ECLI:NL:RBNHO:2014:3885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
210534 / HA RK 14-5
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. S.N. Schipper in civiele procedure

Op 10 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. S.N. Schipper, ingediend door de gemachtigde van verzoeker. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op een faxbericht dat mr. Schipper anderhalf jaar eerder had gestuurd naar de gemachtigde van verzoeker, waarin hij zijn ongenoegen uitte over de communicatie van de gemachtigde met een griffiemedewerker. Verzoeker stelde dat deze communicatie blijk gaf van vooringenomenheid van mr. Schipper, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoert, zich in een andere zaak hebben voorgedaan en dat verzoeker geen partij was in die zaak. De rechtbank benadrukte dat mr. Schipper in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend sectorvoorzitter handelde en dat zijn opmerkingen specifiek betrekking hadden op de communicatie van de gemachtigde met de griffie, en niet op de inhoud van de hoofdzaak.

De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve of subjectieve gronden waren voor de vrees dat mr. Schipper niet onpartijdig zou zijn in de hoofdzaak. De gekozen bewoordingen van mr. Schipper werden als ongelukkig beschouwd, maar niet als voldoende om de schijn van partijdigheid te rechtvaardigen. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en beval de voortzetting van de hoofdzaak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 210534 / HA RK 14-5
Beslissing van 10 maart 2014
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat [gemachtigde], advocaat te Nieuw-Vennep.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.N. Schipper

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 20 januari 2014 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Kanton, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer 2294635 CV EXPL 13-9533, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
Mr. Schipper heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 24 februari 2014. Verzoeker, mr. Schipper en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is niet verschenen. Wel heeft zijn gemachtigde ter zitting namens verzoeker het woord gevoerd. Mr. Schipper heeft, met kennisgeving, van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. Evenmin is de wederpartij in de hoofdzaak ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
In het najaar van 2012 is door een kantonrechter in de rechtbank Haarlem beslist dat in een zaak waarin [gemachtigde] als gemachtigde van een van de procespartijen optrad, de behandeling van de zaak enkele weken zou worden aangehouden. Deze zaak betreft niet de zaak, waar onderhavig wrakingsverzoek betrekking op heeft.
2.2
Deze beslissing van de kantonrechter is door een griffiemedewerker aan [gemachtigde] telefonisch medegedeeld.
2.3
Op 12 september 2012 heeft mr. Schipper mede naar aanleiding van dit telefoongesprek een faxbericht naar [gemachtigde] gestuurd. In dit faxbericht is onder meer te lezen:
‘Ik had u telefonisch mijn ongenoegen kenbaar willen maken over de manier waarop u mevrouw B. te woord heeft gestaan en over de toonzetting en de inhoud van uw bovengenoemde faxbericht. (…)’
‘Het gaat mijns inziens niet aan om telefonisch tekeer te gaan tegen de griffiemedewerkster die u het standpunt van de kantonrechter overbrengt. Ik verzoek u in het vervolg een andere toon te bezigen’(…)
‘Ik neem aan dat u heus wel begrijpt dat u deze beslissing toch echt zult moeten accepteren, maar ook hier geldt de toonzetting weinig betamelijk is.’(…)
‘Ik verzoek u vriendelijk om in het vervolg in telefonische en schriftelijke contacten met de rechtbank een andere toonzetting te kiezen’.
2.4
Op 22 januari 2014 zou in de zaak van verzoeker een comparitie van partijen plaatsvinden waarin mr. Schipper als comparitierechter zou optreden. Bij brief van 20 januari 2014 heeft [gemachtigde] een wrakingsverzoek ingediend onder verwijzing naar voornoemd faxbericht.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – aangevoerd dat mr. Schipper blijk heeft gegeven van ernstige vooringenomenheid tegen de gemachtigde van verzoeker, welke vooringenomenheid naar voren komt in de brief van mr. Schipper aan de gemachtigde van 12 september 2012 in de hoofdzaak alsmede in de schriftelijk reactie van mr. Schipper op het wrakingsverzoek. Door de gekozen bewoordingen die mr. Schipper zonder terughoudendheid hanteert, heeft hij bij verzoeker tenminste de schijn van partijdigheid gewekt nu de persoonlijke instelling van mr. Schipper de gemachtigde van verzoeker in de hoofdzaak betreft.
3.2
De gemachtigde van verzoeker heeft er op gewezen dat hij in bedoelde fax en reactie op het wrakingsverzoek door mr. Schipper indirect wordt neergezet als onbetrouwbaar, opvliegend en niet professioneel. Daarnaast worden in genoemde brieven feiten als vaststaand gepresenteerd waarbij sprake is van een sterke veroordeling van de gemachtigde van verzoeker terwijl mr. Schipper slechts het relaas van de griffiemedewerkster kende en het beginsel van hoor- en wederhoor niet heeft toegepast. Een en ander leidt tot de conclusie dat mr. Schipper de gemachtigde heeft veroordeeld op basis van een persoonlijke overtuiging die bij mr. Schipper leefde, aldus verzoeker.
Daarnaast heeft verzoeker er op gewezen dat het faxbericht en de schriftelijke reactie van mr. Schipper een onjuiste voorstelling van zaken bevatten. Zo heeft mr. Schipper de brief van 12 september 2012 niet geschreven met het oogmerk [gemachtigde] er van op de hoogte te stellen dat de zitting ondanks diens bezwaren toch doorgang zou vinden maar, gelet op de beginwoorden van die brief, maar slechts om zijn ongenoegen te laten blijken. In dit verband heeft de gemachtigde van verzoeker met name gewezen op het gebruik van het woord ‘onbetamelijk’ waarmee zijn handelen wordt gekwalificeerd. Met het gebruik van dit woord wordt rechtstreeks verwezen naar artikel 46 van de Advocatenwet en de daarin verwoorde mogelijkheid om een advocaat veroordeeld te krijgen door de Raad van Discipline.
Ten slotte, zo is namens verzoeker aangevoerd, heeft mr. Schipper ondanks diens toezegging nagelaten bij [gemachtigde], naar aanleiding van het telefonisch contact, terug te komen op onderhavige kwestie.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 36 Rv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert: de zogenoemde subjectieve toets. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid: de zogenoemde objectieve toets.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Gesteld noch gebleken is dat mr. Schipper jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.3
De wrakingskamer stelt bij de beoordeling van onderhavig wrakingsverzoek voorop dat de omstandigheden die volgens verzoeker maken dat mr. Schipper in zijn zaak de schijn van partijdigheid heeft gewekt, zich anderhalf jaar geleden hebben voorgedaan tijdens contacten tussen [gemachtigde] en mr. Schipper met betrekking tot een andere zaak, waarbij verzoeker geen partij was en waarmee hij niets van doen heeft.
4.4
Voorts acht de wrakingskamer het, in tegenstelling tot [gemachtigde], van belang dat het faxbericht van 12 september 2012 door mr. Schipper is geschreven in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend sectorvoorzitter. In die hoedanigheid verricht mr. Schipper immers organisatorische werkzaamheden. Tot het takenpakket van de (plaatsvervangend) sectorvoorzitter behoort onder meer het optreden bij problemen van organisatorische aard, zoals in dit geval is gebeurd naar aanleiding van een mededeling van de griffiemedewerker. De vergelijking die [gemachtigde] heeft gemaakt met het register van nevenfuncties voor rechters gaat naar het oordeel van de wrakingskamer niet op, reeds omdat het daarbij gaat om functies die buiten de organisatie van de rechterlijke macht worden uitgeoefend.
4.5
Verzoeker dient te worden nagegeven dat de door mr. Schipper – in zijn hoedanigheid van fungerend sectorvoorzitter – in het faxbericht van 12 september 2012 en ook in zijn reactie naar aanleiding het wrakingsverzoek, gekozen bewoordingen met betrekking tot (thans zijn) gemachtigde [gemachtigde] stellig zijn en een aantal kwalificaties inhouden. De bewoordingen zijn daarmee weinig gelukkig gekozen. Naar het oordeel van de wrakingskamer vormen de bewoordingen echter geen grond voor schijn van partijdigheid in de zaak van verzoeker. Deze bewoordingen hebben immers zo specifiek betrekking op de wijze van communiceren van [gemachtigde] met de griffie in een andere zaak, dat een algemeen (voor)oordeel van mr Schipper over [gemachtigde] daar niet in kan worden gelezen.
4.6
Ook het feit dat [gemachtigde] destijds voordat de faxbrief uitging niet in de gelegenheid is geweest zijn kant van het verhaal naar voren te brengen, maakt niet dat de vrees gegrond is dat mr. Schipper in zijn hoedanigheid van rechter het beginsel van hoor- en wederhoor niet zal toepassen. Ook hierbij acht de rechtbank allereerst van belang dat mr. Schipper middels zijn faxbericht van 12 september 2012 optrad als sectorvoorzitter naar aanleiding van een incident dat zich tussen een griffiemedewerker en [gemachtigde] had voorgedaan. Een dergelijke situatie is niet vergelijkbaar met de rechterlijke behandeling van een rechtszaak.
4.7
Bij het oordeel van de wrakingskamer speelt bovendien een rol dat onderhavig wrakingsverzoek lijkt te zijn ingegeven door een gevoel van onvrede bij de gemachtigde zelf omtrent de wijze waarop het incident met de griffiemedewerker door mr. Schipper indertijd is afgewikkeld. Echter, voornoemd faxbericht en het telefonisch contact dat [gemachtigde] en mr. Schipper naar aanleiding daarvan hebben gehad, vormden toentertijd voor de gemachtigde kennelijk geen aanleiding om daarop nog terug te komen, dan wel voor het indienen van een klacht tegen mr. Schipper.
4.8
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek overigens naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van mr. Schipper af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de administratie van het team Kanton, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Smit, voorzitter, mr. C.E. van Oosten – van Smaalen en mr. J. Candido, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Klerk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.