2.8De rechtbank overweegt als volgt.
De vrouw heeft haar behoefte, uitgaande van de zogenoemde Hofnorm en een netto gezinsinkomen van € 5.500,00 per maand, becijferd op € 2.397,00 netto per maand, aldus
€ 3.548,00 bruto per maand.
De man heeft vervolgens onweersproken gesteld dat het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning € 5.801,00 per maand bedroeg. De behoefte van de vrouw bedraagt 60% van dit inkomen, verminderd met de kosten van de kinderen, die, zoals onder punt 2.5 is vastgesteld, € 1.490,00 per maand bedragen, zijnde € 2.586,00 netto per maand. Voor de berekening van de behoeftigheid van de vrouw dient op die behoefte het eigen inkomen van de vrouw in mindering te worden gebracht. De vrouw heeft gesteld onlangs een yogastudio te zijn gestart en het afgelopen jaar als yogalerares een inkomen te hebben gehad van
€ 400,00 netto per maand. De man heeft daarop gesteld dat het bruto equivalent van dat inkomen € 800,00 per maand bedraagt. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op het voor de vrouw geldende belastingtarief, onjuist is. De rechtbank zal uitgaan van een bruto inkomen van € 575,00 per maand. Uitgaande van deze gegevens overstijgt de aanvullende behoefte van de vrouw het door de man gestelde bedrag van € 3.305,00 bruto per maand niet, zodat de rechtbank uitgaat van dit bedrag.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de man over voldoende draagkracht beschikt om een partnerbijdrage te betalen.
Bij de bepaling van de draagkracht van de man wordt uitgegaan van de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens:
- het bruto jaarsalaris van € 132.000,00;
- de algemene heffingskorting en de arbeidskorting;
- de helft van het eigenwoningforfait van € 2.121,00 per jaar;
- de door de man betaalde lasten van de echtelijke woning, te weten:
– de hypotheekrente van € 33.750,00 per jaar;
– de premie levensverzekering ad € 1.068,00 per jaar, nu deze post ter zitting door de vrouw is bestreden en door haar onweersproken op dit bedrag is gesteld;
– de forfaitaire eigenaarslasten ad € 95,00 per maand;
– de hypotheekaflossing van € 270,00 per maand;
De rechtbank ziet in het kader van deze procedure geen aanleiding om rekening te houden met een onredelijke woonlast, zoals door de vrouw ter zitting is gesteld.
- premies voor lijfrenten van € 1.036,00 per jaar;
De rechtbank houdt geen rekening met het eigen risico inzake de zorgverzekering, nu deze last gemotiveerd door de vrouw is betwist en de man geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat dit risico daadwerkelijk structureel wordt verbruikt. De premie zorgverzekering is door de man terecht niet opgevoerd, nu de man hiervoor een (belaste) bijdrage van de werkgever ontvangt.
- tot slot houdt de rechtbank rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, en een draagkrachtpercentage van 60%.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en rekening houdend met de fiscale effecten alsmede de door de man te betalen kinderbijdrage, acht de rechtbank de man in staat een partnerbijdrage te betalen van € 1.979,00 bruto per maand.