In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen PROJECTEN B.V. en de COÖPERATIEVE RABOBANK IJMOND NOORD U.A. over de vraag of de aanvraag van het faillissement door de bank misbruik van procesrecht vormde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bank het faillissement heeft aangevraagd op basis van een onbetaalde vordering die door de eiseres was erkend. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, omdat de bank niet op voorhand kon weten dat de aanvraag kansloos was. De rechtbank heeft de vordering van PROJECTEN B.V. afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de bank toegewezen. De rechtbank overwoog dat de bank, ondanks eerdere beslaglegging, voldoende belang had bij de faillissementsaanvraag, omdat deze aanvraag mogelijk zou kunnen leiden tot betaling van de openstaande schuld. De rechtbank concludeerde dat de bank niet onrechtmatig had gehandeld door het faillissement aan te vragen, en dat de eiseres in de proceskosten werd veroordeeld.