ECLI:NL:RBNHO:2014:3890

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
C/14/153322/HA RK 14/59
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de meervoudige kamer in een familie/jeugdzaak

In deze zaak hebben verzoekers op 26 maart 2014 een verzoek tot uitstel ingediend voor de geplande mondelinge behandeling op 31 maart 2014 in een familie/jeugdzaak. Dit verzoek werd op 27 maart 2014 afgewezen, waarna verzoekers op 30 maart 2014 een wrakingsverzoek indienden tegen de voltallige meervoudige kamer. Zij stelden dat het belang van hun kind en de goede procesorde in het geding was door de afwijzing van hun uitstelverzoek. De wrakingskamer heeft op 31 maart 2014, om 12:00 uur, het verzoek behandeld, maar verzoekers waren niet ter zitting verschenen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekers tijdig en zorgvuldig waren opgeroepen.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing op het aanhoudingsverzoek een procedurele beslissing is en dat kritiek daarop op zichzelf geen toereikende grond voor wraking vormt. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en de wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechters niet gerechtvaardigd was.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR

Wrakingskamer
zaaknummer: C/14/153322/HA RK 14/59
Datum uitspraak : 31 maart 2014
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ingediend door:
[verzoekers],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoekers.

1.PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij faxbrief van zondag 30 maart 2014 de wraking verzocht als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van dr. mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg (voorzitter), mr. M.E. Allegro en mr. R. van der Heijden (hierna te noemen: de rechters) als behandelend rechters in de procedure met nummer C/14/152431/FA RK 14/379 (familiezaak).
De rechters hebben gemotiveerd laten weten niet te berusten in de wraking.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de wrakingskamer van 31 maart 2014, 12.00 uur. Verzoekers zijn niet ter zitting verschenen. De rechters zijn ter zitting verschenen. Zij hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan nadere toelichting op het hieronder weer te geven standpunt. Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten.
Na beraad heeft de voorzitter de beslissing van de rechtbank in het openbaar uitgesproken.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

De wrakingskamer stelt voorop dat verzoekers tijdig en zorgvuldig zijn opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek. Het verzoek is ingekomen op een zondag, daags voor de zitting van de bodemzaak die op maandag 31 maart 2014 om 13.00 uur zou aanvangen.
De algemeen secretaris van de wrakingskamer heeft verzoekers gebeld op het door hen in het wrakingsverzoek opgegeven mobiele telefoonnummer waarop zij - naar eigen zeggen - te bereiken zouden zijn voor de bekendmaking van de datum van het bijeenkomen van de wrakingskamer. Ook is geprobeerd verzoekers op twee andere in het dossier opgenomen telefoonnummers te bereiken. Verder is een bericht achtergelaten op de voicemail van verzoekers en is aan verzoekers een e-mail verstuurd over het tijdstip van de zitting van de wrakingskamer, zijnde een uur voor de geappointeerde zitting in de familiezaak.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
De wrakingskamer stelt vast dat de rechtbank op 26 maart 2014 een brief heeft ontvangen van verzoekers waarin wordt verzocht om de op 31 maart 2014 geplande zitting meervoudig en op een latere datum te laten plaatsvinden. Dit aanhoudingsverzoek is ingegeven door het gestelde feit dat verzoekers meer tijd nodig hebben ter voorbereiding van de zitting.
Bij brief van 27 maart 2014 heeft een senior juridisch medewerkster, naar aanleiding van een brief van verzoekers van 26 maart 2014, namens de rechtbank aan verzoekers meegedeeld dat de zaak op 31 maart 2014 om 13.15 uur door een meervoudige kamer zal worden behandeld en dat de zitting doorgang zal vinden. De overige door verzoekers gedane verzoeken zullen – blijkens de inhoud van de brief – ter zitting worden besproken.
Verzoekers hebben – samengevat – aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat het belang van hun kind en het belang van de goede procesorde ernstig in geding is door de afwijzing van het uitstelverzoek. Immers, de tijd tussen de ontvangst van de oproeping op 6 maart j.l. en de zitting van 31 maart is voor een voorbereiding te kort, terwijl ook de rechters dienen te beschikken over alle mogelijke recente documenten die er zijn van beide partijen om tot een gedegen besluit te komen. Dit is nu niet het geval. Door het aanhoudingsverzoek af te wijzen hebben de rechters de schijn van partijdigheid gewekt.
De wrakingskamer heeft hiervoor reeds voorop gesteld dat een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten en omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen.
De beslissing op een aanhoudingsverzoek is een namens de meervoudige kamer meegedeelde procedurele beslissing. Kritiek op een dergelijke beslissing is op zich geen toereikende grond voor wraking en vormt zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, geen grond voor de slotsom dat de vrees voor partijdigheid van de rechters gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer tekent hierbij ten overvloede aan dat de beslissing niet meer inhield dan dat de geplande zitting doorgang zou vinden. De overige verzoeken, die zagen op nog te verkrijgen documenten en het eventueel horen van informanten, zouden immers ter zitting worden besproken.
Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen sprake is van (schijn) van partijdigheid, zodat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.

3.BESLISSING

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechters af;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
- beveelt dat de griffier van de wrakingskamer onverwijld mededeling van deze beslissing doet aan verzoekers, indien voorafgaand aan de behandeling van de bodemzaak verschenen, en aan de voorzitter van het team familie van de rechtbank;
- beveelt dat zodra mogelijk de op schrift te stellen uitspraak aan verzoekers en aan de rechters zal worden toegezonden.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. J. Gisolf en
mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van M.H. Affourtit-Kramer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 maart 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.