ECLI:NL:RBNHO:2014:4796

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
15/703270-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor de voortgezette handeling van afpersing en diefstal met geweld, verkrachting

Op 14 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing, diefstal met geweld en verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 juni 2013 in Hoorn, waar het slachtoffer, een 17-jarige jongen, op gewelddadige wijze werd beroofd van zijn geld en telefoon. De verdachte en een medeverdachte hebben het slachtoffer gedwongen om naar een geldautomaat te gaan en geld te pinnen, waarbij het slachtoffer werd bedreigd en mishandeld. Na de beroving bleef de verdachte alleen achter met het slachtoffer, waarna hij het slachtoffer seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en het DNA-materiaal dat op de onderbroek van het slachtoffer werd aangetroffen, werd als bewijs gebruikt tegen de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703270-13 + 15/713254-13 (ttzgev) (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 oktober 2013, 9 december 2013 en 28 februari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op 9 december 2013 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.N van Riel, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 15/703270-13
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Hoorn NH tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en/of een telefoontoestel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, althans enig geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
-die [aangever] heeft/hebben vastgepakt en/of van diens fiets hebben/heeft afgetrokken en/of
-die [aangever] hebben/heeft toegevoegd: "Ik wil geld" en/of "ik wil cash" en/of "ga pinnen" en/of "ik sla je tanden zo hard uit je bek, dat ze uit je reet komen", althans (telkens) woorden van dergelijke strekking en/of
-die [aangever] een of meermalen tegen diens hoofd en/of elders tegen diens lichaam hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of
-die [aangever] hebben/heeft vastgepakt en meegetrokken, althans gedwongen mee te lopen en/of tegen diens lichaam geduwd;
T.a.v. parketnummer 15/713254-13
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Hoorn NH door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangever] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever], hebbende verdachte een- of meermalen
-zijn penis gebracht in de mond van die [aangever] en/of
-zijn penis gebracht in de anus van de [aangever] en/of
-een of meer vinger(s) gebracht in de anus van die [aangever] en/of
-die [aangever] zijn, verdachtes, anus en/of balzak doen of laten likken
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat [aangever] voorafgaand aan en/of tijdens bovengenoemde handelingen door verdachte en/of [medeverdachte]
-van zijn fiets was getrokken en/of
-was vastgehouden en/of
-(meermalen) was gestompt en/of
-(meermalen) was geslagen en/of
-was meegetrokken en/of
-was geschopt en/of
-van zijn portemonnee en/of bankpas en/of geld was beroofd en/of
-de woorden was toegevoegd dat hij moest luisteren en/of een voet in zijn reet zou krijgen en/of de tanden uit zijn bek zouden worden geslagen en/of dat hij niet zou worden gestoken, maar dat er andere plannen waren en/of dat hij mee moest lopen en/of je moet niets proberen, er zitten overal mensen en/of wat jouw voorouders met mijn voorouders hebben gedaan, ga ik nu met jou doen, althans (telkens) woorden van dergelijke dreigende strekking
en/of (aldus) verdachte misbruik heeft gemaakt van de verwarde en/of gedesoriënteerde toestand van [aangever] en voor die [aangever] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen verdachte ten laste is gelegd onder parketnummer 15/703270-13 en onder parketnummer 15/713254-13.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 15/703270-13 bepleit dat geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de geweldshandelingen en zij heeft aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De diefstal kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van parketnummer 15/713254-13 heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit, wegens ontbreken van voldoende wettig bewijs. De verklaring van aangever wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel, nu het aangetroffen DNA-materiaal geen steunbewijs vormt voor het binnendringen van het lichaam van aangever.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, wegens ontbreken van overtuigend bewijs. Op de jas, de linkerhand, de wang, de kaak en rond de anus zijn geen spermasporen aangetroffen. Het DNA-materiaal dat van verdachte is aangetroffen betreft een zwak profiel en een nevenprofiel. De aard van het celmateriaal waarin het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen is niet vast te stellen, het zou derhalve ook huidcellen kunnen betreffen. Contaminatie valt niet uit te sluiten. De raadsvrouw concludeert dat de enkele aanwezigheid van een kleine hoeveelheid DNA-materiaal van verdachte geen indicatie is voor de tenlastegelegde binnendringende handelingen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
T.a.v. parketnummer 15/703270-13:
Op zaterdag 29 juni 2013, omstreeks 03.10 uur, fietst [aangever], vanuit de binnenstad van Hoorn, terug naar huis. Op de [weg 1] ziet hij, net voor de kruising met de [weg 2] en de [weg 3], een jongen staan. Deze jongen staat zwalkend op zijn benen midden op de weg (dader 1). Aan de linkerkant van de weg ziet [aangever] nog een jongen staan (dader 2). Op het moment dat [aangever] dader 1 wil passeren wordt [aangever] door dader 1 vastgepakt. Doordat hij [aangever] vasthoudt, glijdt de fiets onder [aangever] vandaan. Omdat dader 1 [aangever] vast blijft houden valt hij niet. De fiets valt wel op de grond. [2] Dader 1 zegt vervolgens dat hij geld van [aangever] wil. Dader 1 roept: “Ik wil geld”, “Ik wil cash”, “Ga pinnen”, “Ik sla je tanden zo hard uit je bek, dat ze uit je reet komen”. [aangever] laat aan dader 1 zien dat hij geen geld in zijn portemonnee heeft zitten. Dader 1 deelt vervolgens mede dat [aangever] moet gaan pinnen. Ook wordt [aangever] door dader 1 meermalen in het gezicht geslagen. [aangever] wordt tevens door dader 1 tegen het lichaam geschopt. Vervolgens wordt [aangever] gedwongen om met dader 1 en dader 2 mee te gaan. Dader 2 pakt [aangever] stevig vast bij zijn arm of jas. Het drietal loopt richting het [plein 1]. Gekomen op het [plein 1] lopen ze naar de geldautomaat van de ING-bank. Dader 1 schreeuwt op dat moment nog steeds. [3] [aangever] laat aan dader 1 en dader 2 zien dat zijn saldo € 24,00 bedraagt. Dader 2 probeert vervolgens om € 200,00 te pinnen. Omdat de geldautomaat aangeeft dat dit niet lukt, krijgt [aangever] zijn pinpas terug. [aangever] wordt op dat moment door dader 1 op zijn neus geslagen. [aangever] moet vervolgens meelopen naar de ABN AMRO-bank op het [plein 2]. Onderweg wordt hij een aantal keer geduwd om hem die richting op te krijgen. Ook wordt hij door dader 1 wederom een aantal keer geschopt. Aangekomen bij de ABN AMRO-bank op het [plein 2] moet [aangever] zijn pinpas en pincode aan dader 2 geven. Dader 2 pint € 20,00 en hij geeft de pinpas terug aan [aangever]. Hierna moet [aangever] mee teruglopen naar de ING-bank. Dader 2 vraagt naar de portemonnee van [aangever] en hij probeert wederom geld te pinnen. Omdat het saldo € 4,00 bedraagt, lukt dat niet. [aangever] krijgt de pinpas en zijn portemonnee terug. Dader 1 vraagt of [aangever] andere passen, of creditcards heeft. Ook vraagt hij of [aangever] een telefoon heeft. [aangever] laat zijn telefoon zien en dader 1 pakt deze van hem af. Vervolgens loopt het drietal terug in de richting van de [weg 1]. [4] Onderweg hoort [aangever] dat dader 2 tegen dader 1 zegt: “We gaan hem niet steken, ik heb andere plannen”. [5] Voorbij het rode klimrek op de [weg 4] is dader 1 ineens verdwenen. [6]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [aangever] een kapotte lip en een blauwe plek op zijn bovenbeen heeft. [7]
Bij de politie verklaart [aangever] dat dader 1 door dader 2 [bijnaam] genoemd werd. [8] Het is verbalisant [verbalisant 1] ambtshalve bekend dat [bijnaam] de bijnaam is van medeverdachte [medeverdachte]. [9] Vervolgens bekijkt [verbalisant 1] de camerabeelden van de ABN AMRO-bank, gevestigd aan het [plein 2] te Hoorn. Hij ziet op de beelden een jongen met een bebloed gezicht staan. Bij deze jongen staat een man met een donkere huidskleur en een man met een blanke huidskleur. [verbalisant 1] herkent de blanke man als zijnde medeverdachte [medeverdachte]. [10] Verbalisant [verbalisant 2] herkent op basis van een foto van een pintransactie de donkergekleurde man als zijnde verdachte [verdachte]. [11] Op 6 juli 2013 heeft medeverdachte [medeverdachte] een bekennende verklaring afgelegd bij de politie. [medeverdachte] heeft hierbij verklaard dat hij zijn medeverdachte [verdachte] op de foto herkent en dat deze er ook bij betrokken was. [12] Ter terechtzitting van 28 februari 2014 heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij zichzelf herkend op de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden van de pinautomaten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen onder parketnummer 15/703270-13 ten laste is gelegd heeft begaan.
De rechtbank is gelet op voorgaande tevens van oordeel dat er sprake is van een dusdanige nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat er ten aanzien van het jegens het slachtoffer uitgeoefende geweld sprake is van medeplegen. Bovendien heeft, gelet de verklaring van aangever, verdachte zelf ook aan het slachtoffer getrokken en tegen hem aan geduwd. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte van de geweldshandelingen dient te worden vrijgesproken wordt derhalve verworpen.
T.a.v. parketnummer 15/713254-13:
De beroving stopt op het moment dat medeverdachte [medeverdachte] wegloopt. [aangever] en verdachte blijven alleen achter. Ze lopen verder en bij een bankje moet [aangever] gaan zitten. Op dat moment maakt verdachte zijn riem los en hij steekt zijn penis in de mond van [aangever]. Daarna moet [aangever] weer meelopen. [13] Tijdens het lopen zegt verdachte: “Wat jouw voorouders met mijn voorouders hebben gedaan, ga ik nu met jou doen”. [14] Aangekomen in het [park 1] moet [aangever] op zijn knieën in de bosjes zitten. Hij moet zich omdraaien en zijn broek uittrekken. Verdachte steekt eerst één, dan twee en dan drie vingers in de anus van [aangever]. Daarna moet [aangever] zich omdraaien en verdachte haalt zijn penis uit zijn broek en laat [aangever] erop zuigen. [15] Verdachte draait zich vervolgens om en [aangever] moet aan zijn anus likken. Verdachte draait zich wederom om en [aangever] moet opnieuw aan zijn penis zuigen. Daarna moet [aangever] weer op zijn knieën gaan zitten, waarna verdachte zijn penis in de anus van [aangever] brengt. [aangever] moet zich weer omdraaien om verdachte te pijpen. [16] Vervolgens gaat het wisselend anaal en oraal, waarbij [aangever] ook aan de balzak van verdachte moet likken. [17] Op een gegeven moment haalt verdachte zijn penis uit de mond van [aangever] en hij trekt zichzelf af. Vervolgens stopt verdachte zijn penis in zijn broek en zegt tegen [aangever] dat hij moet wegrennen. Later voelt [aangever] dat er smurrie op zijn gezicht zit. [18]
Rond 04.15 à 04.30 uur staat [aangever] bij de slaapkamer van zijn moeder. Hij vertelt haar dat hij is geschopt, beroofd en verkracht. [19] Zijn moeder ziet dat de broek van [aangever] ter hoogte van zijn knieën onder de modder zit. [20] Ook verbalisant [verbalisant 3], die direct naar de melding bij aangever thuis komt, neemt waar dat de broek, voornamelijk aan de knieën, besmeurd is met modder. [verbalisant 3] neemt de door [aangever] gedragen kleding in beslag. [21] De onderbroek van [aangever] is onderzocht op biologische sporen en DNA-materiaal. De binnenzijde van de onderbroek is op het achterpand bemonsterd. In de bemonstering [nummer 1] zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof en speeksel. Uit het DNA-onderzoek komt een DNA-mengprofiel van twee personen naar voren: een DNA-hoofdprofiel van [aangever] en een DNA-nevenprofiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige man met deze DNA-profielen matcht is kleiner dan 1 op 1 miljard. [22] In een aanvullend onderzoek naar biologische sporen en DNA-materiaal is opnieuw een bemonstering van het achterpand, aan de binnenzijde, van de onderbroek veiliggesteld. In bemonstering [nummer 2] is een DNA-mengprofiel naar voren gekomen: een DNA-hoofdprofiel van [aangever] en een DNA-nevenprofiel van verdachte. [23] Uit het DNA-onderzoek kan geconcludeerd worden dat het celmateriaal in de bemonsteringen [nummer 1] en [nummer 2] afkomstig kan zijn van verdachte. Het is op grond van de resultaten niet mogelijk aan te geven wat de aard van het celmateriaal in deze bemonsteringen is. [24]
De rechtbank stelt voorop dat het DNA-profiel in het aangetroffen celmateriaal overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte en derhalve een zeer aanzienlijke objectieve bewijswaarde heeft. Gelet op de plaats waar het celmateriaal is aangetroffen, aan de binnenzijde van de onderbroek, op het achterpand, gaat de rechtbank er vanuit dat deze sporen zijn achtergelaten ten tijde van de verkrachting, en dus dadersporen zijn. Het verweer van de raadsvrouw van verdachte dat sprake kan zijn van contaminatie acht te rechtbank onaannemelijk.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat de verklaring van aangever dermate gedetailleerd en specifiek is dat de rechtbank geen redenen heeft om hieraan te twijfelen. Opvallend is dat aangever in zijn verklaring aangeeft dat verdachte is besneden en dat verdachte, zoals hij heeft aangegeven in zijn verhoren bij de politie, inderdaad besneden is. Zowel verdachte als het slachtoffer hebben aangegeven elkaar niet te kennen zodat een dergelijke mededeling van aangever naar het oordeel van de rechtbank alleen gebaseerd kan zijn op feitelijke waarneming hiervan en dit een extra ondersteuning vormt voor de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
Verdachte heeft aangegeven dat hij de desbetreffende avond dronken was en dat hij niks meer weet van hetgeen er die avond is gebeurd. Wel heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij zichzelf herkend op de camerabeelden van de pintransacties met de pinpas van [aangever] en dat hij daar dus kennelijk wel bij betrokken is geweest. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de aan de verkrachting direct voorafgaande beroving van het [aangever] ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen. Dit betekent dat verdachte in ieder geval kort voorafgaand aan de verkrachting in het gezelschap van het slachtoffer is geweest. Voorts verklaren zowel het [aangever] als mededader [medeverdachte] dat verdachte vervolgens alleen met het slachtoffer is achtergebleven waarna, aldus het slachtoffer, de verkrachting heeft plaatsgevonden. Nu verdachte aangeeft dat hij ten gevolge van zijn dronkenschap niet weet wat er die avond heeft plaats gevonden, heeft hij de aangifte niet kunnen weerspreken en laat hij daarmee de mogelijkheid open dat hij zich aan de verkrachting heeft schuldig gemaakt.
Verdachte heeft voorts geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA materiaal in de onderbroek van het slachtoffer.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en het feit dat verdachte geen enkele aannemelijke verklaring heeft afgelegd voor de aanwezigheid van celmateriaal aan de achterkant en in de binnenkant van de onderbroek van [aangever], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen onder parketnummer 15/713254-13 heeft begaan.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
T.a.v. parketnummer 15/703270-13
hij op 29 juni 2013 in de gemeente Hoorn NH tezamen en in vereniging met een ander, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en een telefoontoestel, toebehorende aan genoemde [aangever],
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [aangever] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
-die [aangever] heeft/hebben vastgepakt en van diens fiets hebben/heeft afgetrokken en
-die [aangever] hebben/heeft toegevoegd: "Ik wil geld" en "ik wil cash" en "ga pinnen" en "ik sla je tanden zo hard uit je bek, dat ze uit je reet komen", en
-die [aangever] meermalen tegen diens hoofd en elders tegen diens lichaam hebben/heeft gestompt en geschopt en
-die [aangever] hebben/heeft vastgepakt, meegetrokken en gedwongen mee te lopen en tegen diens lichaam geduwd;
T.a.v. parketnummer 15/713254-13
hij op 29 juni 2013 in de gemeente Hoorn NH door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [aangever] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever], hebbende verdachte
-zijn penis gebracht in de mond van die [aangever] en
-zijn penis gebracht in de anus van de [aangever] en
-een of meer vingers gebracht in de anus van die [aangever] en
-die [aangever] zijn, verdachtes, anus en balzak doen likken
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat [aangever] voorafgaand aan en/of tijdens bovengenoemde handelingen door verdachte en/of [medeverdachte]
-van zijn fiets was getrokken en
-was vastgehouden en
-meermalen was gestompt en
-was meegetrokken en
-was geschopt en
-van zijn portemonnee en bankpas en geld was beroofd en
-de woorden was toegevoegd dat hij moest luisteren en een voet in zijn reet zou krijgen en de tanden uit zijn bek zouden worden geslagen en dat hij niet zou worden gestoken, maar dat er andere plannen waren en dat hij mee moest lopen en je moet niets proberen, er zitten overal mensen en wat jouw voorouders met mijn voorouders hebben gedaan, ga ik nu met jou doen, althans telkens woorden van dergelijke dreigende strekking
en aldus verdachte misbruik heeft gemaakt van de verwarde en gedesoriënteerde toestand van [aangever] en voor die [aangever] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. parketnummer 15/703270-13
de voortgezette handeling van
afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
T.a.v. parketnummer 15/713254-13
verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met de aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de per november 2012 gewijzigde richtlijn voor het Openbaar Ministerie. Als gevolg van die wijziging dient bij verkrachting niet langer een gevangenisstraf van 24 maanden, maar van 36 maanden als uitgangspunt voor de strafeis te gelden. In deze zaak is voorts sprake van strafverzwarende omstandigheden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, nu zij vrijspraak bepleit van de verkrachting, gezien de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, nog slechts een geheel voorwaardelijk strafdeel dient te worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de straf gematigd dient te worden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij het zeventienjarige slachtoffer op gewelddadige wijze van zijn fiets werd afgetrokken en geld van hem werd geëist. Omdat het slachtoffer geen geld bij zich had, werd het slachtoffer meegetrokken en gedwongen om geld te gaan pinnen. Vervolgens werd het slachtoffer gedwongen zijn telefoon af te geven. Door verdachte en zijn mededader werd grof geweld tegen het slachtoffer gebruikt. De beroving stopte op het moment dat de mededader wegging. Verdachte bleef alleen achter met het slachtoffer en dwong hem om de bosjes in te gaan alwaar hij werd verkracht. Op grove en gewelddadige wijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zoals blijkt uit de door zijn moeder voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring heeft het handelen van verdachte bij het slachtoffer langdurige gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht en is het slachtoffer daarvoor nog steeds onder behandeling.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van vermogensdelicten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het psychologische Pro Justitia rapport, gedateerd 16 augustus 2013, opgesteld door [naam 1], klinisch psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte beknopte voorlichtingsrapport gedateerd 8 juli 2013 van [naam 2] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 augustus 2013 van [naam 3] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Het bovengenoemde Pro Justitia rapport van psycholoog [naam 1], waarin alleen een verband tussen de ten laste gelegde beroving en eventueel aanwezige psychische problematiek is onderzocht, houdt – kort gezegd- het volgende in:
Op basis van het onderzoek is niet gebleken dat betrokkene lijdende is aan ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van betrokkene worden vastgesteld, dit was dus ook niet het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Er is geen psychische problematiek vastgesteld. Geadviseerd wordt om betrokkene te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar.
Het is niet mogelijk om vanuit gedragskundig perspectief gefundeerde uitspraken te doen over de kans op herhaling van soortgelijke delicten als het tenlastegelegde (indien bewezen). Verdachtes vermogen om keuzes en (morele en rationele) afwegingen te maken, (agressieve) impulsen, behoeftes en verlangens te reguleren en te controleren, innerlijk overleg te plegen, de consequenties van zijn handelen te overzien, en te kiezen voor maatschappelijk acceptabele gedragsalternatieven, werd immers ten tijde van het tenlastegelegde niet aantoonbaar aangetast op basis van psychopathologie.
Gezien de combinatie van zijn cognitieve minder sterke kanten, de persoonlijkheidseigenschappen van verdachte, de verwaarlozing die hij in het gezin van herkomst heeft doorgemaakt en de onvermijdelijke ‘achterstand’ die hij als immigrant heeft op de NL cultuur zal hij waarschijnlijk hulp nodig hebben op verschillende gebieden (administratie, hulp vragen bij hulpinstanties, verblijfsdocumenten en uitkering regelen) bij het opbouwen van een stabiel en zinvol maatschappelijk bestaan. Hij zou tevens baat kunnen hebben bij een psychologische behandeling waarin hij zijn roerige levensloop rustig op een rij kan zetten en pijnlijke situaties uit het verleden kan proberen te verwerken. Hij kan hiervoor zelf hulp zoeken binnen een niet-strafrechtelijk kader, bijvoorbeeld bij een GGZ-instelling en DNOdoen waar verdachte al begeleiding ontving. Middelengebruik is een punt van aandacht als hij in toekomst door instanties begeleid zou gaan worden.
In het adviesrapport van [naam 3] van Reclassering Nederland, van 21 augustus 2013 worden de volgende bevindingen vermeld:
De sociaal, maatschappelijke omstandigheden van verdachte kunnen worden geduid als zeer ongunstig. Hij heeft geen dagbesteding, geen inkomen en geen vaste woonruimte. Financiële problemen, verblijfspapieren kwijt, geen contact met 5 jarige dochter. Er is sprake van een steunsysteem in de vorm van contact met broer, zijn vriendin en DNO te Hoorn. Het valt op dat verdachte nauwelijks problemen ervaart. Zijn hulpvraag is uitsluitend gericht op het verkrijgen van stabiele huisvesting.
Uit het overleg met de forensisch rapporteur blijkt er bij verdachte geen psychische stoornis kan worden vastgesteld en dat hij zodoende volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht voor de beroving die hem ten laste wordt gelegd.
Uit het afgenomen Risc onderzoek komt naar voren dat er een hoog/gemiddelde kans op recidive is. de kans op delictgedrag wordt vooral bepaald door de zorgelijke maatschappelijke omstandigheden waarin verdachte verkeert.
Nu verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een observatie in het Pieter Baan Centrum en slechts bovenvermelde adviezen voorliggen zal de rechtbank gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur opleggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Namens de benadeelde partij [aangever] heeft de gemachtigde van de benadeelde partij mr. L.M. Wagemaker, advocaat te Hoorn, na wijziging een vordering tot schadevergoeding van € 7.726,88 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
- € 150,00 wegens inbeslaggenomen maar niet teruggegeven kleding;
- € 171,94 wegens gederfde inkomsten;
- € 169,99 wegens gemaakte reiskosten;
- € 20,00 wegens gemaakte telefoonkosten (forfaitair);
- € 20,00 wegens door de daders gepind geld;
- € 237,95 wegens afgenomen telefoon, beltegoed en beschermfolie;
- € 493,00 wegens calamiteitenverlof moeder;
- € 11.00 wegens inbeslaggenomen en niet teruggegeven handvatten van de fiets;
- € 11,00 wegens aanschaf van een nieuw fietsslot;
- € 7,00 wegens sigaretten en een aansteker en
- € 435,00 wegens EMDR-therapie.
In totaal vordert de benadeelde partij € 1.726,88 aan materiële schade.
De gestelde immateriële schade bestaat uit:
- € 1.000,00 ten aanzien van de beroving en
- € 5.000,00 ten aanzien van de verkrachting.
7.1.
T.a.v. parketnummer 15/703270-13
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 780,88 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/703270-13 bewezen verklaarde feit. De schade bestaat uit:
- € 150,00 wegens inbeslaggenomen maar niet teruggegeven kleding;
- € 171,94 wegens gederfde inkomsten;
- € 169,99 wegens gemaakte reiskosten;
- € 20,00 wegens gemaakte telefoonkosten (forfaitair);
- € 20,00 wegens door de daders gepind geld;
- € 237,95 wegens afgenomen telefoon, beltegoed en beschermfolie en
- € 11,00 wegens aanschaf van een nieuw fietsslot.
Aangezien moeder geen rechtstreeks belanghebbende is, is naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schadepost “calamiteitenverlof moeder” het rechtstreeks gevolg is van het onder 15/703270-13 bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van de schadeposten “inbeslaggenomen en niet teruggegeven handvatten van de fiets” en “sigaretten en een aansteker” een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Een vergoeding van de immateriële schade ad € 1.000,00 ten aanzien van de beroving komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1.780,88, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/703270-13 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
T.a.v. parketnummer 15/713254-13
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 435,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/713254-13 bewezen verklaarde feit. De schade bestaat uit € 435,00 wegens EMDR-therapie.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 4.000,00 billijk voor. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen om hetgeen in soortgelijke zaken als vergoeding wordt opgelegd.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 4.435,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/713254-13 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 47, 56, 312, 317 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/703270-13 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 15/713254-13 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder parketnummer 15/703270-13 bewezen verklaarde feit en het onder parketnummer 15/713254-13 bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.780,88 (een duizend zevenhonderd en tachtig euro en acht en tachtig cent), bestaande uit € 780,88 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.780,88 (een duizend zevenhonderd en tachtig euro en acht en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.435,00 (vierduizend vierhonderd en vijf en dertig cent), bestaande uit € 435,00 voor de materiële en € 4.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.435,00 (vierduizend vierhonderd en vijf en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
54 (vierenvijftig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
14 maart 2014.
mr. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013067698-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 1 juli 2013, p. 72.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013067698-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 1 juli 2013, p. 73.
4.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013067698-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 1 juli 2013, p. 74.
5.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10HR 2013067698-35, inhoudende de verklaring van [aangever] van 10 juli 2013, p. 80.
6.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013067698-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 1 juli 2013, p. 74.
7.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 2 juli 2013 betreffende [aangever] (ongenummerd).
8.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10DK 2013067698-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 1 juli 2013, p. 74.
9.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013067698-2, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 1] van 2 juli 2013, p. 92.
10.Proces-verbaal met nummer 20130709 1044 2097, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 1] van 9 juli 2013, p. 94.
11.Proces-verbaal met nummer PL10DK 2013067698-8, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2] van 4 juli 2013, p. 107.
12.Proces-verbaal met nummer 20130706 0914 2097, inhoudende het 3e verhoor van [medeverdachte] van 6 juli 2013, p. 37-38.
13.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 36.
14.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 37.
15.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 38.
16.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 39.
17.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 40.
18.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013066900-1, inhoudende de verklaring van [aangever] van 17 juli 2013, p. 41.
19.Proces-verbaal met nummer PL10RR 2013066900-16, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] van 19 juli 2013, p. 89.
20.Proces-verbaal met nummer PL10RR 2013066900-7, inhoudende van bevindingen van [verbalisant 4] van 26 juli 2013, p. 108.
21.Proces-verbaal met nummer PL10RR 2013066900-7, inhoudende van bevindingen van [verbalisant 3] van 4 juli 2013, p. 102-103.
22.Rapport NFI van 26 november 2013, p. 2.
23.Rapport NFI van 12 februari 2014, p. 3.
24.Rapport NFI van 12 februari 2014, p. 4.