Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
2. Doel
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [A]. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, waarbij verweerder € 37.500 bij het inkomen van eiser heeft geteld op basis van een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. Eiser heeft deze bijtelling betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de uitleg van de vaststellingsovereenkomst door eiser niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen pleitbaar inzicht heeft gehad in de feitelijke situatie en dat hij zijn standpunt niet feitelijk heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van kwade trouw bij eiser, waardoor de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de vaststellingsovereenkomst duidelijk is en dat eiser zich niet kan beroepen op oninbaarheid van debiteuren om de bijtelling te vermijden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de navorderingsaanslag.