ECLI:NL:RBNHO:2014:4237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
15/720008-14 (onderzoek Curaçao)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen invoer cocaïne via Schiphol na onderzoek Curaçao

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht in de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013, waarbij hij samen met medeverdachten voorbereidingshandelingen zou hebben verricht voor de invoer van 1.967,0 gram cocaïne via de luchthaven Schiphol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting is de vordering van de officier van justitie besproken, die een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit heeft gevorderd. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet in staat was om de handelingen te verrichten die hem waren ten laste gelegd.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de inhoud van het dossier en de verklaringen van de verdachte en medeverdachten. Het is gebleken dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de voorbereidingen, maar dat hij niet in de gelegenheid was om daadwerkelijk de invoer van de cocaïne te realiseren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft wel vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan de uitvoering is geschorst onder de voorwaarde van een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om 240 uur onbetaalde arbeid te verrichten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zorg voor zijn vrouw die lijdt aan het syndroom van Usher, en de impact daarvan op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/720008-14 (onderzoek Curaçao)
Uitspraakdatum: 6 mei 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
22 april 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.B. Haneveld en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.W.J. Krämer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1.967,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Haarlem en/of Nieuwegein en/of (elders) in Nederland en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- ( meermalen) met elkaar en/of met (een of meer) anderen (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de vertrek- en/of aankomstdata en/of -tijden van (een) vliegtuig(en) en/of de locatie van (een) vliegtuig(en) op Schiphol en/of
- ( meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden (van een luchthavenmedewerker) gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer en/of de bergplaats van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- ( meermalen) (buiten de reguliere werktijden) het beveiligde gebied van Airside op Schiphol betreden en/of
- ( meermalen) aan boord van een vliegtuig gegaan om verdovende middelen te traceren en/of - (meermalen) aan boord van een vliegtuig foto's en/of (een) filmbestand(en) gemaakt van verstop/bergplaatsen van verdovende middelen en/of
- ( meermalen) foto's en/of filmbestanden van verstopplaatsen van verdovende middelen en/of (locaties) van vliegtuigen verstuurd en/of ontvangen en/of voorhanden gehad en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt omtrent het ontvangen en/of geven van een of meer geldbedragen en/of beloningen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.3. Vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde
Met de raadsman van verdachte en in weerwil van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte onder primair is ten laste gelegd, kort gezegd het medeplegen van de invoer van 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne op 28 juni 2013 in Nederland, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit de inhoud van het onderhavige zaakdossier Curaçao en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat uit het tapgesprek van 28 juni 2013 om 16:28 uur tussen verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte hem aangeeft: “Dus vandaag wordt echt niks dan.” en doorgeeft: “Geen probleem brother, ik moet zondag de hele dag werken daar. Komt goed jongen, maak je geen zorgen man.”, waarna op 28 juni 2013 om 20:20 uur een doorzoeking plaatsvindt in het KLM vliegtuig met registratie PH-BFH waarbij een tas met daarin twee pakketten inhoudende 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne wordt aangetroffen, zodat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van voornoemde verdovende middelen nu hij, verdachte, gelet op het korte tijdsbestek tussen het moment dat hij door diens medeverdachte wordt benaderd en het door de Kmar aantreffen van de verdovende middelen niet de kans heeft gehad om nauw en bewust met zijn medeverdachte samen te werken terwijl het eerstvolgende tapgesprek tussen verdachte en zijn medeverdachte pas op 29 juni 2013 om 20:30 uur en dus ruim na de inbeslagname van de verdovende middelen plaatsvindt. Aldus heeft verdachte weliswaar afspraken met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] gemaakt, maar niet is gebleken dat verdachte enige daad van uitvoering met betrekking tot die afspraken welke waren gericht op de invoer van een hoeveelheid cocaïne in Nederland heeft verricht.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
3.4.1. Telecommunicatie
In het onderzoek Curaçao zijn verschillende telefoon- en Imei-nummers naar voren gekomen. Alvorens het zaakdossier te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte toeschrijft en op grond waarvan.
Verdachte [verdachte]:
Het telefoonnummer [-3730] is in gebruik bij [verdachte]. [2] Verdachte heeft erkend dat dit telefoonnummer aan hem toebehoort en niet betwist dat hij deelnemer is aan de gesprekken met dit telefoonnummer, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken aan [verdachte] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 1]:
De telefoonnummers [-5778] en [-2159] zijn in gebruik bij [medeverdachte 1]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [medeverdachte 1] betreft. [3] Door en namens [medeverdachte 1] is betwist dat hij de ontvanger en verzender is van tenminste een deel van de sms-berichten welke zijn verstuurd en ontvangen met het telefoonnummer [-2159] nu de telefoon ook in handen zou zijn geweest van een ander. De rechtbank overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 24 juni 2013 om 18:19 uur een sms-bericht stuurt naar de gebruiker van het nummer [-2159] inhoudende: “Ben onderweg naar jou.” [4] waarna uit observatie van 24 juni 2013 om 18:46 uur blijkt dat door het observatieteam wordt gezien dat voor het GBA adres van [medeverdachte 1], te weten [adres], een ontmoeting plaatsvindt tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [5] Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook de bedoelde sms-berichten, waarvan wordt betwist dat deze door [medeverdachte 1] zijn verstuurd dan wel ontvangen, aan [medeverdachte 1] toeschrijven.
Medeverdachte [medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [-2899] en het Imei-nummer [-2950] zijn in gebruik bij [medeverdachte 2]. Stemanalyse bevestigt dat de gebruiker één en dezelfde persoon genaamd [medeverdachte 2] betreft. [6] Nu door en namens hem niet is betwist dat dit telefoonnummer en dit Imei-nummer aan hem toebehoren en dat hij deelnemer is aan de gesprekken en sms-berichten met deze nummers, zal de rechtbank de bedoelde gesprekken en sms-berichten aan [medeverdachte 2] toeschrijven.
3.4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij zich in de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van 1.967,0 gram cocaïne in Nederland. Alle schriftelijke bescheiden welke in de voetnoten worden genoemd zijn gevoegd bij het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao, opgemaakt op 18 september 2013.
Op 21 juni 2013 om 16:25 stuurt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar [medeverdachte 2] waarin hij tegen [medeverdachte 2] zegt: “Kijk voor volgende week voor ap.” [7] [medeverdachte 2] vindt dit goed. [8]
Op 22 juni 2013 om 00:17 en 00:22 uur stuurt [medeverdachte 1] twee sms-berichten naar [medeverdachte 2]. Hierin geeft hij [medeverdachte 2] het volgende door: “Gap heb de pics net gekrijgen de jongens hebben de tap weg gehaald en niets terug gezet.” [9] (…) “Ok morgen vraag ik om duidelijkheid hij heeft geen tap he daar.” [10] (…) “Ok maar daar hebben ze geen tap he.” [11] [medeverdachte 1] antwoordt hem om 00:42 uur: “Ze hebben uniform bij gehaald en gwk hebben nieuwe tape gezet en nu zeg c dat vorige keer zefde was praat met ze.” [12]
Op 24 juni 2013 om 15:26 uur geeft [medeverdachte 1] wederom per sms-bericht aan [medeverdachte 2] door: “Ze hebben iets gedaan gisteren 2.” [13] (…) “Daarom moet je vertellen.” [14] Om 15:27 uur vraagt [medeverdachte 2] per sms-bericht aan [medeverdachte 1]: “Ok maar voor wie is het.” [15] [medeverdachte 1] antwoordt hem direct om 15:28 uur: “Ap vloer maar moet je vertellen.” [16] Hierop spreken zij af om elkaar te ontmoeten, waarna [medeverdachte 2] om 18:19 uur sms’t: “Ben onderweg naar jou.” [17]
Op 26 juni 2013 om 16:47 uur geeft [medeverdachte 2] per sms-bericht door aan [medeverdachte 1]: “Morgen gaat het 2 uurtjes weer door.” [18] [medeverdachte 1] antwoordt om 16:57 uur: “Dus gaat niet lukken.” [19] [medeverdachte 2] reageert het sms-bericht dat hij direct daarop terug stuurt: “Nee hij gaat precies met 2 uur weg dus gelijk weer druk.” [20] Een dag later op 27 juni 2013 om 10:29 uur geeft [medeverdachte 1] weer aan [medeverdachte 2] door: “Konde niets doen met die vandaag.” [21] [medeverdachte 2] reageert om 12:15 uur met het antwoordt: “Nee te kort.” [22] Nog diezelfde avond om 20:53 uur hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] telefonisch contact met elkaar en spreken zij af om elkaar te ontmoeten. [23]
Op 28 juni 2013 om 02:50 uur ‘s nachts geeft [medeverdachte 2] per sms-bericht aan [medeverdachte 1] door: “Als goed is blijft staan zij melden mij pas rond 11 uur dan hoor jij ook van mij ok.” [24] Diezelfde ochtend om 10:28 uur belt [medeverdachte 2] vervolgens weer naar [verdachte]. [verdachte] geeft aan [medeverdachte 2] door dat hij die avond naar het ziekenhuis moet, maar hij gaat zeggen dat hij moet werken en vragen of hij later mag komen, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij het hem maar moet laten weten. [25] Diezelfde ochtend om 11:31 en 11:36 uur stuurt [medeverdachte 2] twee sms-berichten naar [medeverdachte 1] inhoudende: “Zelfde situatie als laatst td bezig.” [26] (…) “De jongens blijven tot 2 werken en houden in de gaten als kan gaan zij gelijk op.” [27] ’s Middags om 14:50 uur zegt [medeverdachte 1] per sms-bericht tegen [medeverdachte 2] dat hij nog niets heeft gehoord [28] , waarop [medeverdachte 2] om 14:53 uur aan [medeverdachte 1] doorgeeft: “Ok zelfde situatie toen ze weggingen gaan kijken of later weer naar binnen kunnen.” [29] Hierop vraagt [medeverdachte 1] om 14:55 uur of het is weggebracht of nog steeds in de buurt is [30] , waarop [medeverdachte 2] hem om 14:56 uur antwoordt: “Volgens hun weggebracht of staat aan hele andere kant td begon aan gate toen buff vanaf daar is weg.” [31] Om 15:22 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] per sms-bericht: “Vraag ap als ze wel gaan proberen.” [32] [medeverdachte 2] reageert om 15:23 uur met het bericht: “Als zij bij kunnen bro dan gaan ze erop.” [33] Hierop wordt [medeverdachte 2] om 16:36 uur gebeld door [verdachte] die aan [medeverdachte 2] doorgeeft: “Dus vandaag wordt echt niks dan.” en vraagt aan [medeverdachte 2]: “Weet je al, had je al gezien wat ie van het weekend doet allemaal?” [medeverdachte 2] zegt dat het wel goed is waarop [verdachte] vraagt: “Nou, zondag. Goed?” (…) “Dan is het toch geen probleem brother.” (…) “Geen probleem brother, ik moet zondag de hele dag werken daar. Komt goed jongen, maak je geen zorgen.” [34]
Uit het CISS systeem blijkt dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH op 24 juni 2013 om 07:00 uur vanuit Curaçao op Schiphol is aangekomen. Dit zelfde vliegtuig is op 25 juni 2013 en 26 juni 2013 binnen een aantal uren na aankomst weer doorgevlogen naar verschillende andere bestemmingen. Op 27 juni 2013 zou het vliegtuig 2 uur en 10 minuten na binnenkomst weer door vliegen naar een volgende bestemming. Op 28 juni 2013 om 07:30 uur is dat KLM vliegtuig met registratie PH-BFH vanuit Paramaribo op Schiphol aangekomen, waarna het vanaf de gate naar de buffer en vervolgens voor onderhoud naar hangar 11 is verplaatst. [35] Hierop wordt die dag omstreeks 20:20 uur een doorzoeking verricht in voornoemd KLM vliegtuig in hangar 11 te Schiphol Oost. In het achterste gedeelte van het laadruim, de ‘belly’, ter hoogte van de staart van het vliegtuig werd achter een met witte tape afgedicht luik een tas met daarin twee met tape omwikkelde pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [36] De inhoud van de twee aangetroffen pakketten heeft een totaal nettogewicht van 1967,0 gram. [37] Uit onderzoek is gebleken dat het cocaïne betreft. [38]
In de avond van 28 juni 2013 om 20:34 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] per sms-bericht: “Gaat hij weg morgen.” [39] [medeverdachte 2] antwoordt een minuut later met het sms-bericht: “Ja vroeg.” [40]
In de vroege ochtend van 29 juni 2013 om 00:25 uur stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [medeverdachte 1] inhoudende: “Geef ap door gzondag blijft 2 uurtjes die jongen gaat zijn vakantie paar dagen uitstellen.” [41] Eén minuut later om 00:26 uur antwoordt [medeverdachte 1] hem: “Van waar komt hij.” [42] waarop [medeverdachte 2] weer een minuut later antwoordt: “San fran naar nairob.” [43] In de avond van 29 juni 2013 om 20:30 uur belt Schipholmedewerker [verdachte] naar [medeverdachte 2] en zegt tegen hem dat de foto wel asociaal is waarop [medeverdachte 2] lacht. [verdachte] vraagt hem of hij nog langskomt. Hierop zegt [verdachte]: “Ja maar ik die dinge toch al, letter heb ik al, letter?” (…) “Meer hoef ik niet te weten. Hij is morgen binnen?” [medeverdachte 2] antwoordt: “Ja maar vroeg weer he, weg he?” [verdachte] antwoordt: “Vroeg weg, ja maar ik moet om 6 uur beginnen.” (…) “Dus dat is geen probleem, ik doe wat ik kan doen, weet je precies hoe het werkt.” (…) “Ik ga morgenochtend om 4 uur opstaan, ja?” [medeverdachte 2] zegt is goed en hoort het wel van [verdachte]. [44]
Op 30 juni 2013 om 00:53 uur stuurt [medeverdachte 2] weer een sms-bericht naar [medeverdachte 1] inhoudende: “Maandag gaat terug naar hun als ons niet lukt laat hun dan daar uithalen.” [45] [medeverdachte 1] vraagt hem of ze hun best gaan doen [46] , waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “Die man zou maandag vakantie beginnen en heeft extra dienst aangenomen hij gaat zeker zijn best doen.” [47] (…) “Morgen laatste kans gab en anders moeten zij terug nemen.” [48] Uit raadpleging van het CISS systeem is gebleken dat voornoemd KLM vliegtuig met registratie PH-BFH op zondag 30 juni 2013 om 09:15 uur vanuit San Francisco op de luchthaven Schiphol is aangekomen en vervolgens diezelfde dag om 11:15 uur naar Nairobi is vertrokken. [49] Hierop vindt in de avond van 30 juni 2013 een ontmoeting tussen [medeverdachte 2] en Schipholmedewerker [verdachte] plaats, nadat [medeverdachte 2] om 20:07 uur naar [verdachte] belt. [verdachte] zegt namelijk dat hij met de kinderen bezig is. [medeverdachte 2] zegt dat hij voor de deur staat. [verdachte] zegt hem heel even te wachten. [50]
Op 1 juli 2013 om 08:21 uur stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [medeverdachte 1]. In dit bericht zegt hij tegen [medeverdachte 1]: “Te druk en laat binnengekomen gaat hem niet lukken laat hun weghalen.” [51] Uit raadpleging van het CISS systeem is gebleken dat voornoemd KLM vliegtuig met registratie PH-BFH op maandag 1 juli 2013 om 05:40 uur gepland stond te landen op de luchthaven Schiphol, maar daadwerkelijk is geland om 06:37 uur, waarna het vliegtuig om 10:12 uur naar Curaçao is vertrokken. [52] Die avond om 19:52 uur neemt [medeverdachte 1] via sms contact op met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] vraagt hem: “Jou man werk morgen toch niet.” [53] [medeverdachte 2] antwoordt hem om 19:55 uur: “Nee beste is dat ze weghalen of voor die mokro laten.” [54] waarop [medeverdachte 1] zegt: “Ap zeg de dingen waren er niet in en er is nieuwe tape gezet.” [55] [medeverdachte 2] zegt: “Meen je niet.” [56] waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “Ja vriend nieuwe tape en alles.” [57] [medeverdachte 2] zegt daarop: “dan kan zijn dat het is gepakt of td.” [58]
Ten overstaan van de Kmar heeft verdachte verklaard dat hij als laad- en losmedewerker bij de KLM op de luchthaven Schiphol werkt en hij door [medeverdachte 2] is benaderd om een ‘Curaçao-kist’ in de gaten te houden. Hij moest kijken wanneer de kist binnenkwam, wanneer de kist naar de Douane ging en of de kist gecheckt werd. [medeverdachte 2] had hem gezegd dat er iets op een kist uit Curaçao was gezet en of hij wilde kijken en als er iets was of hij het er dan uit wilde halen. Het zou zich bevinden achter een luikje in de ‘belly’ van het vliegtuig. Voorts had [medeverdachte 2] hem gezegd dat het om cocaïne ging en dat hij 20% van de waarde zou krijgen. [59] Ter terechtzitting is verdachte bij deze verklaring gebleven, echter heeft hij deze genuanceerd door te stellen dat hem slechts is gevraagd om informatie met betrekking tot de locatie van het vliegtuig door te geven en een foto van het vliegtuig te maken. [60]
3.5. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de onder subsidiair aan verdachte tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Daartoe heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 17 maart 1998, NJ 1998, 515) eventueel verrichte handelingen van verdachte na de inbeslagname van de cocaïne op 28 juni 2013 geen voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet kunnen opleveren, omdat er op inbeslaggenomen middelen geen handelingen kunnen worden verricht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie ziet op handelingen strekkende tot de (verdere) invoer en overdracht van verdovende middelen na inbeslagneming daarvan, terwijl de voorbereiding dan wel bevordering van dat feit door de wetgever als zelfstandig delict is strafbaar gesteld. Derhalve is de jurisprudentie waar de raadsman op doelt naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing op de voorbereidingshandelingen, zodat het enkele feit dat de voorbereidings- of bevorderingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van de invoer van die verdovende middelen voor te bereiden of te bevorderen, omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan – in casu de inbeslagname op 28 juni 2013 door de Kmar van de aan boord van het KLM vliegtuig aangetroffen 1.967,0 gram cocaïne – aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter ontneemt. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt nadat die verhinderende omstandigheid zijnde de inbeslagname van de cocaïne zich heeft voorgedaan (HR 13 maart 2001, NJ 2001, 338).
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne en heeft verdachte niet alle tenlastegelegde handelingen verricht dan wel is hij niet in de gelegenheid geweest om enige handeling te plegen doordat hij niet bij het vliegtuig kon komen, zodat verdachte ook om die redenen dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande allereerst vast dat [medeverdachte 1] op 21 juni 2013 aan [medeverdachte 2] vraagt om volgende week voor ‘Ap’ te kijken. Op 24 juni 2013 geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] aan dat ze gister 2 hebben gedaan en dat de tape eraf is gehaald en er nieuw tape op is gezet. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het een KLM vliegtuig met registratie PH-BFH betreft welk vliegtuig op 24 juni 2013 vanuit Curaçao op de luchthaven Schiphol is geland. In de dagen daarna onderhouden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] meermalen contact met elkaar over het in de gaten houden van het vliegtuig en het op een geschikt moment eruit halen van de verdovende middelen. Uit de sms-berichten en tapgesprekken is de rechtbank voorts gebleken dat het niet lukt om de verdovende middelen van het vliegtuig te halen, omdat het vliegtuig elke dag binnen enkele uren na aankomst weer naar een nieuwe bestemming vertrekt waarna [medeverdachte 2] op 27 en 28 juni 2013 contact opneemt met Schipholmedewerker [verdachte] die de verdovende middelen dient te onderscheppen. Vervolgens wordt op 28 juni 2013 in voornoemd vliegtuig tijdens een doorzoeking 1.967,0 gram cocaïne aangetroffen. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 meerdere telefoongesprekken met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gevoerd en met hem meerdere ontmoetingen heeft gehad, waarbij verdachte en [medeverdachte 2] informatie met elkaar uitwisselde. Van [medeverdachte 2] ontving verdachte vluchtgegevens, het registratienummer van het vliegtuig en de verstopplaats van de cocaïne achter een luik in de ‘belly’ van het vliegtuig, terwijl verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] de locatie van het vliegtuig op de luchthaven Schiphol, of de Douane dan wel de grondwerktuigkundigen en/of de technische dienst bij het vliegtuig waren en of het mogelijk was om bij het vliegtuig te komen, doorgaf. De rechtbank concludeert hieruit dat door verdachte en diens mededaders de invoer van verdovende middelen in Nederland werd voorbereid. Dat verdachte niet in de gelegenheid zou zijn gekomen om enige handeling te plegen, doordat hij niet in de buurt van het vliegtuig kon komen maakt dit oordeel niet anders. Immers blijkt uit voornoemde redengevende feiten en omstandigheden, met name de tapgesprekken tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2], dat verdachte heeft ingestemd om te trachten de verdovende middelen uit het vliegtuig te halen. Zo heeft verdachte nadat hij de verstopplaats van [medeverdachte 2] had vernomen tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij om 04:00 uur gaat opstaan, dat hij om 06:00 uur begint en daar zondag de hele dag moet werken, dat hij doet wat hij kan en dat het goedkomt.
Ter terechtzitting heeft verdachte zijn eerder ten overstaan van de Kmar afgelegde verklaring genuanceerd door te stellen dat hem slechts is gevraagd om informatie met betrekking tot de locatie van het vliegtuig door te geven en een foto van het vliegtuig te maken. De rechtbank zal verdachte echter houden aan de eerder door hem afgelegde verklaring nu deze strookt met de inhoud van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden.
De rol van verdachte bestond naar het oordeel van de rechtbank hieruit dat hij als laad- en losmedewerker bij de KLM op de luchthaven Schiphol voor zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de in het vliegtuig verstopte verdovende middelen uit het vliegtuig diende te halen teneinde deze verder binnen het grondgebied van Nederland te vervoeren. Voorts wisselde hij informatie met betrekking tot dat vliegtuig uit met diens medeverdachte [medeverdachte 2].
De vraag is vervolgens of voor verdachte heeft te gelden dat dit gezamenlijk voorbereidend handelen gericht is geweest op het binnen Nederland brengen van cocaïne, derhalve of het opzet van verdachte gericht was op de invoer van cocaïne. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend nu verdachte zelf heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] hem heeft benaderd en heeft voorgesteld om iets van een vliegtuig uit Curaçao te halen, hem de precieze verstopplaats in de ‘belly’ van het vliegtuig heeft doorgegeven, hem heeft gezegd dat het om cocaïne ging en dat hij 20% van de waarde zou krijgen voor het onderscheppen daarvan. Gelet op het voorgaande wist verdachte dat hij samen met anderen bezig was met het voorbereiden van de invoer van cocaïne in Nederland, zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van opzet. Dat verdachte nimmer in de gelegenheid is geweest om bij het vliegtuig in de buurt te komen dan wel de ‘belly’ van het vliegtuig te betreden doet daaraan niet af.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich in de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 tezamen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van 1.967,0 gram cocaïne in Nederland via de luchthaven Schiphol.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op tijdstippen in de periode van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Haarlem en/of Nieuwegein en/of elders in Nederland en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders, tezamen en in vereniging met anderen (telkens)
- ( meermalen) met elkaar en/of met anderen (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd en/of
- ( meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de vertrek- en/of aankomstdata en/of -tijden van een vliegtuig en/of de locatie van een vliegtuig op Schiphol en/of
- ( meermalen) (telefonisch) werktijden van een luchthavenmedewerker gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- ( meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer en/of de bergplaats van een hoeveelheid verdovende middelen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt omtrent het ontvangen en/of geven van een of meer geldbedragen en/of beloningen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van subsidiair:
medeplegen van voorbereidingshandelingen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen door zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat indien de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring enig strafbaar feit aan verdachte een fors lagere straf dient te worden opgelegd dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden met aftrek van voorarrest zoals door de officier van justitie is geëist.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van iets meer dan een week, te weten van 21 juni 2013 tot en met 1 juli 2013, schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van 1.967,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Als laad- en losmedewerker bij de KLM heeft verdachte toegang tot het beveiligde gebied op Schiphol, waarvan de laad- en loskades – de zogenaamde ‘pieren’ – onderdeel uitmaken en toegang tot op Schiphol staande vliegtuigen. De rol van verdachte bestond uit het verstrekken van essentiële informatie met betrekking tot en het onderkennen van een achter een luik in de ‘belly’ van het vliegtuig verstopte hoeveelheid cocaïne om deze vervolgens buiten het beveiligde gebied van Schiphol te brengen. Voor het slagen van voornoemd cocaïnetransport is de medewerking van een bagagemedewerker noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zodoende een essentiële rol bij de voorbereiding van het cocaïnetransport vervuld. Verdachte heeft daarmee ook zijn dienstbetrekking te Schiphol misbruikt en zodoende het vertrouwen dat door zijn werkgever en de luchthaven Schiphol in hem was gesteld ernstig geschaad.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer te doen plaatsvinden en vormen derhalve een bijdrage aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van cocaïne vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever om de Nederlandse samenleving hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. In dit licht bezien kan tevens worden begrepen dat ook handelingen gericht op voorbereiding of bevordering van de invoer van cocaïne met aanzienlijke straffen worden bedreigd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
De rechtbank zal in beginsel aansluiting zoeken bij de straf die ten aanzien van vergelijkbare hoeveelheden cocaïne pleegt te worden opgelegd.
Ten gunste van verdachte neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 24 maart 2014 niet eerder ter zake van een bij de Opiumwet strafbaar gesteld feit met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat haar uit de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vrouw van verdachte aan het syndroom van Usher lijdt waardoor zij chronisch slechtziend en slechthorend en zodoende arbeidsongeschikt is geworden, waardoor verdachte extra belast wordt en zelfs zijn schoonmoeder in huis heeft genomen teneinde het gezin te ondersteunen en tevens dat verdachte zijn baan heeft weten te behouden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat in deze bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte en de korte periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voornoemd strafbare feit grond is gelegen af te wijken van de straf zoals die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van een werkstraf passend en geboden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
2, 10 en 10a van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.6. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT (8) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op TWEE (2) JAREN bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van TWEEHONDERDVEERTIG (240) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door HONDERDTWINTIG (120) DAGEN hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 6 mei 2014.
Mr. D. Gruijters en mr. M.I. Bloch zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit gebruiker [-3730] d.d. 26 september 2013 (map 2 – pagina 794-836).
3.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 1] d.d. 7 augustus 2013 (map 2 – pagina 587-641) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse [medeverdachte 1] d.d. 1 augustus 2013 (map 2 – pagina 755-763).
4.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 016) en een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
5.Het proces-verbaal observeren maandag 24 juni 2013 d.d. 27 juni 2013 (map 4 – pagina 256-267).
6.Het proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 2] d.d. 14 mei 2013 (map 4 – pagina 005-063) en het proces-verbaal van bevindingen stemanalyse d.d. 15 maart 2013 (map 4 – pagina 433-440).
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:25 uur (map 3 – pagina 138).
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 21 juni 2013 om 16:46 uur (map 3 – pagina 139).
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:17 uur (map 3 – pagina 140).
10.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:22 uur (map 3 – pagina 143).
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:32 uur (map 3 – pagina 144).
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 22 juni 2013 om 00:42 uur (map 3 – pagina 145).
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:26 uur (map 3 – pagina 146).
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 148).
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:27 uur (map 3 – pagina 149).
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 15:28 uur (map 3 – pagina 150).
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 24 juni 2013 om 18:19 uur (map 3 – pagina 152).
18.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:47 uur (map 3 – pagina 154).
19.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:57 uur (map 3 – pagina 155).
20.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 26 juni 2013 om 16:58 uur (map 3 – pagina 156).
21.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 10:29 uur (map 3 – pagina 157).
22.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 27 juni 2013 om 12:15 uur (map 3 – pagina 158).
23.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 27 juni 2013 om 20:53 uur (map 3 – pagina 159).
24.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 02:50 uur (map 3 – pagina 160).
25.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 10:28 uur (map 3 – pagina 161).
26.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:31 uur (map 3 – pagina 162).
27.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 11:36 uur (map 3 – pagina 164).
28.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:50 uur (map 3 – pagina 165).
29.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:53 uur (map 3 – pagina 166).
30.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:55 uur (map 3 – pagina 167).
31.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 14:56 uur (map 3 – pagina 168).
32.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:22 uur (map 3 – pagina 169).
33.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 15:22 uur (map 3 – pagina 170).
34.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek van 28 juni 2013 om 16:36 uur (map 3 – pagina 171).
35.Het loopproces-verbaal zaakdossier Curaçao d.d. 18 september 2013 (map 3 – pagina 029).
36.Het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 174-176) en het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 3 juli 2013 (map 3 – pagina 185-192).
37.Het proces-verbaal van bevindingen uitpakken verdovende middelen zending d.d. 10 juli 2013 (map 3 – pagina 193-195).
38.Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 29 juli 2013, NFI zaaknummer 2013.07.22.147 (map 3 – pagina 202-203).
39.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 20:34 uur (map 3 – pagina 172).
40.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 28 juni 2013 om 20:35 uur (map 3 – pagina 173).
41.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 29 juni 2013 om 00:25 uur (map 3 – pagina 205).
42.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 29 juni 2013 om 00:26 uur (map 3 – pagina 206).
43.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 29 juni 2013 om 00:27 uur (map 3 – pagina 207).
44.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek d.d. 29 juni 2013 om 20:30 uur (map 3 – pagina 204).
45.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 30 juni 2013 om 00:53 uur (map 3 – pagina 208).
46.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 30 juni 2013 om 00:54 uur (map 3 – pagina 209).
47.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 30 juni 2013 om 00:57 uur (map 3 – pagina 210).
48.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 30 juni 2013 om 11:33 uur (map 3 – pagina 211).
49.Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht uit CISS betreffende KLM Boeing 747-400 PH-BFH (map 3 – pagina 299).
50.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een tapgesprek d.d. 30 juni 2013 om 20:07 uur (map 3 – pagina 212).
51.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 08:21 uur (map 3 – pagina 213).
52.Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht uit CISS betreffende KLM Boeing 747-400 PH-BFH (map 3 – pagina 299).
53.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 19:52 uur (map 3 – pagina 214).
54.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 19:55 uur (map 3 – pagina 215).
55.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 20:25 uur (map 3 – pagina 216).
56.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 20:38 uur (map 3 – pagina 217).
57.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 20:43 uur (map 3 – pagina 218).
58.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een sms-bericht van 1 juli 2013 om 20:45 uur (map 3 – pagina 219).
59.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2013 (map 3 – pagina 329-349).
60.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2014.