eiseres stelt dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen omdat voorkoming en beperking van de schade de reden voor de verhuizing van de praktijk was.
6.3
De rechtbank overweegt dat verweerder, gelet op de door eiseres verstrekte jaarcijfers, in redelijkheid een bedrag van € 4.500,- heeft kunnen hanteren als omzetderving. Ten aanzien van de overige door eiseres gestelde schade overweegt de rechtbank dat voor vergoeding in aanmerking komen kosten van maatregelen die, gegeven de situatie, redelijkerwijs noodzakelijk waren en op zichzelf ook redelijk zijn te achten. De kosten die door eiseres zijn opgevoerd, die grotendeels bestaan uit huisvestings- en reiskosten kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. De verhuizing van de praktijk in[vestigingsplaats] wegens gebrek aan klandizie, naar een praktijk in [provincie] met een bredere opzet en grotere praktijkruimte, kan niet worden aangemerkt als maatregel die redelijkerwijs noodzakelijk kan worden geacht om de schade te beperken. Bovendien zijn de hierbij door eiseres opgevoerde kosten ad € 21.950 niet in verhouding en dus niet redelijk te achten in relatie tot de omzetderving van € 4500.
De conclusie luidt dat verweerder zich in redelijkheid heeft kunnen beperken tot vergoeding van een bedrag van € 4.500,- aan omzetderving.
Kosten ter vaststelling schade en buitengerechtelijke kosten
7.1
Met betrekking tot de gestelde kosten gemaakt ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid heeft verweerder € 1.000,- vergoed. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte is door verweerder vastgesteld op € 768,-, waarbij verweerder aansluiting heeft gezocht bij het ‘rapport Voorwerk II’, een richtlijn opgesteld door de Nederlandse vereniging voor Rechtspraak om de hoogte van de buitengerechtelijke kosten in civiele zaken te bepalen.
7.2
Eiseres begroot deze kosten op € 22.571,06 (€ 994,- voor bijstand van financieel deskundigen, € 18.717,81 voor het opstellen van een deskundigenrapport door Cunningham&Linsey, € 925,25 voor BTW over juridische bijstand, € 284,- voor vervoerskosten zitting rechtbank, € 1.500,- voor eigen tijdsbesteding en € 150,- voor telefoon-, portkosten, etc.).
7.3
Zoals verweerder heeft aangevoerd moeten zowel het inroepen van rechts- dan wel deskundigenbijstand, als (de hoogte van) de kosten daarvan, redelijk zijn. In het onderhavige geval is alleszins redelijk te achten dat eiseres een deskundige heeft ingeschakeld. De begroting van de kosten hiervan, mede gezien in relatie tot de totale gevorderde schade, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet redelijk. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder deze kosten niet in redelijkheid heeft kunnen begroten op in totaal € 1.768,-.
Voor zover eiseres heeft beoogd tevens vergoeding van proceskosten te vorderen die verband houden met de eerder gevoerde bestuursrechtelijke procedure bij de rechtbank, overweegt de rechtbank dat vergoeding van de kosten gemaakt tijdens procedures in beroep slechts met toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan plaatsvinden. Bij uitspraak van 26 juni 2009 heeft deze rechtbank verweerder veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep tot een bedrag van € 644,-. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (o.a. de uitspraak van 31 maart 2010 ECLI:NL:RVS:2010:BL9614) is, gelet op het limitatieve en forfaitaire karakter van de exclusieve regeling van de proceskostenveroordeling zoals neergelegd in artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor een aanvullende vergoeding van feitelijk gemaakte proceskosten langs de weg van een zuiver schadebesluit geen plaats. Verweerder heeft gelet hierop vergoeding van deze kosten terecht afgewezen.
Gedwongen verkoop woning
8.1
Eiseres heeft in bezwaar het door haar gevorderde bedrag aangevuld met een bedrag ter hoogte van € 67.877,16, zijnde schade ten gevolge van de gedwongen verkoop van de woning van eiseres. Zij voert aan dat deze kosten een direct gevolg zijn van het onrechtmatige besluit van 14 augustus 2008. Als verweerder het onrechtmatige besluit niet had genomen, had eiseres de garageboxen bij de woning kunnen verbouwen tot Reikicentrum en haar beroep aldaar kunnen uitoefenen. Nu dit niet mogelijk was, was zij gedwongen de garageboxen en de woning te verkopen, met verlies.
8.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Uit de stukken en hetgeen ter zitting door eiseres hierover is verklaard, is de rechtbank gebleken dat de slechte financiële situatie van eiseres (mede) voortkwam uit haar beslissing de huur van praktijkruimte elders (o.a. in [plaats]) te beëindigen om haar moverende redenen alsmede door de gevolgen van het faillissement van de verhuurder van de door eiseres gehuurde nieuwe praktijkruimte in [provincie]. Dat onder deze omstandigheden eiseres zich genoodzaakt voelde de woning in [vestigingsplaats] te verkopen is vanuit haar perspectief begrijpelijk, maar staat in een te ver verwijderd verband met het onrechtmatige besluit om het verlies dat eiseres heeft geleden bij de verkoop van de woning toe te rekenen aan dit besluit. Verweerder heeft vergoeding van deze kosten terecht afgewezen.
Immateriële schade
9.
Met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om vergoeding van immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van het handelen van verweerder is aangetast in haar goede naam, dan wel op andere wijze is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Verweerder heeft het verzoek om vergoeding van immateriële schade dan ook terecht afgewezen.
Wettelijke rente
10.
Nu uit voorgaande overwegingen volgt dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid het schadebedrag heeft kunnen vaststellen op € 6.268,-, is er geen aanleiding voor een andere berekening van de wettelijke rente.
11.
Het beroep is ongegrond.
12.
Er is geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.