Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
deelnemingen
activavan de
Kapitalisatiefactor
Vaststelling van de verkoopprijs door overeenkomstig 6.1 de waarde van de verkochte aandelen te bepalen
Vaststelling van de juistheid van de overeengekomen verkoopprijs, hetgeen ziet op de juistheid van de cijfers in de jaarrekening 2005.
waarde in het economisch verkeer” heeft gehanteerd, welke gewoonlijk (wel) objectief dient te worden vastgesteld aan de hand van hetgeen in de markt gebruikelijk is. Zoals gezegd; dit is niet wat de rechtbank bij de verlening van deze opdracht aan de deskundige heeft bedoeld.
op basis van de parameters van de rapportage [naam 3] van 4 maart 2005”. Dit gaat er echter aan voorbij dat partijen na maart 2005 aanvullende afspraken hebben gemaakt over de factoren die bij het bepalen van de stille reserves toegepast zouden worden. Daarom gaat de rechtbank ook aan die berekening voorbij.
ongeacht of deze op voormelde slotbalans reeds zijn geactiveerd” in de notariële akte, gelet op de hiervoor weergegeven kern van de afspraken, in dit verband geen zelfstandige betekenis toe. In verband met een aantal correcties bedroeg de koopprijs voor de aandelen voor [voorletters eiseres 2] Holding (B.V.) € 1.020.000 en voor [eiseres 1] (B.V.) € 1.330.000. Voor de stille reserves in roerende zaken zou nog een taxatie en afrekening plaatsvinden. Partijen hebben verder afgesproken dat op basis van de definitieve cijfers over 2005 de stille reserves voor de assurantieportefeuille en de makelaardij definitief bepaald worden en dat eventuele wijzigingen daarin verdisconteerd worden in de definitieve koopprijs.
onder aftrek van een voorziening voor latente belasting”. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
het vaststellingsdocument”. Volgens [eiseressen] is dat de basis geweest voor de verdere onderhandelingen tussen partijen (o.a. sub 35 dagvaarding). Ook [naam 1] Beheer is verder uitgegaan van de in dat vaststellingsdocument gehanteerde factoren. Dit blijkt ook uit het feit dat zij de factoren zoals genoemd in het vaststellingsdocument, heeft toegepast in een van de hand van de heer [naam 1] afkomstig memo d.d. 25 november 2005 (productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie/conclusie van eis in reconventie). Aldus kan de rechtbank ervan uitgaan dat partijen, wat ook zij van de in de branche gebruikelijke factoren voor het bepalen van de “
waarde in het economisch verkeer”, deze berekeningswijze en daarbij behorende factoren en wegingen zijn overeengekomen en hebben gehanteerd voor het bepalen van de stille reserves voor de assurantieportefeuille en de makelaardij. Nogmaals wijst de rechtbank er op dat het hier gaat om de stille reserves en niet om (geactiveerde) goodwill, zoals die in de jaarrekeningen is opgenomen. Die goodwill wordt geacht te zijn verdisconteerd in het eigen vermogen van [naam 1] Groep en laat de gemaakte afspraken over de wijze waarop de stille reserves zouden worden gewaardeerd onverlet.
intrinsieke waardevan de assurantieportefeuille de volgende factoren gebruikt:
€ 4.800.210
rentabiliteitswaardevan de assurantieportefeuille is gebaseerd op de omzet minus de exploitatiekosten in 2003 (wegingsfactor 1), 2004 (wegingsfactor 2) en 2005 (wegingsfactor 3), met aftrek eenmalige bate in 2004.
€ 3.325.665.
stille reserves van de makelaardijzijn partijen uitgegaan van de omzet 2003 (€ 818.556), 2004 (€ 824.710) en prognose 2005 (€ 825.000) Gemiddeld geeft dat een omzet van € 822.755. De goodwill is vervolgens vastgesteld op een factor 0,75 daarvan, zijnde
€ 617.067
€ 4.434.245.
stille reserves voor de assurantieportefeuille en de makelaardij, onder aftrek van een voorziening voor latente belasting” op € 4.000.000 sluit. Immers, indien in dit bedrag de latente belastingclaim al is verwerkt, zou de stille reserve komen aanzienlijk boven de 4 miljoen euro. Indien van genoemd bedrag de latente belastingclaim nog af zou moeten, zou de stille reserve onder aftrek van de voorziening voor latente belasting circa 3,65 miljoen euro bedragen. Slechts [naam 1] Beheer heeft inzichtelijk gemaakt hoe dat is verlopen. Niet, dan wel onvoldoende betwist heeft [naam 1] Beheer hierover aangevoerd dat de koopsom en de waardering van de stille reserves voortvloeien uit haar memo van 25 november 2005. Daarin staat het volgende vermeld:
-/-150.000
x50%
De in de jaarrekening opgenomen afschrijving op goodwill is niet opgenomen. In 2005 en 2004 bedroeg deze respectievelijk € 203.000,- en € 190.000,-.
- De in de omzet opgenomen ‘Dotatie reserve beheerprovisie’ van respectievelijk € 59.000,- (2005) en € 44.000,- (2004) is tevens niet opgenomen.
- De in de omzet opgenomen ‘Dotatie beheerprovisie tekencommissie’ ad € 9.000,- (2005) en 6 75.000,- (2004) is niet opgenomen.
- De in de omzet opgenomen ‘Dotatievrijval onverdiende provisie’ van respectievelijk € 10.000,- (2005, vrijval) en € 17.000,- (2004, dotatie) is niet opgenomen.
- ..
- Tot slot zijn de rentebaten en -lasten en incidentele baten en -lasten niet opgenomen. In 2005 bedroeg dit een negatief saldo van € 6.000,-. Voor 2004 is dit te verwaarlozen.”
rentabiliteitswaardewas in 2003 € 388.000 In 2004 € 421.000 en in 2005
€ 3.248.759.
stille reserve van de makelaardijzijn partijen uitgegaan van de omzet 2003 (€ 818.556), 2004 (€ 824.710) en prognose 2005 (€ 825.000) Gemiddeld geeft dat een omzet van € 822.755. De goodwill is vervolgens vastgesteld op een factor 0,75 daarvan, zijnde € 617.067. Onbetwist hebben [eiseressen] aangevoerd dat, op basis van de definitieve jaarstukken van 2005, de waarde goodwill van het makelaarsbedrijf met toepassing van deze methode op een bedrag van
€ 630.051moet worden gesteld (o.a. dagvaarding productie 16 en akte d.d. 16 december 2010 sub 48). De rechtbank ziet in de gemaakte afspraken en hetgeen partijen later in deze procedure hebben aangevoerd (in het bijzonder naar aanleiding van het deskundigenbericht), geen aanleiding van dit bedrag af te wijken en normalisaties en/of correcties toe te passen.
nog aanwezige goodwill inbreng 1997” ten bedrage van
thans vier procent (4%) ’s-Jaars”. Kennelijk hebben partijen bedoeld aan te sluiten bij de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW en niet bij die van artikel 6:119a BW. Toewijsbaar is aldus de “gewone” wettelijke rente vanaf 1 januari 2006.
4.470,00(5 punten × tarief € 894,00)