ECLI:NL:RBNHO:2014:4279
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring invoer van cocaïne te Schiphol met verwerping van verweer onrechtmatige inbewaringstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd tijdens de terechtzitting, en de rechtbank heeft zich gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van aanhouding en onderzoek, en een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, en de verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke straf, verwijzend naar de onduidelijkheid rondom de inbewaringstelling van de verdachte. De rechtbank heeft echter het verweer van de raadsvrouw verworpen, omdat er ernstige bezwaren waren op het moment van inbewaringstelling, en de verdachte had cocaïne in zijn lichaam vervoerd.
De rechtbank heeft de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de gevolgen voor de gezondheid van personen in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de toepasselijke artikelen van de Opiumwet genoemd in haar beslissing.