In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. ing. B.J.B. Boersma, en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Nijmegen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek om terugbetaling van douanerechten dat door eiseres was ingediend. Eiseres had in 2011 een verzoek om terugbetaling ingediend, dat door verweerder op 6 maart 2012 was afgewezen. Na een uitspraak op bezwaar van 15 februari 2013, waarin de afwijzing werd gehandhaafd, heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 oktober 2013 zijn vertegenwoordigers van beide partijen verschenen.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 13 december 2013 het onderzoek heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken over te leggen. Eiseres heeft op 8 januari 2014 stukken ingediend, waar verweerder op 6 februari 2014 op heeft gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming was tussen partijen dat de overgelegde certificaten van oorsprong betrekking hadden op de goederen die in het verzoek om terugbetaling waren aangegeven. De rechtbank heeft overwogen dat de verlate indiening van de certificaten moest worden aanvaard, omdat aan de voorwaarden voor toewijzing van het verzoek om terugbetaling was voldaan.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de beschikking tot afwijzing van het verzoek om terugbetaling vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder eiseres een teruggaaf van € 10.754,06 moet verlenen, met uitzondering van het deel van het verzoek dat betrekking heeft op aangiften die vóór 20 december 2008 zijn gedaan, waarvoor het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.