ECLI:NL:RBNHO:2014:4238

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
15/840112-13 (onderzoek Curaçao)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne via Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte en zijn medeverdachten zouden hebben verricht om de invoer van ongeveer 1.967 gram cocaïne op 28 juni 2013 te faciliteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere sms-berichten en telefoongesprekken tussen de verdachte en zijn medeverdachten zijn meegenomen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte een essentiële rol speelde in de organisatie van de invoer, ondanks dat hij niet de hoofdrol vervulde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer uitgesproken voor de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het overlijden van zijn vrouw, maar heeft desondanks geoordeeld dat een gevangenisstraf passend was gezien de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840112-13 (onderzoek Curaçao)
Uitspraakdatum: 6 mei 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
22 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1.967,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Haarlem en/of Nieuwegein en/of (elders) in Nederland en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een of meer) anderen (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de vertrek- en/of aankomstdata en/of -tijden van (een) vliegtuig(en) en/of de locatie van (een) vliegtuig(en) op Schiphol en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden (van een luchthavenmedewerker) gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer en/of de bergplaats van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (buiten de reguliere werktijden) het beveiligde gebied van Airside op Schiphol betreden en/of
- ( meermalen) aan boord van een vliegtuig gegaan om verdovende middelen te traceren en/of - (meermalen) aan boord van een vliegtuig foto's en/of (een) filmbestand(en) gemaakt van verstop/bergplaatsen van verdovende middelen en/of
- ( meermalen) foto's en/of filmbestanden van verstopplaatsen van verdovende middelen en/of (locaties) van vliegtuigen verstuurd en/of ontvangen en/of voorhanden gehad en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt omtrent het ontvangen en/of geven van een of meer geldbedragen en/of beloningen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
3.3.1. Telecommunicatie
In het onderzoek Curaçao zijn verschillende telefoon- en Imei-nummers naar voren gekomen. Alvorens het zaakdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [verdachte]:
De telefoonnummers [-5778] en [-2159] zijn in gebruik bij [verdachte]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [verdachte] betreft. [2] Door en namens [verdachte] is betwist dat hij de ontvanger en verzender is van tenminste een deel van de sms-berichten welke zijn verstuurd en ontvangen met het telefoonnummer [-2159] nu de telefoon ook in handen zou zijn geweest van een ander. De rechtbank overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 24 juni 2013 om 18:19 uur een sms-bericht stuurt naar de gebruiker van het nummer [-2159] inhoudende: “Ben onderweg naar jou.” [3] waarna uit observatie van 24 juni 2013 om 18:46 uur blijkt dat door het observatieteam wordt gezien dat voor het GBA adres van [verdachte], te weten [adres], een ontmoeting plaatsvindt tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [4] Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook de bedoelde sms-berichten, waarvan wordt betwist dat deze door [verdachte] zijn verstuurd dan wel ontvangen, aan [verdachte] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 1]:
Het telefoonnummer [-2899] en het Imei-nummer [-2950] zijn in gebruik bij [medeverdachte 1]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [medeverdachte 1] betreft. [5] Nu door en namens hem niet is betwist dat dit telefoonnummer en dit Imei-nummer aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de gesprekken en sms-berichten met deze nummers, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken en sms-berichten aan [medeverdachte 1] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [-3730] is in gebruik bij [medeverdachte 2]. [6] Nu door hem is erkend dat dit telefoonnummer aan hem toebehoort en hij niet heeft betwist dat hij deelnemer is aan de gesprekken met dit telefoonnummer, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken aan [medeverdachte 2] toeschrijven.
3.3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij zich op 28 juni 2013 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 1.967,0 gram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao, opgemaakt op 18 september 2013.
Op 21 juni 2013 om 16:25 stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 1] waarin hij tegen [medeverdachte 1] zegt: “Kijk voor volgende week voor ap.” [7] [medeverdachte 1] vindt dit goed. [8]
Op 22 juni 2013 om 00:17 en 00:22 uur stuurt [verdachte] twee sms-berichten naar [medeverdachte 1]. Hierin geeft hij [medeverdachte 1] het volgende door: “Gap heb de pics net gekrijgen de jongens hebben de tap weg gehaald en niets terug gezet.” [9] (…) “Ok morgen vraag ik om duidelijkheid hij heeft geen tap he daar.” [10] (…) “Ok maar daar hebben ze geen tap he.” [11] [verdachte] antwoordt hem om 00:42 uur: “Ze hebben uniform bij gehaald en gwk hebben nieuwe tape gezet en nu zeg c dat vorige keer zefde was praat met ze.” [12]
Op 24 juni 2013 om 15:26 uur geeft [verdachte] wederom per sms-bericht aan [medeverdachte 1] door: “Ze hebben iets gedaan gisteren 2.” [13] (…) “Daarom moet je vertellen.” [14] Om 15:27 uur vraagt [medeverdachte 1] per sms-bericht aan [verdachte]: “Ok maar voor wie is het.” [15] [verdachte] antwoordt hem direct om 15:28 uur: “Ap vloer maar moet je vertellen.” [16] Hierop spreken zij af om elkaar te ontmoeten, waarna [medeverdachte 1] om 18:19 uur sms’t: “Ben onderweg naar jou.” [17]
Op 26 juni 2013 om 16:47 uur geeft [medeverdachte 1] per sms-bericht door aan [verdachte]: “Morgen gaat het 2 uurtjes weer door.” [18] [verdachte] antwoordt om 16:57 uur: “Dus gaat niet lukken.” [19] [medeverdachte 1] reageert met het sms-bericht dat hij direct daarop terug stuurt: “Nee hij gaat precies met 2 uur weg dus gelijk weer druk.” [20] Een dag later op 27 juni 2013 om 10:29 uur geeft [verdachte] weer aan [medeverdachte 1] door: “Konde niets doen met die vandaag.” [21] [medeverdachte 1] reageert om 12:15 uur met het antwoordt: “Nee te kort.” [22] Nog diezelfde avond om 20:53 uur hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] telefonisch contact met elkaar en spreken zij af om elkaar te ontmoeten. [23]
Op 28 juni 2013 om 02:50 uur ‘s nachts geeft [medeverdachte 1] per sms-bericht aan [verdachte] door: “Als goed is blijft staan zij melden mij pas rond 11 uur dan hoor jij ook van mij ok.” [24] Diezelfde ochtend om 10:28 uur belt [medeverdachte 1] vervolgens weer naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] geeft aan [medeverdachte 1] door dat hij die avond naar het ziekenhuis moet, maar hij gaat zeggen dat hij moet werken en vragen of hij later mag komen, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij het hem maar moet laten weten. [25] Diezelfde ochtend om 11:31 en 11:36 uur stuurt [medeverdachte 1] twee sms-berichten naar [verdachte] inhoudende: “Zelfde situatie als laatst td bezig.” [26] (…) “De jongens blijven tot 2 werken en houden in de gaten als kan gaan zij gelijk op.” [27] ’s Middags om 14:50 uur zegt [verdachte] per sms-bericht tegen [medeverdachte 1] dat hij nog niets heeft gehoord [28] , waarop [medeverdachte 1] om 14:53 uur aan [verdachte] doorgeeft: “Ok zelfde situatie toen ze weggingen gaan kijken of later weer naar binnen kunnen.” [29] Hierop vraagt [verdachte] om 14:55 uur of het is weggebracht of nog steeds in de buurt is [30] , waarop [medeverdachte 1] hem om 14:56 uur antwoordt: “Volgens hun weggebracht of staat aan hele andere kant td begon aan gate toen buff vanaf daar is weg.” [31] Om 15:22 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] per sms-bericht: “Vraag ap als ze wel gaan proberen.” [32] [medeverdachte 1] reageert om 15:23 uur met het bericht: “Als zij bij kunnen bro dan gaan ze erop.” [33] Hierop wordt [medeverdachte 1] om 16:36 uur gebeld door [medeverdachte 2] die aan [medeverdachte 1] doorgeeft: “Dus vandaag wordt echt niks dan.” en vraagt aan [medeverdachte 1]: “Weet je al, had je al gezien wat ie van het weekend doet allemaal?” [medeverdachte 1] zegt dat het wel goed is waarop [medeverdachte 2] vraagt: “Nou, zondag. Goed?” (…) “Dan is het toch geen probleem brother.” (…) “Geen probleem brother, ik moet zondag de hele dag werken daar. Komt goed jongen, maak je geen zorgen.” [34]
Uit het CISS systeem blijkt dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH op 24 juni 2013 om 07:00 uur vanuit Curaçao op Schiphol is aangekomen. Dit zelfde vliegtuig is op 25 juni 2013 en 26 juni 2013 binnen een aantal uren na aankomst weer doorgevlogen naar verschillende andere bestemmingen. Op 27 juni 2013 zou het vliegtuig 2 uur en 10 minuten na binnenkomst weer door vliegen naar een volgende bestemming. Op 28 juni 2013 om 07:30 uur is dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH vanuit Paramaribo op Schiphol aangekomen, waarna het vanaf de gate naar de buffer en vervolgens voor onderhoud naar hangar 11 is verplaatst. [35] Hierop wordt omstreeks 20:20 uur een doorzoeking verricht in voornoemd KLM vliegtuig in hangar 11 te Schiphol Oost. In het achterste gedeelte van het laadruim, de ‘belly’, ter hoogte van de staart van het vliegtuig werd achter een met witte tape afgedicht luik een tas met daarin twee met tape omwikkelde pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [36] De inhoud van de twee aangetroffen pakketten heeft een totaal nettogewicht van 1967,0 gram. [37] Uit onderzoek is gebleken dat het cocaïne betreft. [38]
Ten overstaan van de Kmar heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard als laad- en losmedewerker bij de KLM op de luchthaven Schiphol werkt en dat hij door [medeverdachte 1] is benaderd om een ‘Curaçao-kist’ in de gaten te houden. Hij moest kijken wanneer de kist binnenkwam, wanneer de kist naar de Douane ging en of de kist gecheckt werd. [medeverdachte 1] had hem gezegd dat er iets op een kist uit Curaçao was gezet en of hij wilde kijken en als er iets was of hij het er dan uit wilde halen. Het zou zich bevinden achter een luikje in de ‘belly’ van het vliegtuig. Voorts had [medeverdachte 1] hem gezegd dat het om cocaïne ging en dat hij 20% van de waarde zou krijgen. [39]
3.4. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder primair tenlastegelegde medeplegen van invoer van cocaïne. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de ontvanger en verzender is van tenminste een deel van de sms-berichten welke zijn verstuurd en ontvangen met het telefoonnummer [-2159] nu de telefoon ook in handen zou zijn geweest van een ander. Nu de sms-berichten niet aan verdachte kunnen worden toegeschreven kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte enige handeling heeft gepleegd met betrekking tot de invoer van cocaïne in Nederland, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe onder verwijzing naar paragraaf 3.3.1. Telecommunicatie dat dit verweer geen nadere bespreking behoeft nu zij aldaar heeft vastgesteld waarom verdachte als gebruiker van dat telefoonnummer dient te worden beschouwd en de sms-berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande allereerst vast dat [verdachte] op 21 juni 2013 aan [medeverdachte 1] vraagt om volgende week voor ‘Ap’ te kijken. Op 24 juni 2013 geeft [verdachte] aan [medeverdachte 1] aan dat ze gister 2 hebben gedaan en dat de tape eraf is gehaald en er nieuw tape op is gezet. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het een KLM vliegtuig met registratie PH-BFH betreft welk vliegtuig op 24 juni 2013 vanuit Curaçao op de luchthaven Schiphol is geland. In de dagen daarna onderhouden [medeverdachte 1] en [verdachte] meermalen contact met elkaar over het in de gaten houden van het vliegtuig en het op een geschikt moment eruit halen van de verdovende middelen. Uit de sms-berichten en tapgesprekken is de rechtbank voorts gebleken dat het niet lukt om de verdovende middelen van het vliegtuig te halen, omdat het vliegtuig elke dag binnen enkele uren na aankomst weer naar een nieuwe bestemming vertrekt waarna [medeverdachte 1] op 27 en 28 juni 2013 contact opneemt met Schipholmedewerker [medeverdachte 2] welke de verdovende middelen dient te onderscheppen. Vervolgens wordt op 28 juni 2013 in voornoemd vliegtuig tijdens een doorzoeking 1.967,0 gram cocaïne aangetroffen.
Aldus acht de rechtbank gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging verrichte handelingen betrekking hebben gehad op de invoer in Nederland van 1.967,0 gram cocaïne op 28 juni 2013 via de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft daarbij met name acht geslagen op de opgenomen telefoongesprekken en sms-berichten tussen verdachte en diens medeverdachten. Blijkens de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden is verdachte een tussenpersoon tussen enerzijds de organisatie/opdrachtgever van het cocaïnetransport en anderzijds zijn medeverdachte [medeverdachte 1] welke in contact staat met Schipholmedewerker [medeverdachte 2]. Zo hebben verdachte en [medeverdachte 1] handelingen verricht in het benaderen van [medeverdachte 2] teneinde de cocaïne van achter het luikje in de ‘belly’ van het vliegtuig te halen en van het beveiligde gebied van Schiphol verder Nederland in te voeren hetgeen niet is gelukt nu het vliegtuig enkele uren na aankomst weer naar de volgende bestemming vloog en er zodoende te weinig tijd dan wel geen gelegenheid was om het vliegtuig te betreden en de cocaïne te onderscheppen.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat verdachte zowel in het voorbereidend onderzoek als bij de behandeling ter terechtzitting geen openheid van zaken heeft gegeven door een beroep te doen op zijn zwijgrecht, terwijl gelet op de inhoud van de sms-berichten en de bevindingen met betrekking tot de cocaïne van verdachte een uitleg mocht worden verwacht. De verdachte heeft daarmee geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven, in het bijzonder heeft hij het belastende karakter van de inhoud van de verstuurde en ontvangen sms-berichten daarmee niet kunnen wegnemen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 28 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich onder verwijzing naar relevante jurisprudentie op het standpunt gesteld, dat indien de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring enig strafbaar feit aan verdachte een fors lagere straf dient te worden opgelegd dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van voorarrest zoals door de officier van justitie is geëist. Naar het oordeel van de raadsman van verdachte is in de bijzondere persoonlijke omstandigheden, te weten het overlijden van zijn vrouw op 3 juni 2013, van verdachte grond gelegen om aan verdachte een gevangenisstraf gelijk het voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf op te leggen, zodat verdachte de zorg over zijn kinderen en zijn baan kan blijven uitoefenen nu de kinderen het overlijden van hun moeder en de nachtelijke inval van het arrestatieteam als zeer traumatisch hebben ervaren en zij de dupe zullen worden indien zij daarbovenop ook hun vader voor langere tijd zullen moeten missen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.4. Hoofdstraf
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne. De rol van verdachte was hierin gelegen dat hij fungeerde als contact- en tussenpersoon tussen enerzijds de opdrachtgevers/leveranciers van het cocaïnetransport en anderzijds de tussenpersoon die weer in contact stond met de bagagemedewerker werkzaam op de luchthaven Schiphol welke de verdovende middelen van het vliegtuig diende te halen. Aldus droeg verdachte zorg voor het doorgeven van belangrijke informatie. Verdachte vervulde daarmee weliswaar een geringe rol in vergelijking met die van zijn mededaders, maar deze rol moet niet worden onderschat. Met zijn handelen heeft verdachte immers een wezenlijke bijdrage geleverd ten behoeve van de invoer. Naar het oordeel van de rechtbank vormde verdachte een essentiële schakel in de keten van het invoertraject.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2014 in het verleden – weliswaar langer dan vijf jaren voorafgaand aan het plegen van het onderhavige feit – eerder tot de oplegging van een langdurige gevangenisstraf is veroordeeld ter zake van een bij de Opiumwet strafbaar gesteld feiten en dat verdachte door zijn houding ervan blijk gegeven heeft het laakbare van zijn handelen niet in te (willen) zien.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat haar uit de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn vrouw op 3 juni 2013 als gevolg van meerdere herseninfarcten (hersenbloedingen) heeft verloren hetgeen vooral ook door diens twee jonge kinderen als zeer traumatisch is ervaren, zodat de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel is dat in deze bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen af te wijken van de straf zoals die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.5. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een USB-stick van het merk Emtec 4 Gb, een USB-stick van het merk SanDisk micro SD-kaart 2 Gb en een notitie/memo zijnde een A4 met daarop vier afgedrukte foto’s, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
6.6. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee zakjes wit poeder aangetroffen in een schoen, een wit envelopje met wit poeder aangetroffen in een tasje, een foliepapier met een witte stof aangetroffen in een schoen en een plak vermoedelijke hasj, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit of het feit waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.5. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
- (1) één (1) USB-stick Emtec 4 Gb;
- (2) één (1) USB-stick SanDisk Micro SD-kaart 2 Gb;
- (3) één (1) notitie en memo (A4 met daarop 4 afgedrukte foto’s);
onttrekt aan het verkeer:
- (4) één (1) stuk verpakkingsmateriaal (wit poeder in schoen aangetroffen);
- (5) één (1) stuk verpakkingsmateriaal (wit poeder in plastic zakje in schoen);
- (6) één (1) stuk verpakkingsmateriaal (wit envelopje met wit poeder in tasje);
- (7) één (1) stuk verpakkingsmateriaal (foliepapier met witte stof in schoen);
- (8) één (1) stuk verdovende middelen hasjiesj (vermoedelijke plak hasj 5x10x1 cm);
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 6 mei 2014.
Mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [verdachte] d.d. 7 augustus 2013 (map 2 – pagina 587-641) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse [verdachte] d.d. 1 augustus 2013 (map 2 – pagina 755-763).
3.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 016) en een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
4.Het proces-verbaal observeren maandag 24 juni 2013 d.d. 27 juni 2013 (map 4 – pagina 256-267).
5.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 1] d.d. 14 mei 2013 (map 4 – pagina 005-063) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse d.d. 15 maart 2013 (map 4 – pagina 433-440).
6.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit gebruiker [-3730] d.d. 26 september 2013 (map 2 – pagina 794-836).
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:25 uur (map 3 – pagina 138).
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:46 uur (map 3 – pagina 139).
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:17 uur (map 3 – pagina 140).
10.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:22 uur (map 3 – pagina 143).
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:32 uur (map 3 – pagina 144).
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:42 uur (map 3 – pagina 145).
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:26 uur (map 3 – pagina 146).
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 148).
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 149).
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:28 uur (map 3 – pagina 150).
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
18.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:47 uur (map 3 – pagina 154).
19.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:57 uur (map 3 – pagina 155).
20.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:58 uur (map 3 – pagina 156).
21.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 10:29 uur (map 3 – pagina 157).
22.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 12:15 uur (map 3 – pagina 158).
23.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 27 juni 2013 om 20:53 uur (map 3 – pagina 159).
24.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 02:50 uur (map 3 – pagina 160).
25.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 10:28 uur (map 3 – pagina 161).
26.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:31 uur (map 3 – pagina 162).
27.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:36 uur (map 3 – pagina 164).
28.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:50 uur (map 3 – pagina 165).
29.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:53 uur (map 3 – pagina 166).
30.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:55 uur (map 3 – pagina 167).
31.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:56 uur (map 3 – pagina 168).
32.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:22 uur (map 3 – pagina 169).
33.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:23 uur (map 3 – pagina 170).
34.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 16:36 uur (map 3 – pagina 171).
35.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 029).
36.Het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 174-176) en het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 185-192).
37.Het proces-verbaal van bevindingen uitpakken verdovende middelen zending d.d. 10 juli 2013 (map 3 – pagina 193-195).
38.Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 29 juli 2013, NFI zaaknummer 2013.07.22.147 (map 3 – pagina 202-203).
39.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 september 2013 (map 3 – pagina 329-349).