ECLI:NL:RBNHO:2014:4274
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring invoer van cocaïne te Schiphol met onvoorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 januari 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 2641,4 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van aanhouding en een rapport van het Douanelaboratorium.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit opzettelijk handelen in strijd is met de Opiumwet. De verdachte is strafbaar verklaard, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. L. Dolfing, gevolgd, die een gevangenisstraf van 28 maanden had geëist. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een blanco strafblad heeft en recent vader is geworden. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de ernst van het feit en de hoeveelheid cocaïne die is ingevoerd, zwaarwegend zijn en dat er geen aanleiding is om van de strafeis af te wijken.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. D. Gruijters als voorzitter, en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A. Keulers. Mr. E.C. Smits was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.