ECLI:NL:RBNHO:2014:2911

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
15/840161-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van cocaïne en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte 1], die beschuldigd werd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op 29 november 2013, samen met medeverdachten, opzettelijk een grote hoeveelheid cocaïne, ongeveer 15.100 gram, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Verdachte speelde een organiserende rol in het drugstransport en gaf instructies aan medeverdachten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verdachte in het bezit was van een Glock-pistool met 13 patronen. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard en verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van verdachte in het drugscircuit en het bezit van een vuurwapen. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over het beslag, waarbij enkele mobiele telefoons verbeurd zijn verklaard en het vuurwapen en de cocaïne aan het verkeer zijn onttrokken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840161-13 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Leiderdorp en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid cocaïne (te weten ongeveer 15100 gram) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Schiphol en/of Leiderdorp en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15100 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9mm), en/of munitie van categorie III, te weten 13 kogelpatronen (kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen van de verlengde invoer van 15.100 gram cocaïne met medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2].
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat enkel het onder 1 subsidiair, alsmede het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard. Verdachte dient van het hem onder 1 primair ten gelegde feit te worden vrijgesproken, omdat geen bewijsmiddelen voorhanden zijn voor de invoer van de bij verdachte aangetroffen cocaïne. Dat de cocaïne aan boord van een vlucht op 29 november 2013 Nederland is binnengekomen is slechts gebaseerd op vermoedens. Verdachte is op geen enkele wijze betrokken geweest bij invoer van cocaïne. Evenmin kan uit de bewijsmiddelen volgen dat hij instructies heeft gegeven over het in ontvangst nemen en vervoeren van drugs. Indien en voor zover de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van invoer, verzoekt de raadsman om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek met betrekking tot de op de luchthaven Schiphol in gebruik zijnde irisscan. Gelet op de gewichtsbepaling die bij de irisscan plaatsvindt, is het immers onmogelijk dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een dergelijk groot gewicht aan cocaïne onopgemerkt van airside naar landside hebben gebracht.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Naar aanleiding van binnengekomen CIE informatie op 28 augustus 2013 is onder de onderzoeksnaam Lyons een opsporingsonderzoek ingesteld naar [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) die zich bezig zou houden met het binnenhalen van cocaïne op Schiphol. Na raadpleging van informatie uit diverse politiesystemen, ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] zich bezig houdt met het in vereniging invoeren van verdovende middelen dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. [2] Uit onderzoek is komen vast te staan dat medeverdachte [medeverdachte 1] als KLM medewerker werkzaam is op de luchthaven Schiphol bij de afdeling Ground Services en dat hij in het bezit is van een Schipholpas met nummer [nummer]. [3]
Voorts is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [4]
Dit telefoonnummer is in de periode van 27 september 2013 tot en met 19 december 2013 afgeluisterd. Op 4 oktober wordt een inkomend SMS-bericht ontvangen, verstuurd vanaf nummer [telefoonnummer 2]:
Gesprek 184: “Hi [accountnaam 2] kijk gooi die andere tel waar ik je sms weg ik breng een andere ok”. [5]
Op 6 oktober 2013 worden de volgende sms-berichten tussen [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] waargenomen:
Gesprek 265: [medeverdachte 1] ontvangt SMS met de tekst: “31 leeftijd ok”
Gesprek 274: [medeverdachte 1] stuurt bericht met de tekst: “He hoee veel broeken moet uk bestellen”
Gesprek 275: [medeverdachte 1] ontvangt bericht met de tekst: “3”
Gesprek 276: [medeverdachte 1] stuurt bericht met de tekst: “ok”
Gesprek 280: [medeverdachte 1] stuurt bericht met de tekst: “niets”
Gesprek 281: [medeverdachte 1] stuurt bericht met de tekst: “kut”
Gesprek 282: [medeverdachte 1] ontvangt bericht met de tekst: “ Sorry was mijn fout was R”
Gesprek 285: [medeverdachte 1] ontvangt bericht met de tekst: “Maat 31 r”
Gesprek 286: [medeverdachte 1] stuurt bericht met de tekst: “Als je gelijk had gereageerd kon ik die broeken nog halenr die gozer is al weg”
Gesprek 287: [medeverdachte 1] ontvangt bericht met de tekst: “Kijk ok maar we kun het morgen chekken”
Op grond van kennis en ervaring bij de KMar is bekend dat in het vrachtruim van vliegtuigen vaker verdovende middelen worden verstopt in de zijwanden. Op deze zijwanden komen de kenmerken 31 L en 31 R voor, waarbij de L voor links staat en de R voor rechts. [6]
Uit nader onderzoek naar telefoongegevens is gebleken dat de bij het telefoonnummer [telefoonnummer 2] behorende SIM-kaart werd gebruikt in een mobiele telefoon welke was voorzien van het IMEI-nummer [imei-nummer]. Op 6 november 2013 om 11.49 uur werd een SMS-bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] met de tekst: [7]
“Awo tende wak mi por saka un kos bon pero e hende nan ta duna mi na 29 .5 awo wak ta nos kit ta tussen ta hopi”
De vertaling hiervan luidt: Hoi luister ik kan aan iets goeds komen maar de mensen geven het mij voor 29.5 kijk het zijn wij die ertussen zitten zijn erg
Uit onderzoek is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid komen vast te staan dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en het telefoontoestel met IMEI-nummer [imei-nummer] in gebruik is bij verdachte [verdachte 1] (hierna: [verdachte 1]). Ook is komen vast te staan dat [verdachte 1] een Antilliaans restaurant heeft genaamd [restaurant], gevestigd aan de [adres 2], en dat hij in een personenauto merk Audi type A5 rijdt met kenteken [kenteken]. [8]
Op vrijdag 29 november 2013 werd door het observatieteam van de Brigade Speciale
Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke Marechaussee (KMar) een observatie uitgevoerd op verdachte [verdachte 1], waarbij het volgende is waargenomen:
Om 13.22 uur stapt [verdachte 1] in Rotterdam ter hoogte van zijn restaurant [restaurant] in zijn Audi A5 met kenteken [kenteken] en rijdt weg. Hij parkeert zijn Audi om 14:09 uur op een parkeerplaats aan de Persant Snoepweg te Leiderdorp, behorende hij het AC restaurant, waar om 14:24 uur links van de Audi een zwarte Alfa Romeo GT, voorzien van het kenteken [kenteken], parkeert. Om 14:25 uur stapt een onbekende man als bestuurder uit de Alfa en [medeverdachte 1] stapt als bijrijder uit de Alfa. Om 14:26 uur opent [verdachte 1] de kofferbak van de Audi. Om 14:27 uur opent de onbekende man de kofferbak van de Alfa en pakt een witte plastic tas met ronde blauwe opdruk uit de kofferbak van de Alfa. Hij geeft deze tas aan [verdachte 1], die de witte tas vervolgens in de kofferbak van de Audi legt. Vervolgens pakt [verdachte 1] een kleine zwarte tas uit de kofferbak van de Audi en geeft deze aan de onbekende man. De onbekende man stapt als bestuurder in de Alfa en [medeverdachte 1] en [verdachte 1] lopen naar de voorzijde van de Audi.
Dan stapt de onbekende man met lege handen uit de Alfa en loopt naar de voorkant van de Audi en maakt contact met [medeverdachte 1] en [verdachte 1]. Hierna loopt [verdachte 1] naar de bijrijderskant van de Alfa en opent het portier en pakt een grote zwarte sporttas met zwarte handvatten, met de afmetingen 40 cm, bij 30 cm, bij 30 cm, uit de Alfa en legt de sporttas in de kofferbak van de Audi en sluit de kofferbak. Om 14:31 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1], [verdachte 1] en de onbekende man afscheid van elkaar nemen en [verdachte 1] stapt in de Audi. De onbekende man stapt als bestuurder in de Alfa en [medeverdachte 1] stapt als bijrijder in de Alfa. De Alfa rijdt weg en om 14:32 uur rijdt de Audi weg. [9]
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) is gebleken dat het kenteken van de waargenomen zwarte Alfa vanaf 1 februari 2013 op naam staat van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), geboren op [geboortedatum] en woonachtig op [adres 3]. Uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie van [medeverdachte 1] is vast komen te staan dat [medeverdachte 1] op 28 november 2013 om 22:09 uur belt naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4], welk telefoonnummer ten name is gesteld van [medeverdachte 2]. Tijdens dit gesprek informeert [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] morgen aanwezig is. [10]
Op grond van de bevindingen van het observatieteam is op 29 november 2013 overgegaan tot het controleren en doorzoeken van het voertuig van [verdachte 1]. Op de Laan van Zuid te Rotterdam werd daartoe een stopteken gegeven en in de kofferbak van de door [verdachte 1] bestuurde Audi werd een donker grijze tas aangetroffen van het merk “Hugo Boss” met daarin diverse pakketten. Hierop is verdachte [verdachte 1] aangehouden. [11]
Uit nader onderzoek naar de inbeslaggenomen donker grijze tas kwam naar voren dat zich in deze tas 10 pakketten bevonden. [12] In de kofferbak van de Audi werd tevens een witte plastic tas aangetroffen waarop een logo was gedrukt met twee tennisbatjes. In deze plastic tas werden nog eens 5 pakketten aangetroffen. [13]
Het nettogewicht van de zich in de pakketten bevindende witte stof bedroeg 15.121,7 gram. De pakketten bestonden uit een blok samengeperst wit poeder met als opdruk de afbeelding van een schorpioen, terwijl de verpakking onder meer was voorzien van een transparante sealbag, blauwkleurig carbonpapier (Pelikan), huishoudfolie, een vette substantie, zwartkleurige krimpfolie, rubber, witkleurige tape en transparante tape. [14] Van elk van de 15 pakketten is een monster van de zich daarin bevindende witte stof ter analyse verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. [15] Uit onderzoek van dit laboratorium is gebleken dat het opgestuurde onderzoeksmateriaal telkens cocaïne bevat. [16]
In de Audi van [verdachte 1] zijn voorts - onder meer - drie mobiele telefoons aangetroffen, te weten een zwarte Nokia, een zwarte Blackberry met een zilveren randje en nog een zwarte Blackberry. [17]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte 1] op 29 november 2013 aan de [adres 1] te Rotterdam is - onder meer - een kopie aangetroffen van een werkrooster dat overeenkomt met het werkrooster van [medeverdachte 1]. [18]
Op 30 november 2013 werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] buiten heterdaad aangehouden.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] op 29 november 2013 aan de [adres 3] te Den Haag werd een zwarte mobiele telefoon van het merk Blackberry aangetroffen. [19]
Uit de verkregen gegevens van het Schipholpasgebruik van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werd vastgesteld dat zij op vrijdag 29 november 2013 om 13.57 uur respectievelijk 13.58 uur gebruik hebben gemaakt van Tourniquet 58 welke zich bevindt ter hoogte van het mortuarium op Schiphol. Dit is een personeelsdoorgang waar alleen uitgaand voetverkeer mogelijk is en welke gebruikt kan worden om van “airside” naar “landside” te bewegen. [20]
Voorts is tijdens de doorzoeking van de Alfa Romeo van [medeverdachte 2] een zogenaamde P12 parkeerpas voorzien van nummer [nummer] aangetroffen. [21] Uit onderzoek naar het gebruik van deze pas bleek dat deze pas op 29 november 2013 tweemaal is geregistreerd, om 5.37 uur is er een registratie van de P12 pas voor de ingang van parkeergarage P12 en om 14.07 uur is er een registratie van de P12 pas voor de uitgang van parkeergarage P12. [22]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgens hun werkroosters op 29 november 2013 beiden als KLM medewerker dienst hadden van 6.00 uur tot 14.30 uur. [23] Volgens hun werkrooster hebben zij beiden dezelfde vluchten afgehandeld op 29 november 2013, terwijl hun werkzaamheden van de laatste vlucht die door hen werd afgehandeld eindigde om 13.40 uur. [24]
Van de onder alle verdachten inbeslaggenomen mobiele telefoons is onderzoek gedaan aan de veiliggestelde data van de geheugeninhoud van deze telefoons, de SIM-kaarten en geheugenkaarten.
Op de mobiele telefoon van het merk Blackberry Curve type 9320 die op 29 november 2013 in de Audi A5 van [verdachte 1] is aangetroffen werden meerdere afbeeldingen aangetroffen. Het betroffen onder meer afbeeldingen van de buiten- en binnenkant van vliegtuigen. Een aantal afbeeldingen betreffen afbeeldingen van diverse locaties (met bijbehorende ruimtecoderingen) in vliegtuigen. Op een aantal afbeeldingen waren pakketten afgebeeld. Ook werden er afbeeldingen aangetroffen van locaties in vliegtuigen met onder meer de code 31R. Deze telefoon bezat een Blackberry Pin code: [nummer] met Account name: [accountnaam 1]. [25]
In deze telefoon bevond zich een SD kaart (geheugenkaart). Op deze geheugenkaart werden 63 afbeeldingen aangetroffen van zogenaamde pakketten en blokken van een witte stof, waarvan er 23 in het dossier zijn afgedrukt. Op één van de afbeeldingen zijn vijf pakketten afgebeeld op een keukenblad, met daarbij een folder van [restaurant]. Tijdens de doorzoeking ter in beslagname in de woning van [verdachte 1], op het adres [adres 1] te Rotterdam, werden foto’s gemaakt van de keuken in de woning. Het aanrechtblad, de tegels en aanwezige theedoeken in die keuken vertonen grote gelijkenis met de afgebeelde ruimte op de foto waarop de vijf pakketten staan afgebeeld. Op één van de afbeeldingen is een blok samengeperst wit poeder zichtbaar met als opdruk de afbeelding van een schorpioen. [26]
Uit nader onderzoek aan deze telefoon werden in de veiliggestelde data meerdere PIN berichten aangetroffen. De PIN berichten waren in meerdere talen gevoerd, te weten Nederlands, Spaans en Papiaments. De PIN berichten zijn vertaald door beëdigde tolken.
Tijdens het ingestelde onderzoek aan de veiliggestelde data werd onder andere een PIN gesprek aangetroffen, gevoerd op vrijdag 29 november 2013, tussen de gebruiker van de Blackberry, die gebruik maakt van de account name “[accountnaam 1]”, en een tegenpartij die gebruik maakt van de account name “[accountnaam 2]”. [27]
Gedurende de doorzoeking ter inbeslagname op het adres [adres 4] te Almere, het woonadres van [medeverdachte 1], werd een Blackberry Curve mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen (KVI 21). [28] Uit een nader ingesteld onderzoek bleek dat de PIN account naam van deze Blackberry mobiele telefoon “[accountnaam 2]” betrof.
In het PIN gesprek op 29 november 2013 dat is gevoerd tussen de accountnamen “[accountnaam 1]” en “[accountnaam 2]” wordt in de ochtend het volgende gecommuniceerd:
“[accountnaam 2]” stuurt “[accountnaam 1]” het bericht: “He swa” en vervolgens “Rond 2uur leiderdorp”.
“[accountnaam 1]” antwoordt “[accountnaam 2]”: “Bij die mc”, waarop “[accountnaam 2]” dit bevestigt met: “Ja”. [29]
Om 14:18 uur stuurt “[accountnaam 1]” aan “[accountnaam 2]” het bericht: “Ai ik ben parkeer naast een grijs en wit busje”, waarop “[accountnaam 2]”, om 14:22 uur reageert met: “Bn onderweg 5 min”. [30]
Op 29 november 2013 werd omstreeks 14:24 uur tijdens de eerder genoemde observatie vastgesteld dat verdachte [verdachte 1], op de parkeerplaats van het AC restaurant, gelegen aan de A4 te Leiderdorp een ontmoeting had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De ontmoeting vond plaats naast een grijs-witte bus [31] .
“[accountnaam 2]” stuurt om 15:09 uur een bericht naar “[accountnaam 1]” met de inhoud: “Bn je goed aangekomen”. “[accountnaam 1]” reageert hierop om 15:09 uur met twee berichten: “Bijna thuis” en “Ben in rott wel”. Op 29 november 2013, te 15:25 uur werd verdachte [verdachte 1] aangehouden in Rotterdam met in de kofferbak van zijn Audi een hoeveelheid van ongeveer 15,1 kilo cocaïne. [32]
In een onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Blackberry Curve telefoon (KVI 18) bevond zich een SD kaart (geheugenkaart). Op deze geheugenkaart werden afbeeldingen aangetroffen van ruimtes dan wel locaties in vliegtuigen met daarop onder meer de codes 22R en 23R afgebeeld. Ook werden er twee afbeeldingen aangetroffen waarop pakketten staan afgebeeld. [33]
Tijdens de doorzoeking ter in beslagname op het adres [adres 3] te ‘s-Gravenhage in de woning van [medeverdachte 2] werd een Blackberry, model Bold, aangetroffen en in beslaggenomen (KVI 01), waarin zich een SD-kaart (geheugenkaart) bevond. Op deze geheugenkaart werden afbeeldingen aangetroffen van locaties in vliegtuigen. [34]
Uit een onderzoek naar het internetverkeer vanuit de aansluiting in de woning van verdachte [verdachte 1] is gebleken dat op 29 november tussen 11.20 en 11.27 onder meer de websites van de luchthaven Schiphol en de KLM zijn bekeken. [35]
Verdachte [verdachte 1] heeft in zijn eerste verhoor bij de KMar verklaard dat hij eigenaar is van [restaurant] te Rotterdam en dat de zaak de laatste tijd niet zo goed loopt. De Audi A5 heeft hij geleased en hij gaat ervan uit dat er verdovende middelen in zijn auto zijn aangetroffen, waarvan hij denkt dat het cocaïne is. Hij is tien jaar geleden op [geboorteplaats] aangehouden voor een transport van 24 kilogram cocaïne. [36]
In zijn tweede verhoor bij de KMar heeft verdachte over de tas die in zijn kofferbak is aangetroffen verklaard dat hij op 29 november 2013 die tas aan de mensen in de Alfa had gegeven en dat die toen nog leeg was.
Verdachte [medeverdachte 2] heeft bij de KMar verklaard dat hij op vrijdag 29 november 2013 samen met [medeverdachte 1] naar Leiderdorp is gereden en dat hij het heeft verkloot. Hij en [medeverdachte 1] hadden daar een afspraak met iemand. Hij wilde een ritje maken en veel geld verdienen. Hij zat zo diep in de schulden, dat hij geen ander mogelijkheid meer zag dan om daar naartoe te rijden om zo uit de financiële problemen te komen. [medeverdachte 1] zou van die andere man in de Audi A5 geld krijgen. Hij heeft op de parkeerplaats die tassen overgedragen en het klopt dat [medeverdachte 1] hem de avond ervoor had gebeld met de vraag of hij die volgende morgen moest werken. [37]
Verdachte [verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 29 november 2013 de opdracht had om naar de parkeerplaats in Leiderdorp te gaan en dat hij de telefoons die ochtend om 8.00 uur van iemand had gekregen om contact te kunnen opnemen. Hij wist dat hij dit deed om wat te kunnen verdienen en zag het als een soort klusje. Hij wist dat wat hij deed niet legaal was. [38]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte 1] op 29 november 2013 aan de [adres 1] te Rotterdam is in de la van een nachtkastje op de slaapkamer van verdachte een vuurwapen van het merk Glock aangetroffen met daarin een patroonhouder bevattende 13 patronen. [39] Verdachte heeft verklaard dat dit vuurwapen met daarin een patroonhouder voorzien van patronen van hem is. [40] [41]
3.5. Bewijsoverweging (feit 1)
Hoewel bij de rechtbank, gelet op de vele aanwijzingen in het dossier, het vermoeden bestaat dat het [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geweest die op 29 november 2013 in opdracht of op aanwijzing van [verdachte 1] de pakketten cocaïne uit een of meerdere vliegtuigen hebben gehaald (volgens hun rooster hadden zij die dag dienst tot 14:30 uur), kan niet worden uitgesloten dat er andere, onbekend gebleven, personen betrokken zijn geweest die evengoed in de gelegenheid waren de vijftien pakketten met cocaïne feitelijk van boord te (laten) halen en/of vervolgens van air-side naar land-side te brengen. Ook de officier van justitie heeft deze mogelijkheid opengelaten.
Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [verdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen invoeren van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet spreekt van de zogenaamde ruime invoer, hetgeen inhoudt dat ook indien blijkt dat een verdachte handelingen heeft verricht die niet het daadwerkelijk binnen Nederland brengen van verdovende middelen zelf betreft, de enkele wetenschap dat de drugs betrekkelijk kort daarvoor Nederland zijn binnengebracht voldoende is om onder deze bepaling te vallen.
Met betrekking tot die wetenschap neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat pakketten cocaïne vanuit bronlanden veelvuldig via de luchthaven Schiphol het Europese vast land bereiken. In casu gaat de rechtbank er van uit dat de vijftien in beslag genomen pakketten van één en dezelfde zending afkomstig zijn gelet op de overeenkomsten in verpakkingsmateriaal en opdruk (schorpioen). Uit het verloop van de gebeurtenissen ter plaatse in samenhang met de overige redengevende feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat deze vijftien pakketten kort daarvoor op de luchthaven Schiphol het grondgebied van Nederland zijn binnengekomen en dat verdachte en zijn medeverdachten dat ook wisten. Immers deze pakketten zijn binnen een tijdsbestek van nog geen 10 minuten nadat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vrijwel gelijktijdig door dezelfde doorgang van airside af liepen, in de auto van [medeverdachte 2] gelegd en direct overgebracht naar [verdachte 1]. Door het observatieteam is waargenomen dat [verdachte 1] om 14:09 uur reeds gereed stond in Leiderdorp op een parkeerplaats langs de snelweg om deze pakketten (die om 14:07 uur van de parkeerplaats P12 in de Alfa van [medeverdachte 2] zijn kant op kwamen) nog geen half uur later in ontvangst te nemen en vervolgens mee naar Rotterdam te nemen.
Met betrekking tot verdachtes wetenschap neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking.
Op grond van de inhoud van de onder 3.4 weergegeven afgeluisterde telefoongesprekken en tekstberichten, stelt de rechtbank vast dat verdachte [verdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 1] communiceerden aan de hand van versluierd taalgebruik als zij over verstopplekken voor pakketten verdovende middelen in vliegtuigtoestellen en het van boord (laten) halen van pakketten verdovende middelen spraken. Zo duidt het tekstgesprek tussen [verdachte 1] en [medeverdachte 1] op 6 oktober 2013 waarin wordt gesproken over ‘3 broeken’ en ‘maat 31 R’, op pakketten verdovende middelen die in bepaalde ruimtes in het vrachtruim van een vliegtuig verstopt zouden zitten maar kennelijk niet worden aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de berichten en gesprekken alsmede de aangetroffen afbeeldingen op telefoons en geheugenkaarten bij verdachte en medeverdachten in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op het (verder) invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen op een vooraf bekend gemaakte datum, al dan niet met gebruikmaking van ruimtes in luchtvaartuigen die als verstopplek zouden kunnen dienen en waarbij onderling werd afgestemd hoe de drugs vervolgens door wie verder het grondgebied van Nederland binnen zouden worden gebracht.
Op SD kaarten uit telefoons van de verdachten [verdachte 1] en [medeverdachte 1] zijn daarenboven ook afbeeldingen aangetroffen van pakketten, soortgelijk aan pakketten die veelal op Schiphol in beslag worden genomen en waarin doorgaans cocaïne wordt aangetroffen. Bovendien zijn op de SD kaart uit de telefoon van verdachte [verdachte 1] afbeeldingen opgeslagen van blokken van een witte stof in diens keuken en op één van de afbeeldingen is een blok samengeperst wit poeder zichtbaar met als opdruk de afbeelding van een schorpioen, een soortgelijke afdruk als op de blokken die op 29 november 2013 onder verdachte [verdachte 1] in beslag zijn genomen. Daarnaast heeft verdachte [verdachte 1] op 6 november 2013 een sms-bericht verstuurd met de tekst: “de mensen geven het mij voor 29.5". Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de kiloprijs van cocaïne uit een bronland is gelegen rond de dertigduizend euro, zodat dit sms-bericht de rechtbank doet vermoeden dat verdachte zich bezig houdt met de aankoopmogelijkheden van cocaïne vanuit een bronland. Tenslotte is in de woning van [verdachte 1] een papieren uitdraai van een werkrooster aangetroffen dat overeenkomt met het rooster van [medeverdachte 1] en zijn op 29 november in de ochtend vanuit de woning van [verdachte 1] websites bezocht van onder andere de luchthaven Schiphol en de KLM.
Vorengenoemde omstandigheden dragen verder bij aan het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wetenschap had van het binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 29 november 2013 en bestond tussen verdachte en zijn medeverdachten een volledige nauwe en bewuste samenwerking gericht op de (verlengde) invoer van cocaïne.
Nadere bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat hij op 29 november 2013 enkel iets moest ophalen van de parkeerplaats in Leiderdorp. Anderen hadden hem daartoe opdracht gegeven en van die personen heeft hij op 29 november 2013 om 8.00 uur de later die dag onder hem inbeslaggenomen Blackberry telefoon gekregen teneinde contact te kunnen onderhouden met de persoon van wie hij op de parkeerplaats in Leiderdorp iets zou ontvangen. Hij zou daarbij niet gedacht hebben dat dit te maken had met drugsinvoer van in dit geval cocaïne. Er is aldus sprake van een alternatief scenario met betrekking tot de herkomst van de Blackberry telefoon, aldus de raadsman van verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Het is aan de verdachte om zodanige feiten en omstandigheden te stellen dat zijn (voorshands onwaarschijnlijke) scenario voldoende wordt onderbouwd. Dit houdt in dat, waar van verdachte naar aanleiding van voorgehouden vaststaande feiten redelijke, verifieerbare verklaringen mochten worden verwacht en deze verklaringen niet zijn gegeven, aan de uitleg van verdachte geen gewicht kan worden toegekend. De verklaring van verdachte dat de in zijn Audi in beslag genomen Blackberry telefoons van anderen afkomstig zijn, van wie hij de namen niet wil noemen, wordt weersproken door het onderzoek naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (pagina’s 123-154 van het dossier). Uit dit onderzoek is immers gebleken dat verdachte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de gebruiker is van dit telefoonnummer, hetgeen door hem ook niet is betwist. De rechtbank gaat daar ook van uit. Uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie is gebleken dat reeds op 4 en 6 oktober alsmede op 6 november 2013 contact tussen [medeverdachte 1] en verdachte is geweest. Dat verdachte de Blackberry telefoons ter beschikking had gekregen om op 29 november 2013 contact te kunnen onderhouden met [medeverdachte 1] is dan ook aantoonbaar onjuist. Bovendien zijn op een van de afbeeldingen in de Blackberry opgestapelde zwarte pakketten te zien in een ruimte die de rechtbank aanmerkt als zijnde de keuken in de woning van verdachte. Naast deze pakketten ligt een uitdrukkelijk in beeld gebrachte folder van verdachtes bedrijf [restaurant]. De door verdachte ter terechtzitting gegeven verklaring, inhoudende dat deze foto waarschijnlijk door de eigenaar van de Blackberry in zijn keuken is gemaakt en dat daar toevallig de folder van zijn bedrijf op staat, overtuigt de rechtbank niet. Daar komt bij dat verdachte in zijn eerste verhoor heeft verklaard dat hij er van uitgaat dat er verdovende middelen in zijn auto zijn aangetroffen, waarvan hij denkt dat het cocaïne is.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario gelet op het voorgaande dan ook zo onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig, dat zijn verklaringen daaromtrent louter bedoeld zijn om de waarheid over zijn werkelijke aandeel bij de verweten invoer te bemantelen. Deze verklaring schuift de rechtbank om die reden ter zijde.
Nu voor de bewezenverklaring van de (ruime) invoer niet van belang is door wie en op welke wijze de cocaïne Nederland is binnengebracht, maar de enkele constatering, dat het kort daarvoor Nederland is binnengebracht en dat verdachte daarvan op de hoogte was, voldoende is, kan het voorwaardelijke verzoek van de raadsman met betrekking tot de irisscan onbesproken blijven.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
Feit 1:
Primair
hij op 29 november 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Leiderdorp en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid cocaïne, te weten 15100 gram;
Feit 2:
hij op 29 november 2013 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, model 26, kaliber 9mm), en munitie van categorie III, te weten 13 kogelpatronen (kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de twee mobiele telefoons met de beslagnummers 2 en 3 dienen te worden verbeurd verklaard en dat het vuurwapen, de patroonhouder en de cocaïne met de beslagnummers 27, 28 en 30 dienen te worden onttrokken aan het verkeer en dat de mobiele telefoon met beslagnummer 29 aan verdachte kan worden geretourneerd.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar een aantal uitspraken in drugszaken zich op het standpunt gesteld dat enkel een bewezenverklaring kan volgen van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zodat kan worden volstaan met een gevangenisstraf tussen de twee en vier jaren.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.4. Hoofdstraf
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) invoer van een grote hoeveelheid, te weten ruim vijftien kilogram cocaïne.
Verdachte trad op als organiserende partij tussen de aanvoerende en de afhalende partij en vormde aldus een onmisbare schakel bij de drugstransporten. Hieruit leidt de rechtbank ook af dat verdachte binnen dit drugstransport een hogere positie bekleedde dan zijn medeverdachten. Dit blijkt bovendien uit het feit dat verdachte aan [medeverdachte 1] de opdracht geeft zijn “tel” (“tel” betekent naar de rechtbank aanneemt telefoon) weg te gooien en aangeeft dat hij een nieuwe zal brengen. Alsook uit het feit dat hij aangeeft dat hij aan iets goeds kan komen en dat de mensen het hem geven voor 29.5.
De rechtbank neemt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in aanmerking dat verdachte kennelijk een organiserende en begeleidende rol in deze cocaïnesmokkel had. Hij is immers betrokken geweest bij het voorbereiden en opstarten van het vertrek van zijn medeverdachten en heeft deze ook geïnstrueerd te komen tot de afgesproken plek op de parkeerplaats te Leiderdorp alwaar de cocaïne werd overgedragen aan verdachte.
Aldus heeft verdachte door zijn handelswijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Gelet op de hoeveelheden cocaïne gaat de rechtbank er van uit dat het louter verdachtes zucht naar financieel gewin is geweest die hem tot zijn gedragingen heeft gebracht.
Voorts is verdachte in het bezit van een vuurwapen met scherpe patronen. Op zichzelf is dit een ernstig strafbaar feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico's en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Het is verontrustend te noemen dat verdachte een voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen in zijn nachtkastje heeft liggen en daarbij andere vormen van criminaliteit faciliteert. Een vuurwapen pleegt immers niet doorgeladen te worden als de houder daarvan niet van plan is om daarmee ook te schieten, met alle mogelijke onaanvaardbare consequenties van dien.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten, waaronder de hoeveelheid cocaïne en het bezit van een doorgeladen vuurwapen, is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.5. Bijkomende straf verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven mobiele telefoons met de beslagnummers 2 en 3 dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit met behulp van die telefoons, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
6.6 Vermogensmaatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een vuurwapen, een patroonhouder met 13 patronen en de cocaïne, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven mobiele telefoon van het merk Blackberry Bold met beslagnummer 29 dient te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien deze telefoon niet in verband is te brengen met het onder 1 primair bewezenverklaarde feit en hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESTIG (60) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Telefoontoestel, kl: zwart, Blackberry Curve (beslagnummer 2);
1.00 STK Telefoontoestel, kl: zwart, Blackberry Curve (beslagnummer 3).
Onttrekt aan het verkeer:
1.00 STK Wapen, kl: zwart, Glock 26 (beslagnummer 27);
1.00 STK Patroonhouder, Glock 9 mm, inclusief 13 patronen (beslagnummer 28);
15,00 KG Cocaïne (beslagnummer 30).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1.00 STK Telefoontoestel, kl: zwart, Blackberry Bold (beslagnummer 29).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
Mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.S. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2014.
Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 68-71).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2013 (Dossiermap 2, pagina’s 685-688).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 73-77).
5.Proces-verbaal van relaas d.d. 11 februari 2014 (Dossiermap I, pagina 24 in verbinding met pagina 90)
6.Proces-verbaal van relaas d.d. 11 februari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 25-27 in verbinding met pagina’s 100-111).
7.Proces-verbaal van relaas d.d. 11 februari 2014 (Dossiermap 1, pagina 29 in verbinding met pagina 116).
8.Proces-verbaal van bevindingen vaststelling vermoedelijke identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] d.d. 14 november 2013).
9.Proces-verbaal van observeren op vrijdag 29 november 2013 d.d. 2 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 155-161).
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 163 en 166).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2013 (Dossiermap1, pagina’s 169-170).
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 171-173).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d.31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 174-175).
14.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 6 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 176-182) en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 183).
15.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 184-185).
16.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d.16 januari 2014, met zaaknummer 2014.01.08.080 (Dossiermap 1, pagina’s 524-525).
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d.31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina 175).
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 286-293).
19.Proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagname d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 3, pagina 1481).
20.Proces-verbaal van bevindingen schipholpasgebruik op 29 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 196-197).
21.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname (Dossiermap 3, pagina 1502).
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d.8 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 204).
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 205 en 207) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (dossiermap 1, pagina’s 208 en 210).
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 211).
25.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 15 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 236-241).
26.Proces-verbaal van nader onderzoek aan SD-kaart d.d.16 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 256-259).
27.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 24 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 260-266).
28.Proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagname d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 2, pagina’s 651-657).
29.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 24 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 262)
30.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 22 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 331).
31.Proces-verbaal van observeren op vrijdag 29 november 2013 d.d. 2 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 155-161), meer in het bijzonder een aan dit proces-verbaal gevoegde afdruk van een video opname (Dossiermap 1, pagina 160)
32.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 22 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 330-332).
33.Proces-verbaal van onderzoek aan geheugenkaart d.d. 16 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 296-300).
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 333-335).
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2013 (Dossiermap I, pagina 187)
36.Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 3, pagina’s 1052-1055).
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 december 2013 (Dossiermap 3, pagina’s 1393-1398).
38.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 maart 2014.
39.Proces-verbaal van binnentreding ter doorzoeking d.d. 30 november 2013 (Dossiermap 3, pagina’s 1128-1132).
40.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 3, pagina’s 1059-1060).
41.Proces-verbaal van relaas zaaksdossier 2 (dossiermap 1 , pagina’s 527-529 alsmede proces verbaal sporenonderzoek met bijlagen Dossiermap 1, pagina’s 530-531)