ECLI:NL:RBNHO:2014:4239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
15/840073-13 (onderzoek Curaçao)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne via Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte en zijn medeverdachten hebben verricht om de invoer van ongeveer 1.967 gram cocaïne op 28 juni 2013 te faciliteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere sms-berichten en telefoongesprekken tussen de verdachte en medeverdachten zijn geanalyseerd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland, waarbij hij fungeerde als contactpersoon tussen de opdrachtgevers en de bagagemedewerker op Schiphol. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als essentieel beschouwd in het invoertraject, ondanks dat deze relatief gering was in vergelijking met die van zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen drugshandel en de bescherming van de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840073-13 (onderzoek Curaçao)
Uitspraakdatum: 6 mei 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
22 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1.967,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Haarlem en/of Nieuwegein en/of (elders) in Nederland en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een of meer) anderen (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de vertrek- en/of aankomstdata en/of -tijden van (een) vliegtuig(en) en/of de locatie van (een) vliegtuig(en) op Schiphol en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden (van een luchthavenmedewerker) gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer en/of de bergplaats van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (buiten de reguliere werktijden) het beveiligde gebied van Airside op Schiphol betreden en/of
- ( meermalen) aan boord van een vliegtuig gegaan om verdovende middelen te traceren en/of - (meermalen) aan boord van een vliegtuig foto's en/of (een) filmbestand(en) gemaakt van verstop/bergplaatsen van verdovende middelen en/of
- ( meermalen) foto's en/of filmbestanden van verstopplaatsen van verdovende middelen en/of (locaties) van vliegtuigen verstuurd en/of ontvangen en/of voorhanden gehad en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt omtrent het ontvangen en/of geven van een of meer geldbedragen en/of beloningen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
3.3.1. Telecommunicatie
In het onderzoek Curaçao zijn verschillende telefoon- en Imei-nummers naar voren gekomen. Alvorens het zaakdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [verdachte]:
Het telefoonnummer [-2899] en het Imei-nummer [-2950] zijn in gebruik bij [verdachte]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [verdachte] betreft. [2] Nu door en namens hem niet is betwist dat dit telefoonnummer en dit Imei-nummer aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de gesprekken en sms-berichten met deze nummers, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken en sms-berichten aan [verdachte] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 1]:
De telefoonnummers [-5778] en [-2159] zijn in gebruik bij [medeverdachte 1]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [medeverdachte 1] betreft. [3] Door en namens [medeverdachte 1] is betwist dat hij de ontvanger en verzender is van tenminste een deel van de sms-berichten welke zijn verstuurd en ontvangen met het telefoonnummer [-2159] nu de telefoon ook in handen zou zijn geweest van een ander. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte [verdachte] op 24 juni 2013 om 18:19 uur een sms-bericht stuurt naar de gebruiker van het nummer [-2159] inhoudende: “Ben onderweg naar jou.” [4] waarna uit observatie van 24 juni 2013 om 18:46 uur blijkt dat door het observatieteam wordt gezien dat voor het GBA adres van [medeverdachte 1], te weten [adres], een ontmoeting plaatsvindt tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. [5] Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook de bedoelde sms-berichten, waarvan wordt betwist dat deze door [medeverdachte 1] zijn verstuurd dan wel ontvangen, aan [medeverdachte 1] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [-3730] is in gebruik bij [medeverdachte 2]. [6] Nu door hem is erkend dat dit telefoonnummer aan hem toebehoort en hij niet heeft betwist dat hij deelnemer is aan de gesprekken met dit telefoonnummer, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken aan [medeverdachte 2] toeschrijven.
3.3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij zich op 28 juni 2013 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 1.967,0 gram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao, opgemaakt op 18 september 2013.
Op 21 juni 2013 om 16:25 stuurt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar [verdachte] waarin hij tegen [verdachte] zegt: “Kijk voor volgende week voor ap.” [7] [verdachte] vindt dit goed. [8]
Op 22 juni 2013 om 00:17 en 00:22 uur stuurt [medeverdachte 1] twee sms-berichten naar [verdachte]. Hierin geeft hij [verdachte] het volgende door: “Gap heb de pics net gekrijgen de jongens hebben de tap weg gehaald en niets terug gezet.” [9] (…) “Ok morgen vraag ik om duidelijkheid hij heeft geen tap he daar.” [10] (…) “Ok maar daar hebben ze geen tap he.” [11] [medeverdachte 1] antwoordt hem om 00:42 uur: “Ze hebben uniform bij gehaald en gwk hebben nieuwe tape gezet en nu zeg c dat vorige keer zefde was praat met ze.” [12]
Op 24 juni 2013 om 15:26 uur geeft [medeverdachte 1] wederom per sms-bericht aan [verdachte] door: “Ze hebben iets gedaan gisteren 2.” [13] (…) “Daarom moet je vertellen.” [14] Om 15:27 uur vraagt [verdachte] per sms-bericht aan [medeverdachte 1]: “Ok maar voor wie is het.” [15] [medeverdachte 1] antwoordt hem direct om 15:28 uur: “Ap vloer maar moet je vertellen.” [16] Hierop spreken zij af om elkaar te ontmoeten, waarna [verdachte] om 18:19 uur sms’t: “Ben onderweg naar jou.” [17]
Op 26 juni 2013 om 16:47 uur geeft [verdachte] per sms-bericht door aan [medeverdachte 1]: “Morgen gaat het 2 uurtjes weer door.” [18] [medeverdachte 1] antwoordt om 16:57 uur: “Dus gaat niet lukken.” [19] [verdachte] reageert hierop dat hij direct daarop terug stuurt: “Nee hij gaat precies met 2 uur weg dus gelijk weer druk.” [20] Een dag later op 27 juni 2013 om 10:29 uur geeft [medeverdachte 1] weer aan [verdachte] door: “Konde niets doen met die vandaag.” [21] [verdachte] reageert om 12:15 uur met het antwoordt: “Nee te kort.” [22] Nog diezelfde avond om 20:53 uur hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] telefonisch contact met elkaar en spreken zij af om elkaar te ontmoeten. [23]
Op 28 juni 2013 om 02:50 uur ‘s nachts geeft [verdachte] per sms-bericht aan [medeverdachte 1] door: “Als goed is blijft staan zij melden mij pas rond 11 uur dan hoor jij ook van mij ok.” [24] Diezelfde ochtend om 10:28 uur belt [verdachte] vervolgens weer naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] geeft aan [verdachte] door dat hij die avond naar het ziekenhuis moet, maar hij gaat zeggen dat hij moet werken en vragen of hij later mag komen, waarop [verdachte] zegt dat hij het hem maar moet laten weten. [25] Diezelfde ochtend om 11:31 en 11:36 uur stuurt [verdachte] twee sms-berichten naar [medeverdachte 1] inhoudende: “Zelfde situatie als laatst td bezig.” [26] (…) “De jongens blijven tot 2 werken en houden in de gaten als kan gaan zij gelijk op.” [27] ’s Middags om 14:50 uur zegt [medeverdachte 1] per sms-bericht tegen [verdachte] dat hij nog niets heeft gehoord [28] , waarop [verdachte] om 14:53 uur aan [medeverdachte 1] doorgeeft: “Ok zelfde situatie toen ze weggingen gaan kijken of later weer naar binnen kunnen.” [29] Hierop vraagt [medeverdachte 1] om 14:55 uur of het is weggebracht of nog steeds in de buurt is [30] , waarop [verdachte] hem om 14:56 uur antwoordt: “Volgens hun weggebracht of staat aan hele andere kant td begon aan gate toen buff vanaf daar is weg.” [31] Om 15:22 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] per sms-bericht: “Vraag ap als ze wel gaan proberen.” [32] [verdachte] reageert om 15:23 uur met het bericht: “Als zij bij kunnen bro dan gaan ze erop.” [33] Hierop wordt [verdachte] om 16:36 uur gebeld door [medeverdachte 2] die aan [verdachte] doorgeeft: “Dus vandaag wordt echt niks dan.” en vraagt aan [verdachte]: “Weet je al, had je al gezien wat ie van het weekend doet allemaal?” [verdachte] zegt dat het wel goed is waarop [medeverdachte 2] vraagt: “Nou, zondag. Goed?” (…) “Dan is het toch geen probleem brother.” (…) “Geen probleem brother, ik moet zondag de hele dag werken daar. Komt goed jongen, maak je geen zorgen.” [34]
Uit het CISS systeem blijkt dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH op 24 juni 2013 om 07:00 uur vanuit Curaçao op Schiphol is aangekomen. Dit zelfde vliegtuig is op 25 juni 2013 en 26 juni 2013 binnen een aantal uren na aankomst weer doorgevlogen naar verschillende andere bestemmingen. Op 27 juni 2013 zou het vliegtuig 2 uur en 10 minuten na binnenkomst weer door vliegen naar een volgende bestemming. Op 28 juni 2013 om 07:30 uur is dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH vanuit Paramaribo op Schiphol aangekomen, waarna het vanaf de gate naar de buffer en vervolgens voor onderhoud naar hangar 11 is verplaatst. [35] Hierop wordt omstreeks 20:20 uur een doorzoeking verricht in voornoemd KLM vliegtuig in hangar 11 te Schiphol Oost. In het achterste gedeelte van het laadruim, de ‘belly’, ter hoogte van de staart van het vliegtuig werd achter een met witte tape afgedicht luik een tas met daarin twee met tape omwikkelde pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [36] De inhoud van de twee aangetroffen pakketten heeft een totaal nettogewicht van 1967,0 gram. [37] Uit onderzoek is gebleken dat het cocaïne betreft. [38]
Ten overstaan van de Kmar heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard als laad- en losmedewerker bij de KLM op de luchthaven Schiphol werkt en dat hij door [verdachte] is benaderd om een ‘Curaçao-kist’ in de gaten te houden. Hij moest kijken wanneer de kist binnenkwam, wanneer de kist naar de Douane ging en of de kist gecheckt werd. [verdachte] had hem gezegd dat er iets op een kist uit Curaçao was gezet en of hij wilde kijken en als er iets was of hij het er dan uit wilde halen. Het zou zich bevinden achter een luikje in de ‘belly’ van het vliegtuig. Voorts had [verdachte] hem gezegd dat het om cocaïne ging en dat hij 20% van de waarde zou krijgen. [39]
3.4. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde feit bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het van boord halen van de zich in het vliegtuig bevindende cocaïne en de doorvoer daarvan in Nederland. Verdachte heeft niet meer gedaan dan het doorgeven van openbare bron informatie afkomstig van de app FlightRadar24 en de website schiphol.nl aan medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘Ap’ en het verzoeken aan [medeverdachte 2] om voor hem dan wel ‘Ap’ een foto te maken van het vliegtuig. Dit alles om de druk van ‘Ap’ weg te nemen, nu deze door anderen werd beschuldigd dat zij zouden zijn bestolen. Aldus heeft verdachte niets te maken met de invoer van de 1,9 kilogram cocaïne in Nederland nu van opzet gericht op de invoer van die cocaïne nimmer sprake is geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer en stelt op grond van het voorgaande allereerst vast dat [medeverdachte 1] op 21 juni 2013 aan [verdachte] vraagt om volgende week voor ‘Ap’ te kijken. Op 24 juni 2013 geeft [medeverdachte 1] aan [verdachte] aan dat ze gister 2 hebben gedaan en dat de tape eraf is gehaald en er nieuw tape op is gezet. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het een KLM vliegtuig met registratie PH-BFH betreft welk vliegtuig op 24 juni 2013 vanuit Curaçao op de luchthaven Schiphol is geland. In de dagen daarna onderhouden [verdachte] en [medeverdachte 1] meermalen contact met elkaar over het in de gaten houden van het vliegtuig en het op een geschikt moment eruit halen van de verdovende middelen. Uit de sms-berichten en tapgesprekken is de rechtbank voorts gebleken dat het niet lukt om de verdovende middelen van het vliegtuig te halen, omdat het vliegtuig elke dag binnen enkele uren na aankomst weer naar een nieuwe bestemming vertrekt waarna [verdachte] op 27 en 28 juni 2013 contact opneemt met Schipholmedewerker [medeverdachte 2] welke de verdovende middelen dient te onderscheppen. Vervolgens wordt op 28 juni 2013 in voornoemd vliegtuig tijdens een doorzoeking 1.967,0 gram cocaïne aangetroffen. Aldus acht de rechtbank gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer in Nederland van 1.967,0 gram cocaïne op 28 juni 2013 via de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft daarbij met name acht geslagen op de opgenomen telefoongesprekken en sms-berichten tussen verdachte en diens medeverdachten. Blijkens de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden staat verdachte enerzijds in contact met een ander bij het transport betrokken persoon, genaamd ‘Ap’ en medeverdachte [medeverdachte 1] en anderzijds onderhoudt hij contact met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] zijnde Schipholmedewerker. Zo hebben verdachte en [medeverdachte 1] handelingen verricht in het benaderen van [medeverdachte 2] teneinde de cocaïne van achter het luikje in de ‘belly’ van het vliegtuig te halen en van het beveiligde gebied van Schiphol verder Nederland in te voeren hetgeen niet is gelukt nu het vliegtuig enkele uren na aankomst weer naar de volgende bestemming vloog en er zodoende te weinig tijd dan wel geen gelegenheid was om het vliegtuig te betreden en de cocaïne te onderscheppen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt voorts uit voornoemde redengevende feiten en omstandigheden dat niet slechts sprake is van het door verdachte doorgeven van openbare bron informatie. Zo geeft verdachte tevens aan Schipholmedewerker [medeverdachte 2] middels het tonen van foto’s gedetailleerd weer waar de cocaïne is verstopt hetgeen ook door [medeverdachte 2] is verklaard.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting geen openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de door hem verstuurde en ontvangen sms-berichten, ontmoetingen en tapgesprekken daarmee niet kunnen wegnemen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 28 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne. De rol van verdachte was hierin gelegen dat hij fungeerde als contact- en tussenpersoon tussen enerzijds een tussenpersoon van de opdrachtgevers/leveranciers van het cocaïnetransport en anderzijds de bagagemedewerker werkzaam op de luchthaven Schiphol welke de verdovende middelen van het vliegtuig diende te halen. Aldus droeg verdachte zorg voor het doorgeven van belangrijke informatie. Verdachte vervulde daarmee weliswaar een geringe rol in vergelijking met die van zijn mededaders, maar deze rol moet niet worden onderschat. Met zijn handelen heeft verdachte immers een wezenlijke bijdrage geleverd ten behoeve van de invoer. Naar het oordeel van de rechtbank vormde verdachte een essentiële schakel in de keten van het invoertraject.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
De rechtbank is derhalve gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel, dat noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aanleiding is om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd en welke (duur van de straf) tevens door de officier van justitie bij requisitoir is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht en
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 6 mei 2014.
Mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [verdachte] d.d. 14 mei 2013 (map 4 – pagina 005-063) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse d.d. 15 maart 2013 (map 4 – pagina 433-440).
3.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 1] d.d. 7 augustus 2013 (map 2 – pagina 587-641) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse [medeverdachte 1] d.d. 1 augustus 2013 (map 2 – pagina 755-763).
4.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 016) en een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
5.Het proces-verbaal observeren maandag 24 juni 2013 d.d. 27 juni 2013 (map 4 – pagina 256-267).
6.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit gebruiker [-3730] d.d. 26 september 2013 (map 2 – pagina 794-836).
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:25 uur (map 3 – pagina 138).
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:46 uur (map 3 – pagina 139).
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:17 uur (map 3 – pagina 140).
10.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:22 uur (map 3 – pagina 143).
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:32 uur (map 3 – pagina 144).
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:42 uur (map 3 – pagina 145).
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:26 uur (map 3 – pagina 146).
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 148).
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 149).
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:28 uur (map 3 – pagina 150).
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
18.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:47 uur (map 3 – pagina 154).
19.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:57 uur (map 3 – pagina 155).
20.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:58 uur (map 3 – pagina 156).
21.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 10:29 uur (map 3 – pagina 157).
22.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 12:15 uur (map 3 – pagina 158).
23.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 27 juni 2013 om 20:53 uur (map 3 – pagina 159).
24.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 02:50 uur (map 3 – pagina 160).
25.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 10:28 uur (map 3 – pagina 161).
26.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:31 uur (map 3 – pagina 162).
27.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:36 uur (map 3 – pagina 164).
28.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:50 uur (map 3 – pagina 165).
29.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:53 uur (map 3 – pagina 166).
30.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:55 uur (map 3 – pagina 167).
31.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:56 uur (map 3 – pagina 168).
32.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:22 uur (map 3 – pagina 169).
33.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:23 uur (map 3 – pagina 170).
34.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 16:36 uur (map 3 – pagina 171).
35.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 029).
36.Het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 174-176) en het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 185-192).
37.Het proces-verbaal van bevindingen uitpakken verdovende middelen zending d.d. 10 juli 2013 (map 3 – pagina 193-195).
38.Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 29 juli 2013, NFI zaaknummer 2013.07.22.147 (map 3 – pagina 202-203).
39.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 september 2013 (map 3 – pagina 329-349).