ECLI:NL:RBNHO:2014:4280
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van heroïne op Schiphol door verdachte uit Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 februari 2014 op Schiphol werd aangehouden met 1,93 kilogram heroïne in zijn bagage. De verdachte, afkomstig uit Roemenië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, arriveerde met vlucht KL 537 vanuit Oeganda. Tijdens een douanecontrole werd in zijn colbertjasje een plastic zakje met een poederachtige substantie aangetroffen, dat positief testte op heroïne. De verdachte werd aangehouden en de substantie werd later bevestigd als heroïne door het Nederlands Forensisch Instituut.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte verklaarde aanvankelijk dat hij dacht wiet te vervoeren, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank wees op de onwaarschijnlijkheid dat iemand vanuit Oeganda wiet naar Nederland zou vervoeren, gezien de bekendheid van Nederland als wietproducerend land. Bovendien had de verdachte eerder verklaard dat hij wist dat hij heroïne vervoerde, wat zijn latere verklaring ondermijnde.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en blanco strafblad. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte opzettelijk heroïne had ingevoerd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.