ECLI:NL:RBNHO:2014:3792

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
AWB-13_3042
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WW-uitkering en faillissementsuitkering op basis van gefingeerd dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat zij ten onrechte een WW-uitkering en een faillissementsuitkering had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op basis van een gefingeerd dienstverband bij [bedrijf] BV een WW-uitkering ontving over de periode van 30 november 2009 tot en met 28 februari 2010, en een faillissementsuitkering over de periode van 1 juni 2009 tot en met 27 november 2009. Verweerder had eerder besloten dat eiseres een bedrag van € 8.891,39 en € 20.395,46 moest terugbetalen, wat eiseres betwistte.

Tijdens de zitting op 15 april 2014 is eiseres niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de faillietverklaring van [bedrijf] BV op 14 oktober 2009 en de aangifte van faillissementsfraude door de curator. De rechtbank concludeert dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, waardoor eiseres niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen en geen recht had op de uitkeringen. Eiseres' beroep werd als ongegrond verklaard, omdat haar argumenten niet voldoende onderbouwd waren en de rechtbank verweerder's standpunt voldoende gemotiveerd achtte.

De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/3042

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 mei 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2013 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Werkloosheidswet (WW) herzien over de periode van 30 november 2009 tot en met 28 februari 2010. Bepaald is dat eiseres een bedrag van € 8.891,39 moet terugbetalen.
Bij besluit van 21 januari 2013 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij ten onrechte een faillissementsuitkering op grond van de WW heeft ontvangen en dat zij over de periode van 1 juni 2009 tot en met 27 november 2009 een bedrag van € 20.395,46 moet terugbetalen.
Bij besluit van 25 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaarschriften van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014.
Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. D. Spiering.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 14 oktober 2009 is [bedrijf] BV te [plaatsnaam] failliet verklaard. Op 6 mei 2010 is door de curator bij de FIOD aangifte gedaan van faillissementsfraude. Naar aanleiding hiervan heeft een onderzoek plaatsgevonden. Op 17 december 2012 is een rapport werknemersfraude opgesteld en op
7 januari 2013 is een aanvullend rapport opgesteld. In dit rapport wordt geconcludeerd dat ten aanzien van eiseres sprake was van een gefingeerd dienstverband. Eiseres stond in het personeelsbestand en Suwinet geregistreerd met een dienstverband bij [bedrijf] BV sedert 1 mei 2009. Uit het faillissementsdossier blijkt, dat eiseres was geregistreerd als algemeen medewerkster, voor 40 uur per week. Eiseres heeft in de periode van 19 oktober 2009 tot en met 27 november 2009 een faillissementsuitkering op grond van de WW ontvangen, in verband met het faillissement van [bedrijf] BV. In de periode van 30 november 2009 tot en met 28 februari 2010 heeft eiseres een WW uitkering ontvangen.
2.
Het bestreden besluit is gebaseerd op het standpunt dat eiseres op basis van een gefingeerd dienstverband een faillissementsuitkering en een WW-uitkering heeft ontvangen. Er was geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat eiseres gelet hierop niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen en geen recht had op de uitkeringen. Zij dient de ten onrechte ontvangen uitkeringen inclusief loonheffing terug te betalen aan verweerder. Van een dringende reden is volgens verweerder niet gebleken.
3.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel degelijk werkzaam is geweest voor [bedrijf] BV.
4.
De rechtbank overweegt als volgt. De beroepsgrond van eiseres betreft een niet nader gemotiveerde herhaling van hetgeen zij in bezwaar heeft aangevoerd. In het bestreden besluit is verweerder voldoende gemotiveerd op die gronden ingegaan onder verwijzing naar thans geldende jurisprudentie. Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot het oordeel dat de weerlegging van de bezwaargronden door verweerder onjuist of onvolledig zou zijn. Het enkele standpunt dat eiseres wel werkzaam is geweest bij [bedrijf] BV kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep nu nadere onderbouwing van deze stelling ontbreekt. Gelet hierop kan hetgeen is aangevoerd niet leiden tot een gegrond beroep.
5.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, voorzitter, mr. L.M. Kos en mr. A.T.B. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. A. Buiskool, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.