ECLI:NL:RBNHO:2014:3817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
C/14/153193/HA ZA 14-112
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening ten behoeve van het project N23 Westfrisiaweg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2014 een vonnis gewezen in het kader van een vervroegde onteigening door de provincie Noord-Holland. De provincie had een verzoek ingediend voor de onteigening van een perceel grond ten behoeve van de reconstructie van de provinciale wegen N507 en N243, als onderdeel van het project N23 Westfrisiaweg. De onteigening was noodzakelijk voor de aanleg en aanpassing van de aansluitingen van de provinciale wegen op de rijksweg A7. De gedaagde, eigenaar van het onroerende goed, had het aanbod van de provincie voor schadeloosstelling van € 31.282,-- niet aanvaard, maar de rechtbank oordeelde dat de wettelijke voorschriften voor de onteigening in acht waren genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering tot vervroegde onteigening, maar de aangeboden schadeloosstelling als ongenoegzaam heeft verworpen. De rechtbank heeft het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op 100% van het aangeboden bedrag, en heeft bepaald dat een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden ter begroting van de schadeloosstelling. Het voorlopig oordeel van de deskundigen, dat eerder was gedeponeerd, zal gelden als conceptdeskundigenrapport in deze procedure.

De rechtbank heeft verder bepaald dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk op 23 juli 2014 ter griffie moet worden gedeponeerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het Noordhollands Dagblad aangewezen als het nieuwsblad waarin een uittreksel van het vonnis moet worden gepubliceerd. De verdere beslissing omtrent de kosten is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/14/153193 / HA ZA 14-112
Vonnis van 23 april 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelend te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. J.S. Procee,
tegen
GEDAAGDE,
wonende te Hensbroek,
gedaagde,
advocaat mr. O.H. Minjon.
Partijen zullen hierna “de provincie” en “Gedaagde” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte houdende overlegging producties
- de akte depot nr. 2014/2
- de conclusie van antwoord met producties
- de akte houdende overlegging exploten van overbetekening.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 25 november 2013, nr. 2013002337, gepubliceerd in de Staatscourant van 12 december 2013, nr. 33996 (hierna: het KB), is op het verzoek van de provincie Noord-Holland bij brief van 6 maart 2013, kenmerk 83097/151058, een aantal onroerende zaken ten algemenen nutte en ten name van de provincie ter onteigening aangewezen ingevolge artikel 72a van de Onteigeningswet (Ow) ten behoeve van het project N23 Westfrisiaweg, deeltraject 2 “Obdam-A7”, betreffende de reconstructie van de provinciale wegen N507 en N243, vanaf de brug over de Ringvaart (N507), de grens met de gemeente Heerhugowaard (km 2.322) tot en met de kruising met de provinciale weg N247 (km 3.361), alsmede de aanleg en de aanpassingen van de aansluitingen van de provinciale wegen N243 en N247 op de rijksweg A7 (ter hoogte van km 3.150), met bijkomende werken in de gemeente Koggenland.
2.2.
In het KB is Gedaagde aangewezen als eigenaar van de volgende ter onteigening aangewezen onroerende zaak:
- grondplannummer 102, een deel van 00.53.52 ha van het perceel kadastraal bekend gemeente Obdam, sectie E, nummer 420, totaal groot: 10.47.50 ha, kadastraal omschreven als “Terrein (Akkerbouw)”.
2.3.
De provincie heeft op 12 september 2013 op de voet van artikel 54a Ow ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot vervroegde opneming en benoeming van een rechter-commissaris en deskundigen.
2.4.
Bij beschikking van 10 oktober 2013 in de zaak met zaaknummer / rekestnummer: C/14/148596 / HA RK 13/83 heeft de rechtbank onder meer een deskundigenonderzoek bevolen voor opneming van de ligging en gesteldheid van genoemde onroerende zaak en drie deskundigen benoemd.
2.5.
Op 15 januari 2014 heeft de plaatsopneming plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is gemaakt.

3.De standpunten van partijen

3.1.
De provincie vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bij vervroeging uit zal spreken de onteigening van de onder nummer 2.2 van dit vonnis genoemde, ter onteigening aangewezen onroerende zaak, ten name van de provincie, vrij van alle lasten en rechten en
a) bij aanvaarding van het aanbod door Gedaagde het bedrag van de schadeloosstelling vast zal stellen op het bedrag van € 31.282,-- voor alle schaden en kosten hoe ook genaamd doch exclusief de kosten van deskundige bijstand en de eventueel door Gedaagde te lijden belastingschade als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening;
b) zal bepalen dat de provincie het onder sub 7 van de dagvaarding beschreven bijkomend aanbod gestand doet,
indien het aanbod door Gedaagde niet wordt aanvaard:
c) het voorschot op de schadeloosstelling zal bepalen op 90% van het aangeboden bedrag, zijnde (afgerond) € 28.154,--;
d) zal bepalen dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is, tenzij deze wordt verlangd en in dat laatste geval zal bepalen dat de provincie zekerheid mag stellen door 100% van het aangeboden bedrag als voorschot te betalen
en voorts:
e) zal bepalen dat het in de procedure met zaak- en rekestnummer C/14/148596 / HA RK 13/83 uit te brengen voorlopig oordeel heeft te gelden als conceptdeskundigenrapport in de onderhavige procedure, en
f) ingevolge artikel 54j lid 2 Ow de data voor nederlegging van het (concept)deskundigenrapport zal vaststellen,
alles kosten rechtens.
3.2.
Gedaagde stelt dat hij in het kader van de tot op heden doorlopen onteigeningsprocedure het aanbod van de provincie niet heeft aanvaard. Verder spreekt Gedaagde de wens uit, hoewel de onderhavige procedure niet primair is gericht op het vaststellen van de aan hem toe te kennen schadeloosstelling, dat in het kader van deze procedure de onderhandelingen op dit punt kunnen worden afgerond. Gedaagde ziet het definitieve deskundigenbericht met belangstelling tegemoet.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank leidt uit de conclusie van antwoord en de hierbij overgelegde producties af dat Gedaagde de door de provincie aangeboden schadeloosstelling als ongenoegzaam verwerpt, maar geen verweer voert tegen de vordering tot vervroegde onteigening. Nu voorts blijkens de inhoud van de stukken alle op de onderhavige onteigening betrekking hebbende wettelijke voorschriften in acht zijn genomen, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
4.2.
De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling, overeenkomstig de vordering van de provincie, vaststellen op 100% van het bij dagvaarding aangeboden bedrag, te weten € 31.282,--. Een ondubbelzinnige wilsverklaring waarin Gedaagde afstand doet van zekerheidstelling voor de voldoening van een deel van het voorschot op de schadeloosstelling, als het voorschot op het lagere, in de wet als hoofdregel neergelegde, uitgangspunt van 90% wordt bepaald, ontbreekt immers en de provincie heeft subsidiair gevorderd te bepalen dat zekerheid wordt gesteld door 100% van het aangeboden bedrag aan schadeloosstelling als voorschot te betalen.
4.3.
Nu Gedaagde het aanbod tot schadeloosstelling van de provincie niet heeft aanvaard, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 54j Ow zich laten voorlichten door deskundigen voor begroting van de schadeloosstelling. Gelet op het hiervoor onder 2.4 en 2.5 vermelde, stelt de rechtbank vast dat de opneming door de deskundigen met betrekking tot het te onteigenen perceel reeds heeft plaatsgehad. Zoals gevorderd zal de rechtbank bepalen dat het voorlopig oordeel van de deskundigen over de waarde van het te onteigenen perceel in de verzoekschriftprocedure heeft te gelden als het concept van het deskundigenrapport in onderhavige procedure. Gebleken is dat het voorlopig oordeel van de deskundigen op 10 april 2014 ter griffie van de rechtbank is gedeponeerd. Partijen krijgen gedurende een maand na dagtekening van dit vonnis de gelegenheid op dit conceptdeskundigenbericht te reageren. De datum van nederlegging ter griffie van het definitieve deskundigenrapport zal worden bepaald op twee maanden daarna, te weten op
23 juli 2014.
4.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
spreekt uit de vervroegde onteigening ten name van de provincie, ten behoeve van het project N23 Westfrisiaweg, deeltraject 2 “Obdam-A7”, betreffende de reconstructie van de provinciale wegen N507 en N243, vanaf de brug over de Ringvaart (N507), de grens met de gemeente Heerhugowaard (km 2.322) tot en met de kruising met de provinciale weg N247 (km 3.361), alsmede de aanleg en de aanpassingen van de aansluitingen van de provinciale wegen N243 en N247 op de rijksweg A7 (ter hoogte van km 3.150), met bijkomende werken in de gemeente Koggenland, vrij van alle bestaande lasten en rechten, van de onroerende zaak, die is aangeduid op de grondplantekening die ter inzage heeft gelegen en die in het KB nader is vermeld als:
- grondplannummer 102, een deel van 00.53.52 ha van het perceel kadastraal bekend gemeente Obdam, sectie E, nummer 420, totaal groot: 10.47.50 ha, kadastraal omschreven als “Terrein (Akkerbouw)”,
5.2.
bepaalt het door de provincie als onteigenende partij te betalen voorschot op de schadeloosstelling op € 31.282,-- (éénendertigduizend tweehonderdtweeëntachtig euro), rechtstreeks te betalen aan Gedaagde,
5.3.
beveelt dat een deskundigenonderzoek zal plaatshebben ter begroting van de schadeloosstelling,
5.4.
bepaalt dat het voorlopig oordeel van de bij beschikking van 10 oktober 2013 van deze rechtbank met zaak- en rekestnummer C/14/148596 / HA RK 13/83 benoemde drie deskundigen zal gelden als een conceptdeskundigenrapport ter begroting van de schade in onderhavige procedure,
5.5.
bepaalt dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk 23 juli 2014 ter griffie van de rechtbank dient te worden gedeponeerd,
5.6.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het in de gemeente Koggenland verschijnende Noordhollands Dagblad aan als nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing, waaronder die omtrent de kosten, aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.