ECLI:NL:RBNHO:2014:4207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_1481
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2014 uitspraak gedaan op het verzet van [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 7 november 2013, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. [opposant] had op 17 december 2013 verzet aangetekend tegen deze beslissing, omdat hij meende dat zijn beroepschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 1 april 2014, waarbij [opposant] aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat [opposant] zijn beroepschrift op 15 augustus 2013 per post had verzonden, maar dat dit pas op 20 augustus 2013 door de rechtbank was ontvangen. [opposant] stelde dat hij ook per e-mail beroep had ingesteld op 15 augustus 2013, maar de rechtbank had hem in een e-mail van 20 augustus 2013 laten weten dat deze wijze van indienen niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat [opposant] niet had aangetoond dat hij zijn beroepschrift eerder had verzonden dan de uiterste datum van 16 augustus 2013.

Echter, de rechtbank erkende dat [opposant] op 15 augustus 2013 een e-mail had gestuurd, maar deze was niet via de juiste webapplicatie ingediend. De rechtbank had [opposant] niet de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor was de eerdere niet-ontvankelijk verklaring onterecht. De rechtbank concludeerde dat het verzet gegrond was en dat de eerdere uitspraak van 7 november 2013 verviel. Het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, en de griffier was A.C. Karels. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/1481
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2014 op het verzet tegen een uitspraak van deze rechtbank van 7 november 2013 in de zaak van:
[naam opposant] (hierna: [opposant]), te Uithoorn.

Procesverloop

De rechtbank heeft bij uitspraak van 7 november 2013 het door [opposant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant] bij brief van 17 december 2013 verzet gedaan.
De rechtbank heeft het verzet ter zitting behandeld op 1 april 2014. [opposant] is verschenen.

Overwegingen

1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 7 november 2013 geoordeeld dat [opposant] buiten de daartoe gestelde termijn beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft in de argumenten van [opposant] geen goede verontschuldiging gezien voor de te late indiening van zijn beroepschrift. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of ze het beroep van [opposant] terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft geacht.
2.
[opposant] voert aan dat hij zijn beroepschrift op 15 augustus 2013 per post heeft verzonden. Dat het pas op 20 augustus 2013 door de rechtbank is ontvangen, kan hem niet worden verweten. Ter zitting heeft hij nog verklaard dat op 15 augustus 2013 ook beroep heeft ingesteld per e-mail. Enkele dagen later ontving hij van de rechtbank een e-mailbericht met de mededeling dat hij niet op deze wijze een beroepschrift kon indienen.
3.
De rechtbank overweegt dat de datum in het poststempel op de envelop waarin zij Huismans beroepschrift heeft ontvangen 20 augustus 2013 is. Gezien deze omstandigheid is het aan [opposant] om aannemelijk te maken dat hij zijn beroepschrift eerder en wel uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn - in dit geval 16 augustus 2013 - ter post heeft bezorgd. Dat heeft [opposant] naar het oordeel van de rechtbank niet gedaan. Zijn enkele stelling dat dit zo is, vindt de rechtbank niet genoeg.
4.
Wel heeft de rechtbank na de zitting vastgesteld dat zij op 15 augustus 2013 een e‑mail van [opposant] heeft ontvangen waarin hij meedeelt beroep in te stellen. Op 20 augustus 2012 heeft de rechtbank hierop eiser - ook per e-mail - meegedeeld dat hij op deze wijze geen beroep kan instellen.
5.
Op grond van artikel 8:40a, in samenhang met artikel 2:15, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bericht elektronisch naar de bestuursrechter worden verzonden, voor zover deze kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. De bestuursrechter kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
Op www.rechtspraak.nl wordt voor de mogelijkheid om digitaal te procederen tegen een overheidsinstantie verwezen naar de webapplicatie “Digitaal loket bestuursrecht”.
Op grond van artikel 2a van de (destijds geldende) Procesregeling bestuursrecht 2010 neemt de rechtbank een elektronisch ingediend beroep- of verzoekschrift uitsluitend in behandeling, indien het is ingediend via een van de webapplicaties van de rechtbank (http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht).
Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien het beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6.
De rechtbank stelt vast dat Huismans e-mail van 15 augustus 2013 niet is ingediend via een webapplicatie van de rechtbank. Hij heeft zijn e-mail gericht aan een op de website van de rechtbank genoemd e-mailadres, waarbij is vermeld dat het alleen voor zaaksgebonden vragen is en dat algemene juridische vragen en procesinhoudelijke stukken niet per mail in behandeling worden genomen. In haar e-mail aan [opposant] van 20 augustus 2013 heeft de rechtbank hem echter niet de mogelijkheid geboden het verzuim te herstellen. Gelet op artikel 6:6 van de Awb mocht de rechtbank het beroep niet niet-ontvankelijk verklaren voordat ze hem die mogelijkheid had geboden (de rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9982). Vaststaat echter dat [opposant] op 15 augustus 2013 en dus tijdig per e-mail beroep heeft ingesteld, en dat hij (afgaande op het poststempel op de envelop) op de dag waarop de rechtbank hem heeft bericht dat hij niet op deze wijze beroep kon instellen alsnog een beroepschrift per post heeft verzonden, dat de rechtbank op 21 augustus 2013 heeft ontvangen. Daarmee heeft [opposant] feitelijk zijn verzuim hersteld en moet zijn beroep ontvankelijk worden geacht.
7.
De rechtbank concludeert dat het verzet gegrond is. De uitspraak van 7 november 2013 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Als gevolg van deze uitspraak is de uitspraak, waartegen het verzet was gedaan, vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.