ECLI:NL:RBNHO:2014:4393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
15/746290-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en uitvoering van een plof- en ramkraak bij de [X] Bank in Julianadorp

Op 7 mei 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de voorbereiding van een plof- en ramkraak op 21 december 2012 bij de [X] Bank in Julianadorp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen van de plof- en ramkraak, wel schuldig is aan de voorbereidingshandelingen. De verdachte had een Volkswagen Golf geprepareerd, die gebruikt werd bij de plof- en ramkraak. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op tape op de bumper van de auto, wat een sterke aanwijzing voor zijn betrokkenheid vormde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte moest hebben geweten dat de auto werd klaargemaakt voor een plof- en ramkraak, gezien de specifieke aanpassingen aan de auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op en wees de vordering van de benadeelde partij toe, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade door de plof- en ramkraak. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 62.540,00, die de verdachte aan de benadeelde partij moest betalen. De rechtbank overwoog dat de voorbereidingshandelingen van de verdachte in nauw verband stonden met de schade die de benadeelde partij had geleden, en dat de verdachte zich niet bekommerde om de gevolgen van zijn daden voor anderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/746290-13 (P)
Uitspraakdatum: 7 mei 2014
Tegenspraak
(gemachtigd raadsman)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van wat de raadsman van verdachte, mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
PRIMAIR (plofkraak te Julianadorp)
hij op of omstreeks 21 december 2012 te Julianadorp, gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 21 december 2012 te Julianadorp, gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een auto de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
SUBSIDIAIR (voorbereiding plofkraak te Julianadorp)
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2012 tot en met 21 december 2012 te Julianadorp, gemeente Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/ 311 van het Wetboek van Strafrecht (plofkraak te Julianadorp)
(namelijk: het op 21 december 2012 opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat van de [X]-bank te Julianadorp, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of
het op 21 december 2012 met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat van de [X]-bank te Julianadorp weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking)
opzettelijk een (ram)auto (Volkswagen Golf) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, immers heeft hij, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, de bumper van die auto (Volkswagen Golf) opengemaakt/geprepareerd en/of die auto voorzien van een ramconstructie en/of een ronde buis op het chassis van die auto gelast.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 21 december 2012 omstreeks 03.22 uur heeft bij de [X] Bank aan de Drooghe Bol 1043 te Julianadorp een geslaagde plof- en ramkraak plaatsgevonden. De daders hebben de kluis van de pinautomaat opgeblazen en de deur naar de kluisruimte open geramd met een Volkswagen Golf. Er is een aanzienlijk geldbedrag weggenomen terwijl er grote schade werd aangericht. De daders zijn gevlucht.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zowel van het primair als van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd (medeplegen van de plof- en ramkraak) en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het DNA-materiaal van verdachte, dat is aangetroffen op de tape op de bumper van de Volkswagen Golf die is gebruikt bij de plof- en ramkraak, vormt het enige aanknopingspunt dat verdachte als dader betrokken zou zijn geweest bij het primair ten laste gelegde. Hoewel dit DNA-spoor een sterke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van verdachte bij deze plof- en ramkraak, sluit dit DNA-bewijs op zichzelf beschouwd niet alle redelijke twijfel uit dat het verdachte is geweest die dit feit alleen of met anderen heeft begaan. Bij het ontbreken van enig steunbewijs om verdachte als dader van de primair ten laste gelegde plof- en ramkraak aan te merken, is de rechtbank dan ook met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 21 december 2012 om 03.26 uur werd door verbalisanten een donkere Volkswagen voor de [X] Bank aan de Drooghe Bol in Julianadorp aangetroffen. De auto stond met zijn neus in de richting van de pinautomaat. Er kwamen vlammen uit de auto. Omwonenden verklaarden dat zij een ontploffing hadden gehoord en meerdere personen hadden zien vertrekken in een donkere personenauto met gedoofde lichten. [2] Op de voor de bank aangetroffen Volkswagen, type Golf, waren geen kentekenplaten aanwezig. Wel werd er op de grond aan de linkerzijde naast de Volkswagen Golf een losse kentekenplaat aangetroffen, aan de achterzijde voorzien van witte tape en aan de voorzijde de letter “F”. De geldautomaat was grotendeels vernield. Het binnenwerk van de automaat met het toetsenbord en het computerbeeldscherm hing deels uit de ombouw, waardoor van buitenaf in de kluisruimte gekeken kon worden. Op het trottoir nabij de deuropening van de hal naar de kluisruimte lag een circa 43 cm lange metalen buis. De buis werd door een van de verbalisanten herkend als een buis zoals die gebruikt wordt bij het van buitenaf via de gelduitgifte opening van een geldautomaat naar binnen brengen van acetyleengas en zuurstof teneinde een ontploffing teweeg te brengen (plofkraak). De schade aan de geldautomaat had overeenkomsten met de schade zoals die zou kunnen ontstaan door een explosie ten gevolge van het inbrengen van een explosief mengsel. De deur naar de hal van de kluisruimte had aan de buitenkant onderaan een indrukbeschadiging en lag op zijn kant. Gelet op de vorm en de indruk van deze beschadiging zou deze mogelijk veroorzaakt kunnen zijn door het met een hoekvormig voorwerp rammen van de buitendeur. Het is deze verbalisant ambtshalve bekend dat bij ram- en plofkraken gebruikte voertuigen soms geprepareerd worden met een ijzeren constructie om daarmee de toegangsdeur tot een kluisruimte te forceren. De wanden van de ruimte waar de kluis en de geldautomaat zich bevonden, waren ontzet. De kluisdeur was opengesprongen en de zich in de kluis bevindende geldcassettes waren deels vernield dan wel niet aanwezig. Op de vloer voor de kluis lag een gelduitgifte lade met aan de randen verschroeid papiergeld. [3]
Op 2 januari 2013 is door[medewerker] namens [X] Bank aangifte gedaan. Kennelijk was de toegangsdeur naar de hal van de kluis ruimte open geramd met de voor de bank in brand staande zwarte Volkswagen Golf. Tevens bleek dat als gevolg van de ontploffing de geldautomaat zwaar was beschadigd, de kluisdeur van deze geldautomaat was geopend en dat een geldbedrag uit de kluis was weggenomen. [4]
Onderzoek van de Volkswagen Golf leverde het volgende op. Aan de linkerzijde in de voorbumper van de Volkswagen Golf was een opening te zien, waarschijnlijk veroorzaakt door een deel van de bumper in te zagen waardoor dat gedeelte omgebogen kon worden. Het deel was met zwarte tape teruggeplaatst op de oorspronkelijke plek. Het vastgemaakte bumperdeel met daarop het tape werd veiliggesteld. Achter de opening was een deel uit het zelfdragende carrosserie gehaald en op deze plaats was een ronde buis op het chassis gelast. Deze buis had een buitenwerkse diameter van ongeveer acht centimeter. Het was mogelijk om een voorwerp met een cilindrische vorm van ongeveer zes centimeter in de buis te plaatsen. Onder de motorkap werd bij de accu een met zwarte tape omringde verdeelkast aangetroffen. De verdeelkast zat middels elektriciteitsdraden aan de polen van de accu verbonden. Uit de achterzijde van de verdeelkast liepen elektriciteitsdraden naar de binnenzijde van de auto. De auto was op 14 oktober 2012 in[plaats] gestolen. [5]
Het veiliggestelde bumperdeel met daarop het tape is bemonsterd. Op de randen van een deel van de bumper en de rugzijde van een stuk tape van een deel van de bumper is een onvolledig DNA-profiel aangetroffen. Dat profiel matcht met dat van verdachte, echter zonder dat daarbij een matchkans wordt berekend.
Op het (opgeknipte) stuk tape van een deel van de bumper is een volledige DNA-profiel aangetroffen, dat geheel matcht met dat van verdachte, waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA profiel kleiner is dan één op één miljard. [6]
4.5.
Bewijsoverweging
Uit bovenstaande redengevende feiten en omstandigheden volgt dat de kans extreem groot is dat het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op het opgeknipte stuk tape dat op de bumper van de Volkswagen Golf zat. De tape is gebruikt om het ingezaagde bumperdeel weer terug te plaatsen op zijn oorspronkelijke plek. Achter de plek waarop de bumper is ingezaagd was een deel uit de zelfdragende carrosserie gehaald en op deze plaats was een ronde buis op het chassis gelast. Het was mogelijk een (ram)voorwerp in deze buis te plaatsen. De specifieke plek waar de tape is aangetroffen en de wijze waarop de auto was aangepast, passen volledig bij een plof- en ramkraak. Verdachte heeft tegenover de politie geen enkele verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA-profiel op het opgeknipte stuk tape op de bumper.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte zelf dat stuk tape op de bumper heeft aangebracht. Gezien de zeer specifieke manier waarop aan de auto is gewerkt, kan het niet anders zijn dan dat verdachte moet hebben geweten dat de auto werd klaargemaakt voor een plof- en ramkraak.
De rechtbank gaat voorbij aan het eerst ter zitting gevoerde verweer van de raadsman dat verdachte vaak aan brommers knutselt en bij die gelegenheid mogelijk de tape heeft vastgehad. Ook het verweer dat verdachte de tape mogelijk ergens op straat, waar de Volkswagen geparkeerd heeft gestaan, heeft aangeraakt acht de rechtbank onaannemelijk gezien de specifieke plek waar de tape is aangebracht. Hoewel een alternatief scenario voor het aantreffen van het DNA-profiel in theorie denkbaar is, is dat in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Voorts gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de raadsman dat het Gerechtshof te Amsterdam de voorlopige hechtenis van verdachte heeft opgeheven, zodat het niet anders kan zijn dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De beslissing van het Gerechtshof bevat geen motivering die heeft geleid tot het opheffen van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank gaat ervan uit dat dat is gebeurd wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. Het bevel gevangenhouding was echter, net als het bevel bewaring, gebaseerd op het primair ten laste gelegde feit en niet op de voorbereidingshandelingen van de plof- en ramkraak, die de rechtbank in het onderhavige geval bewezen acht.
4.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 14 oktober 2012 tot en met 21 december 2012 in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/ 311 van het Wetboek van Strafrecht (plofkraak te Julianadorp)
namelijk:
het op 21 december 2012 opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat van de [X]-bank te Julianadorp, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was
en
het op 21 december 2012 met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte uit een geldautomaat van de [X]-bank te Julianadorp weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen door middel van braak,
opzettelijk een (ram)auto (Volkswagen Golf) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft vervaardigd, immers heeft hij de bumper van die auto (Volkswagen Golf) geprepareerd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op een zodanige wijze prepareren van een gestolen auto, waardoor deze auto geschikt werd om gebruikt te worden bij een plof- en ramkraak. Die plof- en ramkraak heeft vervolgens plaatsgevonden bij de [X] Bank in Julianadorp. Verdachte is daarmee schuldig aan voorbereidingshandelingen van een plof- en ramkraak. Bij die plof- en ramkraak is veel schade toegebracht aan het gebouw van de [X] en is een grote hoeveelheid geld gestolen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de auto heeft geprepareerd. Dergelijke plof- en ramkraken zijn immers niet mogelijk zonder geprepareerde auto. Door de explosie was gevaar voor de goederen in de directe nabijheid van de kluis en de bevoorradingsruimte te duchten. Door het verrichten van voorbereidingshandelingen met als doel het uitvoeren van een plof- en ramkraak heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een plof- en ramkraak aan eigendommen van anderen wordt aangebracht. Bovendien zorgt een plof- en ramkraak naast angst voor een gasontploffing, ook voor onrustgevoelens en ergernis bij direct omwonenden en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens- en geweldsdelicten (onherroepelijk) tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Verder is er weinig over verdachte bekend. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen om de rechtbank in te lichten over zijn persoonlijke omstandigheden. Er zijn geen rapportages opgemaakt. Uit het dossier blijkt dat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij soms bij zijn vader in Almere of bij zijn moeder in Amsterdam verblijft en dat hij twee dagen per week zwart werkt, waarmee hij vijftig euro per dag verdient. Verdachte zou geen drugs meer gebruiken. Wel is er sprake van schulden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken welke straf aan (mede)daders van een plof- en ramkraak worden opgelegd en gemeend dat de aan verdachte op te leggen straf gezien de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen onder de aan een dader van een plof- en ramkraak op te leggen straf dient te blijven.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[medewerker] heeft namens de benadeelde partij [X] Nederland N.V. een vordering tot schadevergoeding van € 64.540,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- gestolen bankbiljetten € 34.540,00
- schade aan het pand en de geldautomaat € 28.000,00
- schade aan de naastgelegen geldautomaat € 2.000,00
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering integraal zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen nu de schade niet aan verdachte is toe te rekenen in geval van een veroordeling van het subsidiair ten laste gelegde. Bovendien is de schade niet onderbouwd. Er is geen specificatie van de ontvreemde bankbiljetten. Evenmin is de schade aan het pand onderbouwd. Bovendien is niet aangeven voor welk bedrag het pand in de boeken bij de [X] staat.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen en de gepleegde plof- en ramkraak in een zodanig nauw verband met elkaar staan, dat de door verdachte gepleegde voorbereidingshandelingen rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade hebben veroorzaakt als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. Zonder de bij de plof-en ramkraak gebruikte geprepareerde auto zou het niet mogelijk zijn geweest om de plof- en ramkraak te plegen.
De vordering zal als volgt worden toegewezen:
- gestolen bankbiljetten € 34.540,00
- schade aan het pand en de geldautomaat
€ 28.000,00
Totaal € 62.540,00
Uit de stukken van het dossier (waaronder foto’s van de plaats delict, die ook ter zitting zijn vertoond) valt af te leiden dat er bankbiljetten zijn gestolen en dat er schade aan het pand en de geldautomaat is ontstaan. Al direct bij de aangifte is het bedrag van de gestolen bankbiljetten gespecificeerd en de overige schade volgt uit het voor de benadeelde partij opgemaakte schaderapport. Het enkele verweer dat de door de benadeelde partij gestelde schade niet is onderbouwd, is een onvoldoende gemotiveerde betwisting van die stelling. De gestelde schade staat daarmee vast.
Hoewel de daders van de plof- en ramkraak tot heden niet bekend zijn, zal de rechtbank de vordering toch hoofdelijk toewijzen. Mochten de daders van de plof- en ramkraak achterhaald worden, dan blijft de mogelijkheid bestaan dat ook aan hen de vordering tot vergoeden van de schade hoofdelijk wordt opgelegd. Indien de schade door (een van de) daders van de plof- en ramkraak geheel of gedeeltelijk wordt betaald, zal verdachte in zoverre zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schadepost van € 2.000,00 aan de geldautomaat van een naastgelegen pand het rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: voorbereidingshandelingen voor een plof- en ramkraak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 46, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.6 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[X] Nederland N.V.,[Adres slachtoffer], [woonplaats slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 62.540,00(zegge tweeënzestigduizend vijfhonderdveertig euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [X] Nederland N.V. voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de daders van de plofkraak is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [X] Nederland N.V.,[Adres slachtoffer], [woonplaats slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 62.540,00 (zegge tweeënzestigduizend vijfhonderdveertig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
326 (driehonderdzesentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de daders van de plof- en ramkraak aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2014.
Mr. Saarloos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal met nummer PL10DH 2012140482-2 van 21 december 2012 inhoudende de bevindingen van verbalisanten R.[verbalisant 1] en E.M.W.[verbalisant 2], dossierpagina’s 17 en 18.
3.Het proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL10RO 2012140482-4 van 26 januari 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisant B.[verbalisant 3], dossierpagina’s 25 en 26.
4.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL10SW 2012140482-1 van 2 januari 2013 met als bijlage een geschrift, zijnde een aangifteformulier van de [X] Bank, gedateerd 2 januari 2013 en ondertekend door[medewerker] (dossierpagina’s 77, 79 en 80).
5.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL17DO 2012505360-1 van 15 oktober 2012 inhoudende de verklaring van[betrokkene] (dossierpagina 69).
6.Een geschrift, zijnde het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met zaaknummer 2013.02.01.030, gedateerd 12 maart 2013 en opgesteld door drs. B.J. Blankers (dossierpagina’s 86 en 87).